[18 Squibs over de relatie taal- en letterkunde]
Bij ons afscheid
Forum der Letteren, ‘tijdschrift voor taal- en letterkunde’, sluit met deze aflevering ‘squibs’ zijn 36e jaargang af en tevens zijn bestaan. In 1960 is dit periodiek gesticht als opvolger van Museum, oorspronkelijk als tijdschrift voor taalkunde, letterkunde en geschiedenis. De ‘geschiedenis’ is vanaf de 15e jaargang (1974) verdwenen. Het tijdschrift stond toen onder redactie van Bernard Al, Ariane van Santen en Pim de Vroomen, twee taalkundigen en een letterkundige, die in 1972 de leiding van het tijdschrift hadden overgenomen van het vijftal Leidse hoogleraren dat vrijwel in zijn geheel ook de eerste redactie vormde: S. Dresden, J.C. Kamerbeek, F.W.N. Hugenholtz (opvolger van L.J. Rogier), C.F.P. Stutterheim en E.M. Uhlenbeck. De beperking tot taal- en letterkunde paste in een tijd waarin een aantal ontwikkelingen in de taal- en literatuurwetenschap gelijk opgingen en de meeste talenopleidingen beide disciplines in gelijke mate in ere hielden en vaak nadrukkelijk met elkaar in verband brachten. Tevens verloren in diezelfde tijd de historische taalkunde en in mindere mate de literatuurgeschiedenis hun dominante plaats in de talenopleidingen en groeiden mede daardoor talenstudies en geschiedenis uit elkaar.
De literatuurwetenschap rond 1974 was uiteraard niet uitsluitend linguïstisch. De sterkst concurrerende benaderingen, structuralisme en semiotiek, waren echter ook sterk linguïstisch getekend. Jonathan Culier (Structuralist Poetics, 1975) wilde zelfs het literatuurwetenschappelijk structuralisme omschrijven als die literatuurwetenschap, die zich baseerde op de (voornamelijk Saussuriaanse) linguïstiek en de Russische semioticus Jury Lotman omschreef literatuur als een secundair modellerend systeem, met taal als primair systeem (zie de bijdrage van Eric Vos in dit nummer).
Maar er stonden ook andere benaderingen voor, en deels al binnen, de deur: de marxistische en psycho-analytische literatuurstudie, de sterk aan de hermeneutiek gelieerde receptie-esthetica, empirische benaderingen en literatuursociologie. In het interpretatieve circuit was er de stormachtige opkomst van deconstructie en van andere vormen van post-structuralisme. De jaren tachtig zijn verder in belangrijke mate de jaren van de feministische literatuurstudie, die in de vroege jaren negentig gezelschap heeft gekregen van o.a. post-koloniale studies. Veel literatuurstudie is in de laatste jaren ook interdisciplinair, o.a. met, anderen zullen zeggen binnen, culturele studies/cultural studies. En, om de cirkel rond te maken, literatuurwetenschap en historiografie denken in hun methodologische beschouwingen weer vaak parallel, zoals in Nederland blijkt uit o.a. het werk van Frank Ankersmit.
Van de meeste van die literatuurwetenschappelijke richtingen heeft Forum der Letteren in de laatste 20 jaar verslag gedaan en vaak zijn die richtingen startpunt geweest van, naar we hopen, oorspronkelijke bijdragen. De relatie tussen literatuurwetenschap en taalwetenschap is sinds 1974 geleidelijk zwakker geworden, hoewel bepaald niet verdwenen. De commerciële educatieve uitgever Longman bracht nog in 1992 een nieuw tijdschrift Language and Literature op de markt.
Voor en ook nog rond 1974 bestond er tussen taal- en literatuurwetenschappers -