Forum der Letteren. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De absentief in het Nederlands: Een grammaticale categorie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. InleidingIn de jaren tussen '40-'45 werd de uitdrukking Hij is vissen gebruikt om vertrouwde vrienden te laten weten dat iemand besloten had ergens onder te duiken. Voor de oorlog was het - eveneens volgens Verdenius (1946) - onder de schoolgaande jeugd een gebruikelijk grapje om van een potlood, jas, of hockeystick die zoek was te zeggen: Die (dat) is fietsen. In het hedendaags Nederlands hebben de twee zinnetjes de specifieke betekenis die ze 50 jaar geleden hadden verloren. De constructie zelf is echter nog springlevend. In dit artikel wil ik zelfs beweren dat de constructie de grammaticale uitdrukking van afwezigheid in het Nederlands vormt. De constructie wordt gevormd door het werkwoord zijn plus een infinitief, zoals in:
Een spreker van het Nederlands gebruikt constructies als (1) om de hoorder te informeren over de afwezigheid van de in het subject genoemde persoon. Een uiting als (1a) is heel goed mogelijk in de volgende context waarin A en B een telefoongesprek voeren:
De pragmatische informatie die in het antwoord van B vervat is, bestaat in ieder geval uit de eerste, maar in veel gevallen ook uit de tweede component:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit artikel wil ik aannemelijk maken dat de constructie zijn + infinitief in het Nederlands een grammaticale categorie vormt.Ga naar eind1. De reden hiervoor is dat er een correlatie tussen één vormelijke uitdrukking en één betekenis bestaat. Vanwege de specifieke functie van de constructie, de afwezigheid van de in het subject genoemde persoon, heb ik de constructie de naam absentief gegeven.Ga naar eind2.
Dit artikel heeft de volgende structuur. Sectie 2 gaat in op de vraag wat onder ‘afwezigheid’ verstaan moet worden. In de volgende sectie wordt bezien in hoeverre de duur van de afwezigheid een rol speelt. De twee centrale noties ‘afwezigheid’ en ‘duur’ leggen beperkingen op aan de klasse van werkwoorden die als infinitief in de absentief gebruikt kunnen worden. Sectie 4 laat zien dat deze beperkingen zich daadwerkelijk voordoen. De combinatiemogelijkheden van de absentief met temporele en modale onderscheidingen komen in sectie 5 aan de orde. De laatste sectie geeft een samenvatting van de gevonden resultaten en een algemene conclusie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Afwezigheid2.1. Deiktisch centrumMet het gebruik van de absentief wil men tot uitdrukking brengen dat iemand niet op een bepaalde plaats aanwezig is. De plaats ten opzichte waarvan die persoon verwijderd is, duidt ik in het vervolg met ‘deiktisch centrum’ aan. Het samenvallen van het deiktisch centrum en de locatie van de afwezige is, zoals gezegd, uitgesloten. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de onmogelijkheid van de volgende sequentie van uitingen, als we ervan uitgaan dat in de eerste uiting het deiktisch centrum gespecificeerd wordt:
In het boven gegeven voorbeeld (2) is het deiktisch centrum de plaats waar spreker B zich bevindt, de plaats waar de mededeling wordt gedaan. Vergelijkbaar is de situatie waarin een mededeling door middel van een briefje op de deur wordt achtergelaten. In deze situatie is de plaast van het briefje het deiktisch centrum, bijvoorbeeld:
Het deiktisch centrum hoeft echter niet met de plaats van de spreker samen te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vallen. Het volgende voorbeeld, waarin thuis het deiktisch centrum specificeert, laat dat zien.
Een ander voorbeeld van een situatie waarin de spreker en het deiktisch centrum niet samenvallen is het volgende:
Merk op dat het niet altijd nodig is dat het deiktisch centrum expliciet vermeld wordt, zoals in (6) - thuis - en (7) - bij Peter en Jan - het geval is. Het is echter wel zo dat de uiting zelf of de context waarin de uiting gedaan wordt informatie biedt op grond waarvan de hoorder een deiktisch centrum kan afleiden. Laten we het volgende voorbeeld nemen:
Als we uiting (8) zonder context te horen krijgen, zullen we aannemen dat Maarten ergens op vakantie was, bijvoorbeeld in een hotel of op een camping, en dat hij zijn hotelkamer, c.q. zijn tent drie keer heeft verlaten om ergens te gaan zwemmen. Het aardige van dit voorbeeld is dat het laat zien dat het gebruik van de constructie van zijn + infinitief een absentieve lezing afdwingt. Ook in het geval dat de uiting geen enkele indicatie van locatie geeft, dwingt het gebruik van de constructie tot het kiezen van een deiktisch centrum, zoals bijvoorbeeld in:
Bij een uiting als (9) zal de verblijfplaats van Maarten als deiktisch centrum fungeren. Dit veronderstelt dan dat Maarten niet in een huis woont dat een zwembad heeft. In dat geval zou uiting (9) niet adekwaat zijn. Wat het gebruik van de absentief betreft bestaan er met betrekking tot het deiktisch centrum dus de volgende mogelijkheden: (i) het deiktisch centrum kan expliciet genoemd worden, (ii) de context kan de informatie geven, of (iii) ‘kennis van de wereld’ moet in deze pragmatische informatie voorzien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. AfstandMet de afwezigheid van de in het subject genoemde persoon van het deiktisch centrum wordt nog niet voldaan aan de condities voor het gebruik van de absentief. Er moet ook een zekere afstand bestaan tussen het deiktisch centrum en de plaats waar de afwezige zich bevindt. Zelfs in wat geforceerde contexten waarin iemand een draagbare telefoon bij zich heeft, is dit niet mogelijk. Een uiting als (10) is daarom uitgesloten als het deiktisch centrum met de spreker samenvalt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is mogelijk een interpretatie aan (10) te geven als we aannemen dat het deiktisch centrum niet met de spreker samenvalt. Dat wil zeggen, de spreker rapporteert dat Jan weg van huis is boodschappen doen, en dat hij op dit moment toevallig naast hem loopt. Laten we naar een ander voorbeeld kijken. Als op een secretariaat van een kantoor de volgende mededeling wordt gedaan:
dan is het niet aannemelijk te veronderstellen dat het fotokopieerapparaat in de directe omgeving van het secretariaat staat, maar elders in het gebouw. Hiermee voldoet het gebruik van de absentief aan de eis dat de in het subject genoemde persoon afwezig is, en dus niet vlak om de hoek van het secretariaat staat te fotokopiëren. Deze eigenschap van de constructie wordt in de ANS (1984:579) vermeld aan de hand van het volgende voorbeeld:
Uiting (12) is volgens de ANS alleen passend als ‘hij’ zijn douche bijvoorbeeld in het gemeenschappelijk badhuis neemt of in een hotelbadkamer, als hij in zijn eigen hotelkamer geen douche heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3. Directe perceptieEen bijzondere eigenschap van de constructie is dat de absentief niet gemakkelijk gebruikt kan worden als enerzijds de spreker en het deiktisch centrum samenvallen en anderzijds de spreker de afwezige persoon visueel in zijn activiteit kan waarnemen. De volgende voorbeelden zijn mijns inziens niet mogelijk als Moosje op het moment van spreken aan het voetballen is:
In al deze gevallen is het wel mogelijk de eerste zin aan te vullen met:
De absentief kan in dit type context soms wel gebruikt worden als de ‘afwezige’ ergens naartoe onderweg is. Alhoewel het gebruik van gaan in de tweede zin van (15) veel natuurlijker aandoet, is ook de absentief mogelijk: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik geloof niet dat (15) hier daadwerkelijk een voorbeeld tegen de stelling is dat bij het gebruik van de absentief de afwezige persoon voor de spreker niet zichtbaar mag zijn. Een uiting als (15) geeft aan dat Trees binnen korte tijd uit het gezichtsveld van de spreker verdwenen zal zijn. Na enige tijd zal ze weer terugkeren. Als de crèche in het gezichtsveld van de spreker is, kan de absentief niet gebruikt worden. Bij het gebruik van gaan in de tweede zin doen deze beperkingen zich niet voor. Het is echter de vraag of de pendant van (13) wel met de absentief kan voorkomen. De uitbreidingsmogelijkheid (al dan niet met gebruik van het modale zeker) als in (16) acht ik zeer twijfelachtig.
Op basis van de voorbeelden uit deze sectie veronderstel ik dat het criterium van afwezigheid zo sterk is dat de in het subject genoemde persoon zelfs niet eens voor de spreker visueel waarneembaar mag zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4. Absentief met uitHet aspect van afwezigheid kan in een aantal gevallen expliciet tot uitdrukking komen in de toevoeging van uit aan de constructie, zoals bijvoorbeeld in:
De ANS vermeldt terecht dat uit slechts in een beperkt aantal gevallen gebruikt kan worden. Uit kan voorkomen bij werkwoorden die een recreatieve bezigheid aanduiden, maar niet bij sport. Vergelijk:
Volgens de ANS moet het om een ‘uitje’ gaan als uit gebruikt wordt; daarom is (17c) wel en (19) niet mogelijk:
Klaarblijkelijk kan vissen gemakkelijk als een uitje opgevat worden en boodschappen doen niet. Constructies met uit kunnen nogal van elkaar verschillen in de zin dat uit in sommige gevallen weglaatbaar is en in andere gevallen niet. In het geval dat uit weglaatbaar is, treedt er soms betekenisverandering op. De voorbeelden in (17) zijn representanten van verschillende soorten. Als uit in (17a) weggelaten wordt, treedt er betekenisverandering op: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als Marie en Jonas in de kantine eten, kan uit niet gebruikt worden, maar wel als ze ergens in een restaurant dineren. In voorbeeld (17b) kan uit niet weggelaten worden:
In het laatste voorbeeld kan uit vrijelijk, zonder dat er betekenisverandering optreedt weggelaten worden:Ga naar eind3.
De mogelijkheid van het gebruik van uit kan in een aantal gevallen opgevat worden als een ondersteuning van de hypothese dat afwezigheid een belangrijk kenmerk van de constructie van zijn + infinitief is. Het gebruik van uit heeft in een aantal gevallen te maken met lexicalisering als in uit eten, uit rijden, uit vrijen. In andere gevallen, zoals uit vissen, uit wandelen doet het gebruik van uit wat archaïsch aan.Ga naar eind4. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Duur van afwezigheidBij het gebruik van de absentief speelt in de meeste gevallen nog een interessant ander aspect een rol, namelijk de duur van de afwezigheid. Het gebruik van de absentief veronderstelt dat de in het subject genoemde persoon enige tijd afwezig is. De tijdsperiode kan kort, maar ook lang zijn. Vergelijk:
De duur of het tijdstip tot wanneer iemand elders in een activiteit betrokken is, kan in een bepaling nader gespecificeerd worden, zoals:
Als Stien echter gewoonlijk tussen 13.00 en 14.00 uur de lunch gebruikt, dan zal de toegesprokene bij de uiting ‘Stien is lunchen’ weten waar hij aan toe is. De volgende fictieve telefoonconversatie illustreert dat hetgeen iemand gewoonlijk doet een rol speelt bij de interpretatie van de duur van de afwezigheid van die persoon:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als de toegesprokene niet op de hoogte is van de wekelijkse woensdagavondactiviteit van Jan, dan interpreteert hij de uiting als de mededeling dat Jan tot een bepaalde tijd afwezig en daarmee niet bereikbaar is. De conversatie kan in dat geval als volgt verlopen:
Ik vraag mij af of B er in dit geval goed aan doet de absentief te gebruiken, omdat hij A hiermee alleen te kennen geeft dat Jan afwezig is, maar niet tot wanneer. Het is mijn indruk dat de absentief in gevallen als (25) alleen dan gebruikt wordt als B veronderstelt dat de wekelijkse activiteit van Jan tot de pragmatische kennis van A behoort. De conversatie kan ook een andere wending nemen waarin het gebruik van de absentief nog minder serieus genomen wordt, namelijk:
De laatste vraag van A is pragmatisch niet adekwaat na het gebruik van de absentief. Het antwoord van B is niet zo zeer een uitnodiging om op de hobby van Jan in te gaan, maar een mededeling over Jan's afwezigheid. Uit de aard van de activiteit waarin iemand betrokken is kan eveneens een bepaalde tijdsduur afgeleid worden. Dit wordt duidelijk als we de volgende twee voorbeelden bekijken:
Op basis van (28a) kan men aannemen dat Monique weer snel terug is. In het andere geval moet men echter aannemen dat Sjors lange tijd zal wegblijven, omdat de implicatie van het gebruik van de constructie is dat Sjors pas terug komt als het huis af is. De absentief kan dan ook alleen gebruikt worden als Sjors ergens ver weg een huis aan het bouwen is en niet dichtbij. Want als Sjors het huis in de buurt bouwt, dan zal hij ongetwijfeld ook regelmatig thuis komen, en daarmee niet afwezig zijn. Als Sjors in Ede woont, dan is het gebruik van (29a) niet, maar dat van (29b) wel mogelijk:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Klasse van werkwoordenHet blijkt dat slechts een beperkte klasse van werkwoorden in de absentief gebruikt kan worden. Een globale inperking van de klasse van werkwoorden kan gegeven worden in termen van de volgende semantische kenmerken:
De drie onderscheidingen komen onder verschillende benamingen in de literatuur op het gebied van aspect en Aktionsart voor.Ga naar eind5. Ik baseer mij hier op het gebruik van de noties binnen de theorie van de Functionele Grammatica (FG) (Dik 1989, De Groot 1985, 1989). In FG worden werkwoorden opgevat als predikaten die een set van Standen van Zaken (SvZ) aanduiden. Het type SvZ kan gekarakteriseerd worden op basis van de drie genoemde onderscheidingen. Het volgende overzicht laat verschillende typen zien:Ga naar eind6.
Aan de hand van de volgende voorbeelden kunnen de onderscheidingen geïllustreerd worden:
Niet alleen de werkwoorden zelf, maar ook de aard van de argumenten van de predikaten en sommige bepalingen kunnen medebepalend voor het type SvZ zijn. Vergelijk de volgende twee voorbeelden waarin de SvZ in (33a) het kenmerk [+beh] en de SvZ in (33b) het kenmerk [-beh] heeft:
De volgende twee voorbeelden verschillen in het kenmerk [-eind] in (34a) en [+eind], gespecificeerd door naar Edam, in (34b): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de volgende secties zal blijken dat de werkwoorden die in de absentief gebruikt kunnen worden SvZ aanduiden die de kenmerken [+beh], [+dyn] en [+eind] hebben. Er zijn ook gevallen waarin met betrekking tot de kenmerken een uitzondering gemaakt wordt. Deze gevallen zal ik apart noemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1. Beheersing4.1.1. AgentiviteitWerkwoorden die in de absentief gebruikt kunnen worden, moeten agentief zijn, dat wil zeggen dat het subject van de infinitief de functie van agens vervult. Voorbeeld (35) laat zien dat het subject de persoon moet weergeven die beheersing over de SvZ heeft:
Het is niet voldoende als het subject uit een persoon bestaat. Het moet ook de handelende persoon zijn. Voorbeeld (36b) is ongrammaticaal omdat het subject van het werkwoord krijgen niet de rol van agens vervult. Vergelijk de volgende voorbeelden:
Op grond van de voorbeelden (35) en (36) kunnen we zeggen dat de werkwoorden die als infinitief in de absentief gebruikt kunnen worden het kenmerk [+beh] moeten hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.2. CausativiteitCausatieve constructies met laten in het Nederlands hebben eveneens een agens. Het gebruik van causatieve constructies in de absentief is echter aan sterke beperkingen onderhevig. Een van de beperkingen is dat de agens van het lexicale werkwoord (de ‘causee’) niet uitgedrukt kan worden.Ga naar eind7. De volgende voorbeelden illustreren dat:
Merk echter op dat in de voorbeelden het subject de ‘possessor’ is van het in het object genoemde: het gaat om ‘de band van de fiets van Mareille’, en ‘een kies | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Hendrik’. Als dit type possessieve relatie niet voorkomt, dan is het gebruik van de causatieve constructie in de absentief niet goed, of geheel niet mogelijk. Over de vraag of de volgende voorbeelden grammaticaal of ongrammaticaal zijn, lopen de meningen uiteen. Ik geef ze hier maar een ‘vraagteken’:
Causatieven van intransitieve werkwoorden kunnen in het geheel niet in de absentief gebruikt worden. De absentieve pendant van (40a) is mijns inziens uitgesloten:
Alhoewel men zich kan afvragen hoe acceptable de causatieve constructies in de absentief zijn, lijkt het gerechtvaardigd te stellen dat de voorbeelden (37a) en (38a) acceptabeler zijn dan de voorbeelden (39) en (40b). De verklaring voor het feit dat louter agentieve werkwoorden in de absentief gebruikt kunnen worden, heeft mijns inziens te maken met het feit dat de absentief een sequentie van handelingen bevat die stuk voor stuk een agens nodig hebben: men gaat ergens naartoe, houdt zich bezig met een activiteit en men komt weer terug. Dit soort sequenties zijn in het Nederlands niet mogelijk met nietagentieve werkwoorden.Ga naar eind8. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2. DynamiekDe werkwoorden die in de absentief voorkomen zijn overwegend dynamisch van aard. Statische werkwoorden kunnen slechts onder een bepaalde conditie voorkomen, namelijk de conditie dat de duur van de afwezigheid door middel van een bepaling nader gespecificeerd wordt. Statische werkwoorden zoals zitten, staan en liggen kunnen dus niet zonder een tijdsbepaling in de absentief voorkomen, zoals uit de ongrammaticaliteit van de volgende voorbeelden blijkt:
Er zijn evenwel contexten te bedenken waarin een statisch werkwoord gebruikt kan worden. In de situatie dat iemand moe is of ziek, kunnen de volgende uitingen zeker voorkomen om aan te geven dat Olaf respectievelijk Pien naar de slaapkamer gegaan is om een uurtje op bed te gaan liggen:
In het geval van uitingen als (42) moet de situatie dus opgevat worden als een sequentie van handelingen: Olaf / Pien gaat naar de slaapkamer, gaat een uurtje op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bed liggen, komt weer van de slaapkamer terug. Met andere woorden: in de absentief is, in verband met de afwezigheid van de in het subject genoemde persoon, enige dynamiciteit vervat, ook al is het werkwoord dat in de constructie gebruikt wordt zelf niet dynamisch. Toch is de absentief met statische werkwoorden moeilijk te maken. Naarmate het werkwoord een meer dynamisch karakter heeft, des te gemakkelijker is het werkwoord te gebruiken. Vergelijk bijvoorbeeld de volgende drie uitingen die semantisch nauw verwant zijn:
Voorbeeld (43a) verwijst naar een situatie waarin Erik daadwerkelijk staat. Alhoewel het werkwoord houden op zich niet-dynamisch is, veronderstelt de situatie niet dat Erik zich niet zou bewegen. Hij kan zich op een wachtpost bevinden waar hij heen en weer kan lopen. Voorbeeld (43c) met het dynamische werkwoord lopen kan probleemloos in de absentief gebruikt worden. Een ander voorbeeld vormt het volgende paar. Het werkwoord zitten in (44a) kan louter als niet-dynamisch opgevat worden. In voorbeeld (44b) met babyzitten is sprake van een dynamische stand van zaken.
Op basis van de voorbeelden in deze sectie kunnen we zeggen dat werkwoorden die in de absentief gebruikt kunnen worden dynamisch moeten zijn. Het gebruik van niet-dynamische werkwoorden is uitzonderlijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3. EindigheidIn sectie 3 is vastgesteld dat duur van de afwezigheid een rol speelt bij het gebruik van de absentief. Duur kan op verschillende manieren met het gebruik van werkwoorden in verband gebracht worden. (i) Gespecificeerd object. Het object van transitieve werkwoorden moet in de meeste gevallen uitgedrukt worden. Vergelijk de volgende paren van uitingen:
In die gevallen waarin het object gewoonlijk al onuitgedrukt kan blijven, kan dat ook in de absentief, zoals bijvoorbeeld met eten, maar in dat geval wordt impliciet een tijdsduur verondersteld (bijvoorbeeld de tijdsduur van een lunch):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(ii) Habitueel. Transitieve, maar vooral ook intransitieve werkwoorden kunnen habitueel gebruikt worden. Activiteiten die men voor werk of hobby doet kunnen zonder nadere specificatie van duur gebruikt worden, omdat uit de gewoonte afgeleid kan worden hoe lang iemand in een activiteit betrokken is. Bijvoorbeeld:
Merk op dat het object ongespecificeerd kan blijven, zoals in (47a). Het kan echter ook gespecificeerd worden:
Dit neemt niet weg dat een groot aantal transitieve werkwoorden ook in deze habituele gevallen niet zonder object kunnen voorkomen:
(iii) Tijdsbepaling. In veel gevallen kan de duur van de afwezigheid door middel van een bepaling nader gespecificeerd worden. In sommige gevallen is deze specificatie verplicht, zoals bij het gebruik van statische werkwoorden, of een klasse van transitieve werkwoorden waarvan het object niet is uitgedrukt. Deze voorbeelden hebben gemeen dat ze zonder de tijdsbepaling noch semantisch, noch pragmatisch als eindige handelingen geinterpreteerd worden, dat wil zegen handelingen die een natuurlijk eindpunt bereiken, of die een bepaalde tijd uitgeoefend worden. Hierin ligt de verklaring voor het feit dat voor het gebruik van de absentief in deze gevallen een tijdsbepaling nodig is om de eindigheid van de handeling te specificeren.
In andere gevallen, waarin de eindigheid op een andere wijze gespecificeerd wordt, is de tijdsbepaling optioneel, zoals bijvoorbeeld in:
Het gebruik van de bepaling is niet mogelijk als de nader genoemde tijdsduur niet compatibel met de duur van de handeling is, zoals in:
Het is mij niet bekend wat nu precies de distributie van de werkwoorden bepaalt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die met of zonder object in de absentief gebruikt kunnen worden. Dit zou nader uitgezocht moeten worden. Op basis van bovenstaande voorbeelden kan wel het volgende gesteld worden. Voor het gebruik van de absentief is het nodig dat de stand van zaken (potentieel) het kenmerk eindigheid heeft. In het geval van (53a) kan [+eind] gerelateerd worden aan het object, van (53b) aan het habituele, d.w.z. wat gewoonlijk plaats vindt, en van (53c) aan de tijdbepaling:
Ik concludeer hier dat het kenmerk eindigheid relevant is voor het gebruik van de absentief, maar dat de preciese relatie tussen het gebruik van de absentief en werkwoorden (nog) niet geheel duidelijk is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4. Duur van de handelingTen slotte wil ik nog een opmerking maken over het gebruik van momentane werkwoorden in de absentief. Momentane werkwoorden zoals starten verwijzen naar SvZ die slechts een hele korte duur hebben. Toch kan iemand afwezig zijn om een handeling van minime tijsduur te verrichten. Denk bijvoorbeeld aan de volgende situatie:
Het gebruik van (54) veronderstelt dat de hele activiteit waarin de wethouder betrokken is aanzienlijk langer duurt dan het moment van het doorknippen van het lint. De wethouder moet eerst naar de plaats van handeling, kennis maken met het organiserend comité, een paar woorden tot het publiek richten, het lint doorknippen, het glas heffen op de feestelijke gebeurtenis, nog wat mensen spreken en vervolgens weer terug naar z'n werkplek gaan. Dit kan een paar uur in beslag nemen. Toch komen sommige momentane werkwoorden niet in aanmerking voor het gebruik in de absentief, zoals
De onmogelijkheid van het gebruik van deze werkwoorden heeft waarschijnlijk met de lexicale betekenis van deze werkwoorden te maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Absentief in relatie tot andere grammaticale onderscheidingen in het NederlandsUit het voorgaande is gebleken dat de constructie met zijn + infinitief specifieke eigenschappen heeft en dat zij zich daarmee een plaats in de grammatica van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlands verworven heeft. Voor een nadere plaatsbepaling van de absentief in de grammatica van het Nederlands ga ik kort in op de vraag hoe de absentief zich verhoudt tot aspectuele, temporele en modale onderscheidingen en het gebruik in complementzinnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1. AspectDe absentief lijkt op het eerste gezicht een soort van progressief aspect. Het gebruik van de uiting Jan is boksen veronderstelt veelal dat Jan op het moment van spreken aan het boksen is. Het is echter onjuist de absentief een vorm van progressief te noemen. Hiervoor kunnen in ieder geval de volgende argumenten aangevoerd worden: (i) De uiting Jan is boksen hoeft niet per se te verwijzen naar de situatie dat Jan op het moment van spreken aan het boksen is. Hij kan ook op weg zijn naar de sportschool of daar juist van terug komen. (ii) In tegenstelling tot uitdrukkingsvormen die we progressief kunnen noemen, kan de absentief niet met bezig zijn gecombineerd worden. Vergelijk:
Progressieve uitdrukkingen geven antwoord op de vraag Waar is iemand mee bezig? of Wat is iemand aan het doen? De absentief kan op deze vragen antwoord geven, maar de constructie kan ook antwoord geven op de vraag Waar is x? Vergelijk:
Merk op dat de uiting Marloes is zwemmen in (55) geenszins inhoudt dat zij op het moment van spreken daadwerkelijk aan het zwemmen is. Uitingen met een absentief willen niet zo zeer een activiteit tot uitdrukking brengen, maar de afwezigheid van iemand. De absentief moet dus voornamelijk gezien worden als een uiting die een toestand uitdrukt. Hieronder zullen we zien dat de absentief ook niet agentief is. De werkwoorden die in de constructie gebruikt worden moeten wel agentief zijn, maar de constructie zelf heeft deze eigenschap niet. Voor een bespreking van aspectuele verschillen tussen zinnen van het soort Jan is gaan vissen en Jan is wezen vissen volsta ik hier met een verwijzing naar het artikel van De Schutter (1974). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2. TijdDe absentief kan met alle tijden in het Nederlands gecombineerd worden, bijvoorbeeld:
Merk hierbij op dat de absentief niet het voltooid deelwoord geweest gebruikt, maar de infinitief wezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3. ModaliteitDe absentief kan met epistemische modaliteit gecombineerd worden, zoals uit de volgende voorbeelden blijkt:
Een combinatie met deontische modaliteit is niet mogelijk. Naar mijn idee is het volgende voorbeeld niet mogelijk:
Het gebruik van moeten is mogelijk, maar dan als de uitdrukking van evidentiële modaliteit, zoals in:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.4. Absentief in complementzinnenDe absentief kan in verschillende soorten van complementzinnen voorkomen. Vergelijk de volgende voorbeelden met een subjectzin en met objectzinnen.
De absentief kan echter niet voorkomen in het complement van willen. Dit is een indicatie dat de absentief niet als agentief opgevat kan worden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.5. Conclusies van deze sectieOp basis van bovenstaande kunnen we het volgende concluderen. De absentief is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een toestandsuitdrukking die antwoord geeft op de vraag waar is x? De absentief kan daarom niet met progressief aspect voorkomen, omdat dat in het Nederlands aan dynamische werkwoorden is voorbehouden. De afwezigheid van de mogelijkheid de absentief te gebruiken met deontische modaliteit, de imperatief en in het complement van het werkwoord willen, geeft aan dat de absentief niet agentief is. De absentief kan derhalve als werkelijk statisch opgevat worden met de kenmerken [-beh] en [-dyn]. Gezien het feit dat de absentief met alle tijden kan voorkomen en er ook geen syntactische beperkingen zijn op het gebruik in complementzinnen, kan gesteld worden dat de absentief geen bijzondere constructie is in de zin dat zij tot de periferie van de grammatica van het Nederlands behoort. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. BesluitIn dit artikel heb ik aannemelijk willen maken dat de constructie zijn + infinitief in het Nederlands een grammaticale categorie vormt. De absentief onderscheidt zich systematisch van andere constructies in het Nederlands zoals bijvoorbeeld blijkt uit een vergelijking van de volgende zinnen:
In de situatie van (63a) (progressief) en (63b) (niet-progressief) is het mogelijk dat Jeannette het spel onderbrak en dat Hein haar aan de telefoon kreeg. Bij voorbeeld (63c) is dit niet waarschijnlijk, omdat Jeannette niet aanwezig was. De werkwoorden die in de absentief gebruikt kunnen worden zijn agentief en overwegend dynamisch. Dit heeft te maken met het feit dat de absentief een sequentie van activiteiten omvat: het op weg zijn naar de plaats, het aldaar uitvoeren van de in het werkwoord genoemde activiteit en vervolgens weer de weg terug. De absentief zelf daarentegen is statisch. Hierin lijkt de absentief op resulatieve constructies die werkwoorden bevatten die dynamisch en vaak ook agentief zijn, maar die zelf een toestand uitdrukken, bijvoorbeeld De deur is geverfd. Vanwege de sequentie van de drie activiteiten veronderstelt de absentief een gesloten tijdsduur. Zo is in de uiting Sjaan is wandelen vervat dat Sjaan de deur is uitgegaan, een periode wandelt, en vervolgens weer terug komt. Dit type gesloten tijdsduur doet zich niet voor in de volgende voorbeelden:
Bij de absentief speelt geslotenheid van tijdsduur, aangegeven in termen van eindigheid of teliciteit, dus een rol. Hiermee is niet gezegd dat de absentief een type van Aktionsart of een aspectuele constructie is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er bestaat eveneens duidelijkheid over de pragmatische informatie die in het gebruik van de constructie vervat is: de in het subject genoemde persoon is afwezig en in veel gevallen is er een indicatie van de duur van de afwezigheid. Mede gezien hierop en de wijze waarop de absentief in het Nederlands gecombineerd kan worden met tal van grammaticale operaties kan de absentief niet als een bijzondere constructie opgevat worden, maar wel als een grammaticale categorie.
Casper de Groot, Universiteit van Amsterdam, IFOTT/Vakgroep Algemene Taalwetenschap | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|