Forum der Letteren. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |||||||||||||||||
Wat is een drieduimer? De relatie tussen samenstellende afleidingen op -er of -s en hun corresponderende drieledige samenstellingen.
| |||||||||||||||||
1. InleidingGa naar eind1.De monteur die een nieuwe drukverschilregelaar in het CV-circuit moest plaatsen, besprak telefonisch met z'n baas de aard van het ventiel. Door elkaar gebruikte hij daarvoor de woorden drieduimsventiel, drieduimer en (een) drieduims. Aan de samenstellende afleidingen die met een hoofdtelwoord beginnen zoals drteduimer en drieduims wordt gewoonlijk een binaire structuur toegekend (Booij 1992). Ook complexe samenstellingen met als eerste lid een hoofdtelwoord zoals drieduimsventiel, driemastschip, vijfsporenrecorder, worden gewoonlijk als binaire structuren opgevat (Booij 1992). In dit artikel wil ik een pleidooi houden voor een ternaire structuur zowel voor de genoemde typen samenstellende afleidingen, als voor de drie typen complexe samenstellingen en verdedigen dat bij de vorming van samenstellende afleidingen als drieduimer en drieduims de relatie met samenstellende samenstellingen van het type drieduimsventiel een essentiële rol speelt. | |||||||||||||||||
2. De interne structuur2.1. Binaire analyseWanneer we aan substantieven als drieduimer en drieduims een binaire structuur toekennen, zijn er in principe twee mogelijkheden:
Bij mogelijkheid a vatten we de samenstellende afleiding op als een samenstelling waarbij een van de basiswoorden een afleiding is op -er respectievelijk -s. Afleidingen op -er van een ongelede nominale basis behoren in het Nederlands niet tot de mogelijke woorden (Van Santen 1992; Drijklufft 1988). In Driemaster | |||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||
of vierspaker zijn master en spaker dus geen mogelijke woorden. Ook afleidingen op -s van een nominale basis zoals duims behoren niet tot de mogelijke woorden. We kunnen analyse a dus verwerpen, omdat we daarbij een productief proces (de vorming van de samenstellende afleidingen) zouden moeten herleiden tot een improductieve basis. Bij mogelijkheid b hebben we te maken met een afleiding van een samenstelling. Booij (1992) verdedigt deze analyse niet alleen voor het type drieduimer maar ook voor woorden als kortademig, wijdbeens en veelwijverij. Hij gaat er daarbij vanuit dat de bases weliswaar geen bestaande woorden zijn, maar wel mogelijke. Dit impliceert dat samenstellingen bestaande uit een hoofdtelwoord en een substantief een productieve categorie zouden vormen. Dit lijkt mij niet juist. De ANS (1984:105) vermeldt wel een paar samenstellingen die uit een hoofdtelwoord en een nomen bestaan (drietand, vierkant, drieluik, negenoog) maar zegt erbij dat dit proces alleen productief is ter vorming van complexe samenstellingen van het type hoofdtelwoord + substantief + substantief zoals driemastschip, viervoetsmaaimachine, vijfsporenrecorder, drieduimsventiel. Samenstellingen van het type hoofdtelwoord + substantief vormen geen productieve morfologische categorie. Ze zijn dus niet als mogelijke woorden te karakteriseren. Semantisch is er met de bestaande samenstellingen iets eigenaardigs aan de hand. Ze zijn allemaal sterk gelexicaliseerd. Zo is een drieluik een kunstwerk dat uit drie luiken bestaat en een drietand een staf die vrijwel geheel uit drie tanden bestaat. Een drieluik is dus geen luik, maar een schilderij en een drietand is geen tand maar een staf. Het lijkt er dus op dat in deze samenstellingen de semantische kern ontbreekt.Ga naar eind2. Je kunt de betekenis niet afleiden uit de samenstellende delen. De betekenis van de bestaande samenstellingen die uit een hoofdtelwoord en een substantief bestaan treffen we nooit aan in de productief gevormde samenstellende afleidingen en evenmin in de complexe samenstellingen. In de woorden drieluikschip of drieluiker speelt de betekenis van het bestaande woord drieluik geen rol. Een drieluiker is een schip dat gekenmerkt is door het hebben van drie luiken en zich daardoor onderscheidt van schepen met vier of zes luiken respectievelijk vierluikers en zesluikers. Van samenstellingen die bestaan uit een hoofdtelwoord + een substantief dat een lengte, een gewicht, een tijdsduur of een waarde aanduidt is geen enkel bestaand woord voorhanden. Vijfmeter (vgl. vijfmeterjacht), driepond (vgl. driepondsham/drieponder), zevenmaand (vgl. zevenmaandskind) of vijffrank (vgl. vijffrankspocket/vijffranker) zijn geen mogelijke woorden. Het is dan ook zeer onwaarschijnlijk dat aan het woord drieduimer (ding met een lengte, breedte of doorsnede van drie duim) de samenstelling drieduim ten grondslag ligt. Bovenstaande observaties ondersteunen mijn visie dat een binaire analyse voor woorden als drieduimsventiel, drieduimer of drieduims niet aannemelijk is. | |||||||||||||||||
2.2 Ternaire analyseVan Santen (1992) toont overtuigend aan dat aan samenstellende afleidingen van | |||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
het type blauwogig een drieledige structuur toegekend moet worden. Zij sluit zich hiermee aan bij de mening van Schultink (1977) die voor samenstellende afleidingen als veelwijverij en driewieler eveneens aan een ternaire structuur denkt. Ook De Vooys (1963:179) heeft zich uitgesproken over de vorming van dergelijke samenstellende afleidingen: ‘Een eigenaardig verschijnsel is, dat versmelting van twee woorden tot samenstelling eerst mogelijk wordt als er een suffix aan toegevoegd wordt’. Van Santen (1992) karakteriseert het proces als volgt: ‘Het gaat om een samenvoegen van drie elementen: twee woorden en een suffix. De verbinding ontstaat bij gratie van de afleiding. Door het suffix worden twee tot dan toe onverbonden woorden één’. Het adjectief blauw specificeert het kernwoord oog; het suffix -ig realiseert het adjectivische karakter van het woord met de daarmee gepaard gaande categoriale waarde eigen aan de morfologische categorie waartoe blauwogig behoort. Voor woorden van het type drieduimer ligt zo'n ternaire analyse eveneens voor de hand, nu gebleken is dat een binaire structuur niet aannemelijk is. Door gelijktijdig een hoofdtelwoord, een substantief en het persoon- of zaakaanduidende suffix -er te combineren, vormt het hoofdtelwoord een specificatie bij het substantief en zorgt het suffix ervoor dat we het woord interpreteren als een ding dat een afmeting van drie duim heeft of dat gekenmerkt wordt door drie duimen. De interne structuur kunnen we zo karakteriseren: [[drie]T[duim]N er]N. De suffixen -ig en -er zijn bestaande suffixen die bij gewone afleidingen dezelfde betekenisinbreng hebben als in de samenstellende afleidingen. Wel is het zo dat het suffix -er zich bij gewone afleiding alleen productief hecht aan werkwoorden. Bij het substantivische drieduims doet zich het verschijnsel voor dat het suffix -s (dat bij een drieduims verantwoordelijk zou zijn voor de interpretatie: ding met afmeting van drie duim of ding met drie duimen) bij gewone afleiding niet voorkomt. Dat zou erop kunnen wijzen dat we voor de vorming van woorden als drieduimer en drieduims nog naar een andere oplossing moeten zoeken. Het combineren van drie elementen tot een woord komt niet alleen voor bij de vorming van samenstellende afleidingen, maar ook bij de vorming van samenstellende samenstellingen als driemastschip, drieduimsventiel, etc. Hierbij worden drie aparte woorden gelijktijdig samengevoegd waarbij het derde woord als de semantische kern geïnterpreteerd wordt. Een driemastschip is een schip met drie masten; een drieduimsventiel is een ventiel met een doorsnede van drie duim. We kunnen de ternaire structuur van zulke samenstellende samenstellingen als volgt weergeven: [{[drie]T[duim]N}s[ventiel]N]N. De s is in deze structuur een bindfoneem. Met de ongelabelde accolades geef ik aan dat tijdens het woordvormingsproces de eerste twee woorden een eenheid (geen woord of woordgroep) vormen die als zodanig het derde lid specificeert. | |||||||||||||||||
2.3. Paradigmatische woordvormingAanwijzingen dat bij de vorming van samenstellende afleidingen als drieduimer, | |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
vierspaker, vijfspoorder, etc. paradigmatische factoren een rol spelen, ontleen ik aan het gebruik van dergelijke woorden. Ze worden namelijk alleen gebruikt wanneer uit de context of de situatie duidelijk blijkt over welke zaken gesproken wordt. Ze komen dan ook veelvuldig in gesproken taal voor, vrijwel altijd in combinatie met een ermee corresponderende samenstellende samenstelling (hoofdtelwoord + substantief + substantief) waarmee dezelfde zaak aangeduid wordt. Wanneer we zondermeer iemand over een drieduimer horen praten, weten we slechts dat het gaat om een ding of een levend wezen dat gekarakteriseerd is door ‘drie duim’ of ‘drie duimen’. Een kleine inventarisatie bij mijn kennissenkring leverde de volgende gebruiksmogelijkheden op: een drieduimsspijker (spijker met een lengte van drie duim) Sommige samenstellende afleidingen hebben in de loop der tijd een min of meer vaste of gangbare betekenis gekregen: viervoeter (dier met vier ‘voeten’), driemaster (schip met drie masten), driewieler (fiets met drie wielen), maar deze woorden kunnen in een andere context ook voor andere zaken gebruikt worden. Zo wordt viervoeter door de tuinlieden van de plantsoenendienst gebruikt voor de viervoetsmaaimachine (een maaimachine met een maaibreedte van vier voet; ze beschikken ook over een drievoeter en een tweevoeter); driemaster kan gebruikt worden om een zendstation met drie masten aan te duiden (driemaststation) en driewieler wordt ook gebruikt voor auto's met drie wielen of voor verschillende invalidevoertuigen met drie wielen. Het gebruik en dus ook de vorming van samenstellende afleidingen op -er wordt sterk beïnvloed door pragmatische factoren. Wanneer in een bepaalde context of situatie voor de gesprekspartners duidelijk is over welke zaak gesproken wordt, hoeft men zich niet meer te bedienen van de volledige samenstellende samenstellingen, maar kan men daarvan het kernwoord substitueren door het suffix -er. Drieduimsventiel wordt vervangen door drieduimer, omdat men in de gegeven situatie weet dat het over een ventiel gaat.Ga naar eind3. Van Marle (1985) bespreekt een aantal woordvormingsprocessen die niet berusten op een derivationele relatie, maar op de actuering van een relatie tussen twee of meer morfologische categorieën onderling. Zulke processen spelen zich af in het intercategoriale domein. Van Marle behandelt bijvoorbeeld de vorming van woorden als betweetster, bevelhebster, die gevormd zijn op basis van hun neutrale of manlijke pendanten. Het gaat daarbij om een substitutieproces waarbij het suffix -er vervangen wordt door het suffix -ster. Voor woorden als drieduimer ligt ook zo'n analoge woordvorming voor de hand. Daarbij wordt echter niet een suffix vervangen door een ander suffix, maar de semantische kern van de samenstellende samenstelling door een suffix. Het proces kan als volgt formeel gekarakteriseerd worden: | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
[{[drie]T[duim]N}s[ventiel]N]N → [{[drie]T[duim]N}er]N.
Bij dit proces wordt het bindfoneem gedeleerd, omdat daarvoor geen functie meer is. Ook de vorming van een substantief als drieduims kan gezien worden als een proces van analoge woordvorming gebaseerd op de relatie tussen twee morfologische categorieën. Ook hierbij vormt de samenstellende samenstelling het uitgangspunt. De kern daarvan wordt gedeleerd, wat mogelijk is doordat in de gegeven situatie de informatie van het kernwoord redundant is. Bij dit proces blijft het bindfoneem aanwezig, maar niet meer in zijn oorspronkelijke functie. De s zal een proces van herinterpretatie ondergaan en geïnterpreteerd worden als een morfeem dat aan het woord een adjectivische status geeft, vergelijkbaar met de s in wijdbeens. Het adjectief wordt echter substantivisch gebruikt: een drieduims. Dit proces vertoont enige overeenkomst met het substantivisch gebruik van een adjectief in een naamwoordgroep. In het antwoord ‘Geef mij maar twee rode’ op de vraag ‘Wil je rode of groene paprika's?’ is rode een substantivisch gebruikt adjectief. De correcte interpretatie is direct afhankelijk van de situatie waarin sprake was van paprika's. Eventueel zouden we drieduims kunnen opvatten als een vorm van ellipsis: een onvolledige vorm van de samenstellende samenstelling drieduimsventiel. Elliptische zinnen komen voor wanneer de context of de situatie dat toelaten (ANS:1984). Bij het gebruik van woorden als drieduims speelt zoals we gezien hebben eveneens de context of de situatie een cruciale rol. Ook de bestaande, semantisch gespecialiseerde, tweeledige woorden die uit een hoofdtelwoord en een substantief bestaan, kunnen we wat hun ontstaan betreft relateren aan drieledige samenstellingen. Zo komt naast driemastschip en driemaster ook het woord driemast voor en naast driekanthoed en driekanter het woord driekant. Taalgebruikers hebben blijkbaar de neiging complexe samenstellingen te verkorten door òf het derde lid (de semantische kern) te vervangen door -er, òf de kern te deleren, òf het tweede lid (de kenmerkende eigenschap van het ding) te deleren (zie noot 2). De vraag is nu welke typen complexe samenstellingen het uitgangspunt kunnen vormen voor substantivische samenstellende afleidingen op -er of -s. In paragraaf 3 zal ik eerst de verschillende typen drieledige samenstellingen die in aanmerking komen aan een nader onderzoek onderwerpen. Een factor die van invloed zou kunnen zijn op de rol die complexe samenstellingen kunnen spelen, is of de complexe samenstelling een binaire danwel een ternaire structuur heeft. Booij (1992) ontleent aan het accentpatroon van complexe samenstellingen als vijfsporenrecorder en aan de interpretatie van -en in het tweede lid (bindingsklank of meervoudsmorfeem) een argument om aan dergelijke complexe samenstellingen een binaire structuur toe te kennen. In paragraaf 3 zal ik laten zien dat deze argumenten niet overtuigend zijn. | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
3. Complexe samenstellingen: hoofdtelwoord als eerste lid3.1. Drie soortenIn de wielersport wordt een wiel met slechts vier spaken aangeduid als vierspaakwiel, vierspaakswiel of vierspakenwiel. We kunnen binnen de complexe samenstellingen die met een hoofdtelwoord beginnen drie verschijningsvormen onderscheiden. Alle drie de processen zijn productief. | |||||||||||||||||
a. zonder bindfoneem
Het accent ligt bij deze woorden gewoonlijk op het eerste lid, maar als het tweede lid uit meer dan een lettergreep bestaat, valt het accent op het tweede lid. Zowel het tweede als het derde lid is een substantief. | |||||||||||||||||
b. met bindfoneem s
Ook bij deze woorden ligt het accent op het eerste lid, behalve wanneer het tweede lid meer dan een syllabe bevat, dan ligt het accent op het tweede lid. Zowel het tweede als het derde lid is een substantief. | |||||||||||||||||
c. met en na het tweede lid
Bij deze woorden ligt het accent op het tweede lid. Zowel het tweede als het derde lid is een substantief.
Bij de drie genoemde typen complexe samenstellingen vormt het derde lid syntactisch en semantisch de kern. We kunnen bij elk type nog een tweedeling aanbrengen op grond van de semantische relatie tussen het tweede en derde lid.
1. Het tweede lid noemt een essentieel onderdeel of kenmerk van de zaak die met het derde lid genoemd wordt. Het eerste lid geeft dan aan hoeveel van die onderdelen of kenmerken de zaak heeft: | |||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||
Soms bestaat de zaak die in het derde lid genoemd wordt geheel uit de kenmerkende delen. Zo is een driegangenmenu een menu dat uit drie gangen bestaat, en tweecomponentenlijm lijm die uit twee componenten bestaat.
2. Het tweede lid noemt een eenheid van tijd, gewicht, afstand, waarde, enzovoort, waardoor de zaak die in het derde lid genoemd wordt, gekarakteriseerd wordt. Het eerste lid specificeert die eenheid:
De interpretatie van de lineaire maat wordt afgeleid uit de aard van het voorwerp dat in het derde lid genoemd wordt. Zo is bij een drieduimsspijker niet sprake van de doorsnede, maar van de lengte van de spijker. Bij gewone samenstellingen kan de ‘bepaald soort-relatie’ tussen de twee leden zeer divers zijn zoals uit onderstaande voorbeelden blijkt:
Rookworst (worst die gerookt wordt), slagersworst (worst die door de slager zelf gemaakt wordt), bloedworst (worst die van bloed gemaakt is), bejaardenworst (worst geschikt voor bejaarden), smeerworst (worst die je kunt smeren), enzovoort.
Ook bij de complexe samenstellingen valt zo'n diversiteit waar te nemen: Eénmanstocht (tocht die door één man gemaakt wordt), vierbekentocht (tocht langs of over vier beken), driewonderentocht (tocht waarbij je drie wonderen meemaakt), tienkilometertocht (tocht over een afstand van tien kilometer). Wat de semantische relaties betreft tussen de samenstellende delen van de complexe samenstellingen vertonen de drie typen een hoge mate van overeenkomst. Het accentpatroon wordt bij alle drie de typen bepaald door het aantal lettergrepen van het tweede lid. | |||||||||||||||||
3.2. De status van s en enMet van Santen (1992:202) ben ik van mening dat de s in woorden als drieduimsventiel een bindfoneem is. Zij signaleert een duidelijke overeenkomst | |||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||
met het optreden van het bindfoneem s in gewone samenstellingen. Zo kan bij woorden die een meervoud op en krijgen, wanneer ze als eerste lid van een samenstelling voorkomen, de tussenklank s optreden. Dwingend is dit echter niet, zoals blijkt uit de woorden schaapskooi, schaapherder, schapenfokker, schapevlees. Omdat de woorden schaapherder en schaapskooi ingeburgerd zijn, zullen we niet zo gauw de woorden schapenherder of schapenkooi gebruiken, maar onmogelijk is dit niet. Bij de complexe samenstellingen met drie leden worden de verschillende vormen vaak wel door elkaar voor dezelfde zaak gebruikt. Zo wordt naast driemijlszône ook gesproken van driemijlenzône en voor een wiel met vier spaken komen zelfs drie vormen naast elkaar voor. Van Santen (1992:202) is van mening dat naast de woorden tweepersoonsbed en tweerichtingsverkeer de woorden tweepersonenbed en tweerichtingenverkeer niet mogelijk zijn. Volgens mij zijn die woorden wel mogelijk, maar worden ze niet gebruikt, omdat er gezien de bestaande woorden geen behoefte aan is. Vooral bij nieuwe complexe samenstellingen komen de verschillende vormen naast elkaar voor, maar we signaleerden ook gebruiksverschillen. Om inzicht te verkrijgen in de factoren die een rol spelen bij de voorkeur die de taalgebruiker heeft voor een of meer van de drie typen complexe samenstellingen in een bepaalde taalgebruikssituatie, hebben we een enquête opgesteld waarbij binnen een specifieke context gekozen kan worden uit drie mogelijke woordvormen. Uit die enquête, gehouden onder een kleine honderd tweedejaarsstudenten en een aantal collega's taalkundigen, bleek dat er wel degelijk bepaalde tendenzen gesignaleerd kunnen worden met betrekking tot een voorkeur voor een van de vormen. Ter illustratie volgen hier enkele items uit de enquête:
Rozenkweker Theo brengt een nieuwe roos op de veiling. De roos heeft aan elke steel drie knoppen. Er blijkt veel belangstelling te zijn voor zijn .... a. drieknoppenroos; b. drieknopsroos; c. drieknoproos.
Een bioloog heeft in een onherbergzame streek een nieuw soort konijn ontdekt. Dit konijn maakt sprongen van vier voet. Andere springkonijnen maken veel kleinere sprongen. Het nieuw ontdekte ..... zal naar de ontdekker genoemd worden. a. viervoetskonijn; b. viervoetkonijn; c. viervoetenkonijn.
Normaal gesproken worden koffers gesloten met twee sloten. Er is nu een koffer op de markt met slechts één slot. Dat is volgens de fabrikant veel praktischer. Hij prijst zijn produkt aan met de slogan: ‘Haast? Snel vertrekken? Koop de nieuwe .... en je bent in een wip vertrokken’. a. éénslotenkoffer; b. éénslotskoffer; c. éénslotkoffer.
Wanneer in de complexe samenstelling het tweede lid een eenheid van tijd, gewicht, afstand, waarde, kwaliteit, etc. noemt, verdient de vorm met bindfoneem s evident de voorkeur. We spreken dus van een viervoetskonijn, zelden van een viervoetkonijn en helemaal niet van een viervoetenkonijn. Dit laatste woord kan alleen gebruikt worden voor een konijn met vier voeten. Naast tweepondbiljet en | |||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||
tweepondsbiljet is tweepondenbiljet niet mogelijk wanneer we het over de waarde van het biljet hebben. Dit komt overeen met het gebruik van woorden die een eenheid van gewicht, afstand, waarde, etc. uitdrukken in syntactische constructies. We zeggen: ‘Dit biljet heeft een waarde van twee pond’ (niet: *van twee ponden) of ‘Dit is een sprong van vier voet’ (niet: *van vier voeten). Is het tweede lid van de complexe samenstelling een telbaar substantief dat een concreet voorwerp of kenmerk noemt, dan blijken alle drie de vormen mogelijk te zijn zoals onder andere blijkt uit de drie woorden die gebruikt worden voor een wiel met vier spaken. Toch signaleren verschillende informanten wel degelijk een verschil in gebruik van die drie vormen. De vorm met en accentueert het uiterlijk van het wiel in contrast met andere wielen die meer spaken hebben. De aandacht wordt gericht op de vier spaken. De vormen met bindfoneem s of zonder bindfoneem roepen meer associaties op met de kwaliteit van het wiel. lets dergelijks valt ook te signaleren in een brochure van Toyota, waarin van een twaalfklepsmotor en een twaalfkleppenmotor gesproken wordt. Bij de vorm met bindfoneem s wordt de aandacht gevestigd op het vermogen van de motor dat groter is dan dat van een tienklepsmotor; bij de vorm met en wordt het grote aantal kleppen benadrukt: twaalf in plaats van tien. Deze observaties wijzen er mijns inziens op dat de en in de complexe samenstellingen opgevat wordt als een meervoudsmorfeem, niet als bindingsklank zoals Van Santen (1992:203/204) nog betoogt. Verschillende informanten onderkennen een subtiel betekenisverschil tussen een tienfrankspocket en een tienfrankenpocket. Met bindfoneem s is sprake van een pocket die tien frank kost. Bij de interpretatie gaat het om de waarde, de prijs van het boek. Bij de vorm met en heeft men een boek op het oog dat op een of andere manier gekenmerkt wordt door tien franken. Het is bijvoorbeeld een pocket die je uit een automaat kunt trekken door er tien losse franken in te werpen of het is een pocket die je kunt herkennen doordat er tien munten van een frank op afgebeeld staan. Een gelijksoortig verschil zien we bij het gebruik van de woorden vijfguldenautomaat en vijfguldensautomaat. In het eerste type automaat kun je bijvoorbeeld twee rijksdaalders of twintig kwartjes gooien, dus allerlei munten tot je de waarde vijf gulden bereikt hebt. In het tweede type automaat kun je alleen vijf losse guldens gooien. Dit zou erop kunnen wijzen dat de s in vijfguldensautomaat geen bindfoneem is maar een meervouds -s. Bij gewone samenstellingen treedt in bepaalde gevallen geen bindfoneem s op. Dat is bijvoorbeeld het geval bij woorden die een meervoud op s hebben (ANS 1984:102: woorden die eindigen op -el, -er, -em, -en) en iets aanduiden dat het semantisch kenmerk [-levend] heeft (letterzetter, molenwiek). Dit verschijnsel valt ook bij de complexe samenstellingen te signaleren: drieletterwoord, tweekamerflat (Van Santen 1992:203). Woorden als driestuiversopera, vijfguldensautomaat zouden een uitzondering vormen op bovengenoemde regelmaat, tenzij men aanneemt dat de s in deze woorden geen bindfoneem is, maar een meervouds -s. Bij de interpretatie van deze woorden speelt in eerste instantie het aantal munten een rol, pas in tweede instantie de waarde die die munten vertegenwoordigen.Ga naar eind4. | |||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||
De resultaten van de enquête leverden nog een argument op om de en in woorden als zevenkruidenshampoo of vijfschoepenrad op te vatten als een meervoudsmorfeem. Zou er sprake zijn van een bindingsklank, dan zou je in principe naast zevenkruidenbalsem en vijfschoepenrad ook de vormen éénkruidenbalsem en éénschoepenrad kunnen verwachten. Alle informanten blijken echter een combinatie van hoofdtelwoord één en tweede lid op -en af te wijzen, wat verklaard kan worden uit de onverenigbaarheid van de betekenis van één en het meervoudsaspect dat door -en wordt uitgedrukt. Wel vonden enkele informanten dat je naast driesterrenhotel (met het accent op het tweede lid) kunt spreken van een éénsterre(n)hotel met het accent op het eerste lid. Naast vijfjarenplan (accent op tweede lid) achten zij ook mogelijk éénjare(n)plan (accent op eerste lid). Door het accent op het eerste lid te plaatsen, wordt als het ware het meervoudsaspect losgelaten. De schwa die uitgesproken wordt, fungeert dan als bindingsklank. De informanten vermelden ook dat vormen als éénsterhotel of éénstershotel respectievelijk éénjaarplan of éénjaarsplan wel mogelijk zijn, maar dat ze die toch niet zo lekker vonden klinken. De vormen met de schwa als bindingsklank werden alleen geopperd in relatie tot frequent gebruikte ingeburgerde woorden als driesterrenhotel of vijfjarenplan. Bij nieuwe woorden werd altijd gekozen voor een vorm met het bindfoneem s als het hoofdtelwoord één het eerste lid is. Samenvattend kunnen we het volgende ten aanzien van de status van -s en -en concluderen.
| |||||||||||||||||
3.3. Interne structuurIn paragraaf 2 heb ik aan woorden als vierspaakwiel, en vierspaakswiel een ternaire structuur toegekend, omdat de eerste twee leden samen geen mogelijk woord vormen. De vraag is nu of ook aan de derde variant: vierspakenwiel, een ternaire structuur toegekend kan worden. Wanneer in de complexe samenstelling het tweede lid een meervoudsmorfeem bevat, komt de vorm van de eerste twee leden overeen met de vorm die die woorden in een woordgroep hebben. Booij (1992) stelt dan ook voor dit type woorden een binaire structuur voor, niet met een mogelijke samenstelling, maar met een woordgroep als basis. Een ondersteunend argument ziet hij in het accentpatroon van de complexe samenstelling, dat overeenkomt met dat van de woorden in een woordgroep. Of het accentpatroon een voldoende argument is, valt echter te betwijfelen. In het voorafgaande is al gebleken dat het accentpatroon niet bepaald wordt door de meervoudsinterpretatie, maar door de syllabestructuur van het tweede lid. Visch | |||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
(1989) laat zien dat ook bij woorden van de twee andere typen complexe samenstellingen een accentpatroon kan voorkomen dat overeenkomt met dat van een woordgroep: naast zèvenpondsham komt ook zevenpòndsham voor, naast drìeletterwoord ook drielètterwoord. Toch kunnen we bij deze woorden geen woordgroep als basis postuleren, omdat de meervoudsvorm ontbreekt. Het feit dat de drie variante vormen door elkaar voor dezelfde zaak gebruikt kunnen worden en de hoge mate van overeenkomst in semantische relaties tussen de leden van de drie variante vormen maakt het aantrekkelijk om ook aan het type vierspakenwiel een ternaire structuur toe te kennen. Bij gewone samenstellingen kunnen we als eerste lid zowel een enkelvoudsvorm als een meervoudsvorm gebruiken: schaapherder, schapenfokker. Er is geen reden te bedenken waarom we bij complexe samenstellingen niet ook van zowel enkelvouds- als meervoudsvormen gebruik zouden kunnen maken. Ik ben dus geneigd aan alle drie de varianten een ternaire structuur toe te kennen. Een argument tegen een ternaire structuur is in ieder geval ook niet voorhanden.Ga naar eind5. Na deze uiteenzetting over de interne structuur van de drie variante complexe samenstellingen zal ik in paragraaf 4 bekijken welke van deze typen complexe samenstellingen het uitgangspunt kunnen vormen voor de paradigmatische vorming van samenstellende afleidingen op -er en elliptische vormen als drieduims of driemast. Aangezien ik aan alle drie de typen complexe samenstellingen een ternaire structuur toeken, zal een verschil in paradigmatisch gedrag niet samenhangen met een verschil in interne structuur. | |||||||||||||||||
4. Beperkingen op de paradigmatische woordvormingIn paragraaf 2.3. heb ik voorgesteld de vorming van woorden als drieduimer te relateren aan hun corresponderende drieledige samenstellingen. De samenstellende afleiding wordt gevormd door van de complexe samenstelling het kernwoord te substitueren door het suffix -er. Een algemene voorwaarde voor dit substitutieproces is dat in de gegeven situatie duidelijk moet zijn waarover gesproken wordt, zodat de semantische informatie van het kernwoord min of meer redundant is. Context en situatie creëren dus de mogelijkheden en de behoefte om het proces te actueren. Zowel de complexe samenstellingen zonder bindfoneem, als die met bindfoneem s kunnen aan dit proces deelnemen. Er geldt daarbij slechts één fonologische beperking: eindigt het tweede lid reeds op de klankreeks -er, dan is het substitutieproces niet mogelijk:
Complexe samenstellingen met een tweede lid in het meervoud kunnen niet aan het proces deelnemen: | |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
Een verklaring voor dit afwijkende paradigmatische gedrag moet niet gezocht worden in een andere interne structuur (ook dit type heeft een ternaire structuur), maar in fonologische factoren. We vermijden nu eenmaal een opeenvolging van onbeklemtoonde syllabes zoals dat ook het geval is bij vijfmeterer of vijfguldener. Wel komen vormen voor als vijfgraner naast vijfgranenbrood, en tienritter naast tienrittenkaart. Deze samenstellende afleidingen kunnen dus niet gevormd zijn door het bovengenoemde substitutieproces. Opvallend bij deze samenstellende afleidingen is dat het hoofdaccent niet, zoals bij de corresponderende complexe samenstelling, op het tweede lid ligt, maar op het eerste lid. Je zou kunnen denken dat deze samenstellende afleidingen gerelateerd moeten worden aan een overgangsvorm met bindingsklank schwa en accent op het eerste lid: vijfgranebrood, tienrittekaart. Het is ook mogelijk dat verschillende intercategoriale relaties tegelijkertijd een rol spelen en dat vijfgraner gevormd is in relatie met het niet bestaande, maar wel mogelijke woord vijfgraansbrood. Dit wordt nog ondersteund door de volgende bij de bakker waargenomen opmerking: ‘Doe mij maar een vijfgraans’. Samenstellende afleidingen op -er hebben een zeer ruime interpretatie-mogelijkheid als het tweede lid een eenheid van tijd, gewicht, maat, afstand, waarde, etc. aanduidt, omdat het aantal zaken dat door die eenheid gekenmerkt wordt vaak onbeperkt is. Zo kan een zesponder op alle zaken betrekking hebben die gekenmerkt zijn door een gewicht van zes pond (baby, ham, snoek, lammetje, zak mandarijnen, etc.); de context of situatie is dan voor de juiste interpretatie van cruciaal belang. Wordt in het tweede lid echter een concrete zaak genoemd, dan wordt daarmee ook de interpretatiemogelijkheid sterk ingeperkt. Een vierspaker kan alleen betrekking hebben op een voorwerp dat gekenmerkt wordt door het hebben van spaken zoals een wiel of een gangspil (op schepen). Toch blijft men ook nu voor de correcte interpretatie afhankelijk van de context of de situatie. Wanneer het derde lid van de complexe samenstelling een niet-telbaar substantief is, of betrekking heeft op een abstracte zaak, blijkt substitutie door -er vaak niet mogelijk te zijn. Zo kan naast twintigkaraatsgoud niet twintigkarater gebruikt worden voor dezelfde zaak, omdat goud een niet-telbaar substantief is en het suffix -er wel telbaarheid impliceert. Twintigkarater is wèl een mogelijk woord. Het kan gebruikt worden om een ring van twintigkaraatsgoud aan te duiden: een twintigkaraatsring. Naast zevenmijlszône gebruiken we niet het woord zevenmijler, omdat zône, hoewel telbaar, een abstracte zaak aanduidt. Zevenmijler is wel weer een mogelijk woord. We kunnen het relateren aan woorden als zevenmijlsloper (sportsman die altijd de afstand van zeven mijl loopt) en zevenmijlsbus (bus met haltes om de zeven mijl). Een vierentwintiguurder zal dan ook niet geïnterpreteerd worden als vierentwintiguursservice, maar als de persoon die de service verleent of die enige andere activiteit gedurende vierentwintig uur verricht.Ga naar eind6. Nu we gezien hebben welke beperkingen een rol spelen bij de paradigmatische vorming van samenstellende afleidingen op -er, kunnen we nog nagaan of | |||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
dergelijke beperkingen ook gelden bij de vorming van substantieven als drieduims en driemast. Zowel bij complexe samenstellingen zonder bindfoneem als bij die met bindfoneem s, kan het derde lid gedeleerd worden, mits de context of de situatie daartoe voldoende aanknopingspunten geeft. Beperkingen zoals hierboven gesignaleerd lijken zich daarbij niet voor te doen. Elliptische vormen van complexe samenstellingen met een tweede lid op -en zijn wel mogelijk, maar worden toch veel minder frequent gebruikt dan de andere elliptische vormen. In mondeling taalgebruik signaleerden we slechts twee gevallen: ‘In wat voor hotel logeert hij? Altijd in een drìesterren’. ‘Ik had tot voor kort een vìerspore(n)recorder, maar mijn nieuwe is een vìjfsporen’. Het accent ligt bij de gereduceerde vormen op het eerste lid. Dezelfde taalgebruiker sprak in die situatie van een vìjfspoors en een vìjfspoorder. Het heeft er veel van dat de taalgebruiker wat de vorming van samenstellende afleidingen of het gebruik van elliptische vormen betreft, moeiteloos switcht in het netwerk van intercategoriale relaties. Eén relatie die tot nu toe nog niet belicht is, maar in dit netwerk ongetwijfeld ook een rol speelt, is die tussen drieledige samenstellingen en samenstellende afleidingen op -ig. Aan die relatie wordt in paragraaf 5 aandacht besteed. | |||||||||||||||||
5. Samenstellende afleidingen op -igDrieledige samenstellingen onderhouden ook een intercategoriale relatie met samenstellende afleidingen op -ig. Een vierspaakswiel is een wiel met vier spaken of te wel een vierspakig wiel; een zesvoetsjambe is een jambe bestaande uit zes voeten of een zesvoetige jambe. Maar niet alle drieledige samenstellingen hebben een dergelijke betrekking met samenstellende afleidingen op -ig. Zo kan een viervoetsmaaimachine niet aangeduid worden als een viervoetige maaimachine, en de zevenmijlszône niet als de zevenmijlige zône. Naast achtpondsham spreken we niet van een achtpondige ham, een zevenmaandskind is geen zevenmaandig kind. Voorlopig lijkt het erop dat drieledige samenstellingen waarvan het tweede lid een substantief is dat een eenheid van gewicht, afstand, waarde, tijd, etc. noemt, geen intercategoriale relatie onderhouden met samenstellende afleidingen op -ig. Dit zou enerzijds een argument kunnen zijn om die drieledige samenstellingen in een aparte morfologische categorie onder te brengen, anderzijds kan hieruit geconcludeerd worden dat de basis van samenstellende afleidingen op -ig geen substantief mag zijn dat een eenheid van gewicht, etc. noemt. Toch bestaan er samenstellende afleidingen op -ig waarin de basis een tijdsaanduiding is: een driejarig contract, een achturige uitzending. Door verschillende morfologen is al opgemerkt dat de basis van samenstellende afleidingen op -ig een onvervreemdbaar deel van het menselijk lichaam noemt zoals in blauwogig, langharig, kortbenig. We kunnen daarom wel spreken van een roodharig meisje, maar niet van een groenjurkig meisje. Stokrozen waarvan de stok kort blijft, worden aangeduid als kortstokkige rozen, maar een man met een korte wandelstok is niet een kortstokkige man. Een van de violisten van het | |||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||
operaorkest zei bij het aantreden van een nieuwe dirigent: ‘Daar heb je weer zo'n kortstokkige dirigent’, waarbij hij doelde op het dirigeerstokje dat blijkbaar als een onvervreemdbaar deel van een dirigent gezien wordt. De notie ‘onvervreemdbaar bezit’ is niet alleen van toepassing op het menselijk lichaam. We spreken van een fijnmazig net, omdat het hebben van mazen een onvervreemdbare eigenschap is van netten. Die eigenschap wordt in de samenstellende afleiding door het eerste lid nog nader gespecificeerd. Wanneer ook het aantal van de onvervreemdbare eigenschap van een bepaalde zaak kenmerkend kan zijn, vinden we combinaties met een hoofdtelwoord als eerste lid: een vierdelige compositie, een drieogige reus. Een onvervreemdbare eigenschap van een gebeuren is dat het een zekere duur heeft. Ook andere zaken worden vooral door een duuraspect gekarakteriseerd zoals een contract of een plant waarvan de levensduur of de duur van de bloei karakteristiek is. We kunnen daarom spreken van een achturige uitzending, een driejarig contract, of een eenjarige plant, hoewel we hierboven constateerden dat de basis van samenstellende afleidingen op -ig geen eenheid van tijd, gewicht, etc. zou mogen noemen. Alleen samenstellende afleidingen op -ig die met een hoofdtelwoord beginnen hebben een relatie met complexe samenstellingen. Zo kunnen we naast een vierdelige compositie spreken van een vierdelencompositie, naast een drieogige reus van een drieogenreus, naast een achturige uitzending van een achturenuitzending, etc. In de complexe samenstellingen is het tweede lid dan een telbaar substantief. Als het tweede lid van de complexe samenstelling echter een eenheid van gewicht, afstand, waarde, tijd, etc. noemt (het tweede lid is dan een niet-telbaar substantief), dan bestaat er geen relatie met samenstellende afleidingen op -ig. Naast zevenpondsham spreken we niet van een zevenpondige ham, naast achtuursuitzending (uitzending om acht uur) niet van achturige uitzending. Bij samenstellende afleidingen op -ig die met een adjectief beginnen treffen we geen complexe samenstellingen aan. We spreken dus niet van een roodhaarkind, een hoogpoolstapijt, of een fijnmazennet.Ga naar eind7. | |||||||||||||||||
6. ConclusieIn het voorafgaande meen ik aannemelijk te hebben gemaakt dat zowel aan samenstellende afleidingen op -er waarvan het eerste lid een hoofdtelwoord is, als aan de verschillende varianten van complexe samenstellingen die met een hoofdtelwoord beginnen een ternaire structuur toegekend moet worden. Aan het accentpatroon van de complexe samenstellingen konden we geen argumenten ontlenen voor een binaire structuur. Naast het primaire woordvormingsproces voor samenstellende afleidingen (de combinatie van twee woorden en een suffix) acht ik de secondaire, analoge woordvorming van samenstellende afleidingen minstens zo belangrijk. Daarbij worden intercategoriale relaties geactueerd, met name relaties tussen complexe samenstellingen en samenstellende afleidingen op -er en -s. Bij deze paradigmatische woordvormingsprocessen zijn het vooral pragmatische factoren | |||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||
die de realisering van die samenstellende afleidingen beïnvloeden. Er zijn ook een aantal beperkingen op deze woordvormingsprocessen gesignaleerd, zowel van fonologische als van semantische aard. In het netwerk van intercategoriale relaties blijken ook samenstellende afleidingen op -ig een rol te spelen: een wiel met vier spaken is een vierspaakwiel, vierspaakswiel, vierspakenwiel, vierspaker (eventueel een vierspaak) of een vierspakig wiel. Noemt het tweede lid van de complexe samenstelling echter een eenheid van gewicht, afstand, waarde, etc. dan is zo'n relatie met een samenstellende afleiding op -ig niet mogelijk. Een ventiel met een doorsnede van drie duim is een drieduimsventiel. We kunnen dan niet spreken van een drieduimenventiel of een drieduimig ventiel. Vrijwel zeker bedient de taalgebruiker zich niet van één strategie. Naast de primaire woordvormingsprocessen staat hem een netwerk van intercategoriale morfologische relaties ter beschikking, dat hij naar believen kan exploiteren.
Marjolein van Dort-Slijper, Instituut voor Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam | |||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||
Bibliografie
|
|