Forum der Letteren. Jaargang 1989
(1989)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |||||||||||||||||
De anti-detective als postmodernistisch verschijnsel,
| |||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||
Taal maakt de werkelijkheid niet zichtbaar, maar is zelf de enige werkelijkheid geworden. Hierdoor wordt iedere poging, een ordening aan de wereld op te leggen, zinloos (Fokkema 1986). McHale (1987) benadrukt, dat er in het Postmodernisme niet meer één coherente wereld is, maar verschillende werelden. Hij spreekt over ‘an anarchie landscape of worlds in the plural’ (p. 36). De radikale epistemologische en ontologische twijfel kan tot uiting worden gebracht in een groot aantal verschillende ‘subthema's’ en formele kenmerken. Bertens (1986a: 135) noemt als thema's onder andere verzet tegen causaliteit, twijfel aan het nut van de scheidslijn tussen feit en fictie en metafictioneel commentaar. Formele kenmerken zijn bij voorbeeld fragmentatie, discontinuïteit, anti-hiërarchie en het gebruik van literaire subgenres (Bertens 1986a; Hassan 1986, Fokkema 1986). Een voorkeur bestaat voor wiskundige methoden: ‘duplication, permutation, enumeration’ (Fokkema 1986). Bertens en D'Haen signaleren dat de radikale onzekerheid ook doorgevoerd wordt in de personages: zij zijn steeds aan veranderingen onderhevig. Ook het vertelperspectief kan voortdurend wisselen. Het spreekt vanzelf dat niet al deze thema's en kenmerken (de geciteerde auteurs noemen er nog veel méér) in een tekst hoeven voor te komen, wil deze als postmodernistisch beschouwd kunnen worden. Wel doorslaggevend is de aanwezigheid van een radikale epistemologische en ontologische twijfel. Centrale vraag in dit artikel zal dan ook zijn: hoe gebruiken Robbe-Grillet, Echenoz en Krol de (anti-)detective om uiting te geven aan een radikale twijfel. | |||||||||||||||||
De traditionele detectiveGa naar eind2Vaste verhaalelementen in elk detective-verhaal zijn een raadselachtige misdaad, een onderzoek waarin een detective het verloop van de misdaad probeert te reconstrueren en een ontknoping waarbij de dader wordt ontmaskerd. Todorov (1971:58-59) stelt dat de detective uit twee verhalen bestaat: het verhaal van de misdaad en het verhaal van het onderzoek. Hoewel de misdaad in één van de eerste hoofdstukken wordt gepleegd, wordt het verhaal van de misdaad niet direct verteld, maar pas achteraf gereconstrueerd door middel van het onderzoek. Het verhaal van het onderzoek neemt het grootste gedeelte van de detective in beslag. Centrale vraag hierin is: ‘wie is de dader?’ Door middel van observaties, verhoren en beraadslagingen loopt de detective systematisch alle sporen na. Hij baseert zich hierbij op exacte waarnemingen, stelt hypotheses op en toetst waar mogelijk zijn deducties en combinaties. In de slotscène maakt de detective het resultaat van zijn intellectuele inspanningen bekend, en ontmaskert hij de dader. De oplossing van het raadsel is altijd de logische uitkomst van het onderzoek. Toeval speelt geen rol.
De hoofdrollen in het detective-verhaal worden gespeeld door een aantal traditionele personages: een detective, een slachtoffer, een dader en een groep verdachten (zie o.a. Nusser 1980:45). De detective, eventueel bijgestaan door één of meerdere helpers, is de onbetwiste held van het verhaal. Hij is scherpzinnig, intelligent, zelfstandig, hij heeft een grote fantasie en is in staat de meest ingewikkelde problemen op te lossen. Het onderzoek draait om een slachtoffer | |||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||
dat aan het begin van het verhaal vermoord wordt, en verder geen belangrijke rol meer speelt. De dader krijgt pas aan het eind van het verhaal zijn rol als dader toebedeeld. Tot dat moment is hij niet meer dan één van de verdachten, en zeker niet de meest opvallende. De groep verdachten vormt een gesloten kring: overzichtelijk, begrensd en constant. Door een te groot aantal verdachten zou het raadsel onoplosbaar worden. De groep wordt ingeperkt doordat de moord plaats vindt in een begrensde ruimte. Een bekend gegeven is de door omstandigheden geïsoleerde groep: de inzittenden van een vliegtuig of een trein, de opvarenden van een schip of de vakantiegangers op een klein eiland. Niemand kan ongezien de plaats des onheils verlaten. De moordenaar is en blijft onder de aanwezigen. Het verhaal van de gebeurtenissen na de moord (het onderzoek) wordt chronologisch verteld. Het is echter doorspekt met ‘retroversies’ (verwijzingen naar het verleden; zie Bal 1978:59), waarin bij stukjes en beetjes het verhaal van de moord wordt gereconstrueerd. Deze retroversies hebben de vorm van hypotheses (‘mogelijke’ verhalen van de moord) tot op het moment dat het verhaal van de misdaad geheel gereconstrueerd is. Op dat moment neemt de detective het woord en vertelt het werkelijke verhaal van de moord, ditmaal in chronologische volgorde. In het detective-verhaal is meestal een anonieme verteller aan het woord, die zelf geen deel uitmaakt van het verhaal. Focalisator (degene die ‘ziet’) is de detective; de lezer komt nooit méér te weten dan hij. Hierdoor krijgt het detective-verhaal zijn raadsel-karakter: de lezer heeft dezelfde puzzel op te lossen als de detective. Belangrijk in de regels van het detective-spel is dat de lezer een eerlijke kans krijgt om de oplossing van het raadsel te vinden. Een lezer die achteraf constateert dat de detective over meer informatie beschikte dan hijzelf, zal zich bedrogen voelen. Toch zal de lezer er, ondanks zijn ogenschijnlijk gelijke kansen met de detective, zelden in slagen, het raadsel net zo snel op te lossen als de held van het verhaal. De verteller laat lang niet alle gedachten van de detective aan zijn lezers zien. Juist op de essentiële momenten worden diens denkstappen en conclusies weggelaten. Het is hierdoor moeilijk voor de lezer, hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Zodoende blijft de detective de lezer net een stap voor. De detective-schrijver probeert een overzichtelijke wereld te schetsen, beheerst door conventies. De werkelijkheid is geordend en herkenbaar voor het grote publiek. Er wordt niet getwijfeld aan het bestaan van werkelijkheid en waarheid, of aan de kenbaarheid ervan. De onderzoeksmethode van de detective (volgens Boileau-Narcejac, 1975:31, identiek aan de methode van de wetenschapper) leidt iedere keer weer tot kennis van de werkelijkheid. | |||||||||||||||||
Les Gommes van Alain Robbe-GrilletLes Gommes van Alain Robbe-Grillet heeft een detective-achtige structuur: er wordt een misdaad gepleegd (een mislukte moordaanslag), waarna een uitgebreid onderzoek volgt, dat leidt tot een bizarre ontknoping. Er vinden echter nogal wat verschuivingen plaats ten opzichte van de traditionele detective. | |||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||
In tegenstelling tot in de traditionele detective, krijgt de lezer al in de proloog het verhaal van de misdaad te horen. Hij ziet Garinati het huis van Daniel Dupont binnendringen, waarna de mislukte aanslag gepleegd wordt, en hij weet dat Dupont de buitenwereld doet geloven dat hij dood is. Het blijft niet bij deze aanslag; in het laatste hoofdstuk wordt het vermeende slachtoffer alsnog vermoord en wel door Wallas, de detective. Deze moord wordt al in de proloog aangekondigd: De moordenaar komt altijd terug (...). De observaties en verhoren van de detectives leveren nauwelijks enig resultaat op, doordat er geen lijk is om te observeren, en de werkelijke verdachten voortdurend buiten schot blijven. In de beraadslagingen kunnen de detectives dan ook weinig anders, dan constateren dat zij geen vorderingen hebben gemaakt: Als ze weer alleen zijn, maken Wallas en Laurent de balans op van wat ze gevonden hebben. De balans is snel klaar, want ze hebben niets gevonden. (p. 197) Een van de weinige dingen die Wallas uit een getuigenverhoor te weten komt, is dat één van de verdachten sprekend op hem lijkt. Het is dus niet verwonderlijk dat verschillende personages Wallas zelf als verdachte zien. Tijdens het onderzoek worden talloze mogelijke verhalen van de moord opgesteld, maar ‘Er is altijd iets dat niet klopt.’ (p. 145) Toch komt het onderzoek nog tot een ontknoping, maar deze is al even bizar als het onderzoek zelf. Juist op het moment dat de detective Laurent inziet, dat Dupont helemaal niet vermoord is, schiet zijn collega Wallas door een merkwaardige samenloop van omstandigheden dezelfde Dupont dood. Wallas speelt zijn rol als detective niet overtuigend. Hij gedraagt zich uitermate stuntelig. Hij ondervraagt de verkeerde mensen, en als hij al iets ontdekt is het door toeval. De onhandigheid van deze anti-held vindt zijn climax in de slotscène, wanneer hij zelf de dader wordt van de moord die hij dacht op te lossen. Zijn collega Laurent lijkt iets meer op de held uit het traditionele detective-verhaal, maar zijn scherpzinnigheid komt net iets te laat, zodat zijn oplossing van het raadsel al op het moment zelf teniet gedaan wordt. Dader Garinati houdt zijn rol evenmin tot het einde vol. Niet alleen mislukt zijn aanslag, hij wordt van zijn plaats verdrongen door Wallas. Uiteindelijk verdwijnt Garinati vrijwel geheel uit het verhaal. Hij is daar slechts een bouwsteen voor geweest: Een baksteen, een doodgewone baksteen, één van de duizenden bakstenen waaruit de muur is opgebouwd. Dat is alles wat er van Garinati over is om een uur of vijf 's middags, (p. 221) | |||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||
Het slachtoffer houdt zich ook niet aan de traditionele detective-regels; hij blijft gedurende het gehele verhaal prominent aanwezig, en wordt pas in het laatste hoofdstuk werkelijk vermoord. Het verhaal van Les Gommes speelt zich af in een ruimte die nadrukkelijk gepresenteerd wordt als een decor. In de proloog is een cafébaas zijn zaak aan het inrichten voor de dag die komen gaat. Er wordt hierbij een parallel getrokken met iemand die een decor opbouwt, waar een toneelstuk gespeeld zal worden: (...) het enige personage op het toneel heeft zijn eigen identiteit nog niet teruggevonden. Op dit tijdstip worden de twaalf stoelen rustig van de tafels van namaak-marmer afgehaald, waarop ze de nacht hebben doorgebracht. Machinale handen bouwen het decor weer op. Door de ruimte zo duidelijk als een decor te schilderen benadrukt de verteller de fictionaliteit van zijn roman. De tijdsstructuur van de detective wordt gedeeltelijk aangehouden: het onderzoek wordt min of meer chronologisch verteld en het verhaal van de moord probeert men door middel van retroversies te reconstrueren. Er is echter een belangrijk verschil: er wordt niet alleen terug verwezen naar de gepleegde misdaad, er zijn ook vele anticipaties naar een volgende. De misdaad wordt voortdurend besproken als één in een reeks. ‘Moordenaar’ Garinati wordt geschetst als een toneelspeler die voor de zoveelste maal dezelfde rol speelt: ‘Hij hoeft alleen maar de tekst op te zeggen, zin voor zin, en de belofte zal in vervulling gaan, en Lazarus, geheel in verband gewikkeld, zal opstaan uit zijn graf. (p. 23)’ Ook het slagen van de door Wallas gepleegde moord wordt hierdoor in twijfel getrokken. Zou Lazarus ook nu opstaan uit de dood, zoals in de vorige opvoeringen van het toneelstuk gebeurde? In dat geval betekent het einde van het verhaal een nieuw begin en wordt een oneindige herhaling gesuggereerd. De tijd krijgt de voor Robbe-Grillet zo typerende cirkel-structuur.Ga naar eind3 Deze suggestie wordt versterkt doordat de cafébaas in de epiloog opnieuw het decor opbouwt. De regisseur van het ‘toneelstuk’ is een alwetend verteller die de lezers in de verschillende decors laat meekijken. Het belangrijkste gevolg van deze vertelwijze is, dat de lezer weet hoe de misdaad is gepleegd, en daardoor op een andere manier tegen het onderzoek van de detectives aankijkt. In plaats van zich bezig te houden met de oplossing van het raadsel, volgt de lezer het gestuntel van de detectives, en ziet hij hoezeer zij op het verkeerde spoor zitten.
In de wereld van Les Gommes is een overdreven ordening aangebracht. De ruimte is een zorgvuldig opgebouwd decor, de tijd is circulair, de gebeurtenissen herhalen zich voortdurend, personages zijn identiek aan elkaar. Een zo ver doorgevoerde ordening heeft allerminst het ‘geruststellende’ effect van de geordende, herkenbare wereld in de detective-literatuur. Ook van een wetenschappelijk getint onderzoek | |||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||
dat tot de juiste oplossing leidt is geen sprake. De oplossing van Laurent wordt op het moment zelf teniet gedaan, het onderzoek van Wallas leidt slechts tot een herhaling van de onderzochte gebeurtenis. | |||||||||||||||||
Les Gommes als postmodernistisch werkIn Les Gommes zien wij twee personages die op zoek zijn naar de waarheid. Ze voeren een onderzoek uit en stellen hypothesen op. Tegelijkertijd weten wij als lezers dat de werkelijkheid die zij onderzoeken nooit bestaan heeft. Het onderzoek van de detectives wordt hierdoor volkomen belachelijk; het proberen tot opheldering te komen van een moord die niet gepleegd is, is een zinloze en absurde bezigheid. Het in het absurde trekken van een zoektocht naar de waarheid en van het opstellen van hypothesen is een duidelijke uiting van de postmodernistische geradikaliseerde twijfel. Een modernist verwacht veel van de intellectuele overpeinzing.Ga naar eind4 Robbe-Grillet, als postmodernist, steekt er de draak mee en rekent er zodoende mee af. Ook andere postmodernistische kenmerken zijn in Les Gommes terug te vinden. De mathematische ‘multiplication’ is één van de belangrijkste constructieprincipes van het verhaal. Alles herhaalt en vermenigvuldigt zich. Een postmodernistisch verschijnsel is ook het metafictioneel commentaar, het nadrukkelijk presenteren van het verhaal als fictie. De personages in Les Gommes houden zich niet aan hun rol en zijn aan voortdurende veranderingen onderhevig. Het parodiëren van een populair genre is op zichzelf ook al een postmodernistische activiteit. | |||||||||||||||||
Cherokee van Jean EchenozIn de traditionele detective wordt over het algemeen één zaak onderzocht en tot een oplossing gebracht. In Cherokee van Jean Echenoz vindt een ware explosie van het detective-thema plaats. Resultaat ervan is, dat er van alle detective-elementen enorm véél zijn: een vrijwel eindeloze hoeveelheid personages, intriges, achtervolgingen en ontknopingen. Hiermee is de belangrijkste verandering ten opzichte van de traditionele detective weergegeven. Een aantal zaken moet tegelijk worden opgelost, waarbij nogal ongebruikelijke prioriteiten worden gesteld: de verdwijning van een vogel doet veel stof opwaaien, maar als er terloops een lijk gevonden wordt, sluit detective George onmiddellijk de mogelijkheid van moord uit, waarna nauwelijks meer een woord aan de zaak wordt vuilgemaakt. Bij de detectives ontbreekt de ware motivatie om de zaken tot op de bodem uit te zoeken, gezien de volgende uitspraak van Benedetti, leider van het detective-bureau: Het is niet moeilijk, we hoeven alleen maar te doen alsof. Het maakt niet uit of we iets vinden, als het maar lijkt of we aan het zoeken zijn. (p. 34) Bovendien ontbreekt bij de meeste zaken ieder spoor: | |||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||
(...) er waren geen braaksporen, geen vergeten zolderraampjes, er was geen enkel geloofwaardig motief bij het personeel, geen enkelidee. (p. 38) Aangezien er weinig te onderzoeken valt, zien de detectives er eenvoudigweg maar vanaf. Dit neemt niet weg dat er zaken tot een oplossing komen. Bij puur toeval vindt George bijvoorbeeld de vogel terug, op een moment dat hij er helemaal niet naar zocht. In een ander geval, de verdwijning van een vrouw, vindt wel een verhoor plaats, maar ook hier wordt de fase van het onderzoek uit het verhaal weggelaten: er wordt alleen verteld dàt er vragen worden gesteld, maar de inhoud ervan krijgt de lezer niet te horen, zodat hij niet begrijpt hoe de detectives de zaak tot een (zeer eenvoudige en snelle) ontknoping brengen. Het onderzoek heeft dus de belangrijke plaats die het in de traditionele detective innam, verloren. Hiervoor komen aan aantal andere zaken in de plaats, die allemaal de vorm aannemen van een soort onderzoek. Hierin treden de nodige complicaties en verdubbelingen op, zodat iedereen op een gegeven moment achter de ander aan loopt. Dit resulteert in wanorde en de nodige achtervolgingsscènes. In plaats van de erfgenamen van een rijk man op te sporen, gaat Georges in zee met iemand die zich voor één van die erfgenamen wil uitgeven; samen gaan zij op zoek naar het geld. Georges wordt daardoor een verdachte voor zijn collega-detectives Bock en Ripert, die de achtervolging op hem inzetten. Ondertussen is Georges ook nog voortdurend op zoek naar een vrouw die hij een keer op straat heeft ontmoet. Bij toeval, denkt hij zelf, maar de vrouw blijkt een handlangster te zijn van zijn neef Fred, die op zijn beurt op alle mogelijke manieren achter Georges aanzit. Een onontwarbare kluwen van wilde achtervolgingsscènes ontstaat, die uiteindelijk uitmondt in een chaotische slotscène, waarin eigenlijk niets wordt opgelost, en bovendien de detective Ripert wordt doodgeschoten.
Alsof het verhaal nog niet ingewikkeld genoeg is, duiken er in vrijwel ieder nieuw hoofdstuk nieuwe personages op, de één nog merkwaardiger dan de ander. Het is aan de lezer om uit te zoeken wie belangrijk is en wie hij weer vergeten mag. Personages die nauwelijks een rolspelen in het hele verhaal worden namelijk met even veel verve en een net zo uitvoerige beschrijving geïntroduceerd als de hoofdpersonen, zoals blijkt uit de volgende beschrijving van een masseur, die volstrekt niet van belang is voor het verhaal: (...) de dikke man was masseur-heilgymnast van beroep. Hij had geen klanten, maar zijn vrouw had op de begane grond van het flatgebouw een bloeiend confectie-aterlier ingericht, waar voortdurend grote groepen naaisters rondhingen. (p. 132-133) Net als in Les Gommes spelen de personages hun rol niet op de traditionele wijze. De detective Ripert wordt uiteindelijk slachtoffer van een moordaanslag. Zijn collega Georges verandert in een verdachte. Voor alle detectives geldt, dat zij zich voortdurend laten afleiden en daardoor niet aan hun onderzoek toekomen. Er zijn zaken zonder slachtoffer (de verdwenen vogel) en slachtoffers zonder zaak (een vermoorde man aan wie geen onderzoek wordt gewijd). Verdachten worden niet | |||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||
gevonden, en als ze er al zijn, worden ze niet ondervraagd (zoals Fred, de moordenaar van Ripert).
Een alwetend verteller voert de lezers van Cherokee mee naar een schier oneindige hoeveelheid verschillende lokaties. Nu en dan laat hij duidelijk zien dat hij de touwtjes in handen heeft, en met zijn lezers kan doen wat hij wil: Zij verwijderden zich. Het geluid van hun motor werd zachter en loste op in het rumoer in de verte. Ze waren er niet meer. Ze zijn er niet meer. Maar wij blijven nog even. (...) In de coulissen is opnieuw het geluid van een motor te horen. (...) Het is de gehuurde Mazda van Fred. Er gaat iets gebeuren. Goed dat we gebleven zijn. (p. 101-102) De lezer die met de detectives wil meezoeken naar de oplossing van de raadsels, zal de poging al snel opgeven. Hij krijgt of helemaal geen informatie - geen sporen, geen vraaggesprekken - of veel te veel (wat moet hij bijvoorbeeld met het uitgebreide levensverhaal van een papegaai, waarbij de kleinste details verteld worden). De lezer krijgt de kans niet, om mee te puzzelen op de gebruikelijke manier. Er blijft echter genoeg te puzzelen over. Door de niet aflatende stroom personages en gebeurtenissen is Cherokee een voortdurende puzzel voor iedere lezer die de draad enigszins wil vasthouden. In plaats van mee te zoeken naar de oplossing van het raadsel, moet hij eerder uitvinden wie in het verhaal nu eigenlijk waarnaar zoekt. De wereld in Cherokee is dus alles behalve overzichtelijk. De enige die op wonderbaarlijke wijze de draad weet vast te houden is de verteller van het verhaal. | |||||||||||||||||
Cherokee als postmodernistisch werkPostmodernistische kenmerken zijn zonder veel moeite terug te vinden in Cherokee. Het verhaal is anti-hiërarchisch van opbouw: de verdwijning van een vogel is belangrijker dan een moord; zaken die onoplosbaar lijken, krijgen een onwaarschijnlijk eenvoudige ontknoping; de fase van het onderzoek wordt grotendeels weggelaten. We vinden fragmentatie van de verhaallijn (het continu overspringen van de ene situatie naar de andere), verwijzingen naar het fictionele karakter van het werk in de interventies van de verteller, rolwisselingen bij de personages, duplication en multiplication in de vele achtervolgingsscènes, en natuurlijk het parodiëren van detective-literatuur. Over het postmodernistische karakter van Cherokee valt nauwelijks te twisten. De radikale epistemologische en ontologische twijfel komt vooral tot uiting in de wijze waarop het thema van het zoeken behandeld wordt. Ook hierin vindt de ‘explosie’, de versplintering van het thema plaats. Iedereen in Cherokee zoekt naar elkaar in talloze achtervolgingsscènes. De detectives zoeken niet wat zij behoren te zoeken; in plaats van hun opdrachten uit te voeren lopen zij achter een vrouw, een erfenis of achter elkaar aan. Het serieuze onderzoek komt hierdoor volkomen | |||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||
in het gedrang. Als er al onderzoek gedaan wordt, levert dit niets op; het enige middel waardoor iets gevonden wordt is toeval. Men zoekt zonder te vinden en vindt als men niet zoekt. Het geheel maakt een absurdistische, chaotische en vaak komische indruk. De verteller toont zijn lezers een wanordelijke klucht met onwaarschijnlijke ontknopingen. In Cherokee wordt iedere serieuze poging om te zoeken naar waarheid en werkelijkheid afgedaan als een grap. | |||||||||||||||||
Maurits en de feiten van Gerrit KrolDe moord die in Maurits en de feiten gepleegd wordt, lijkt aan het begin al opgelost te zijn. Maurits is de enige verdachte en men twijfelt er niet aan dat hij de dader is van de moord op het meisje Mirjam. In een uitgebreid onderzoek proberen een aantal psychologen en maatschappelijk werkers uit te zoeken hoe Maurits tot zijn daad is gekomen. In de loop van het verhaal wordt de aanvankelijke zekerheid dat Maurits de dader is, in twijfel getrokken. Het onderzoek kent vele vormen: films, bandopnames, bezoek aan de plaats van de moord en talloze verhoren. Maurits geeft echter aan, dat de onderzoeken geen zin hebben, als hij niet wil meewerken: Ik zeg wat en zij zeggen, aha, hij heeft dat en dat gezegd, zonder dat ze weten wat het betekent. Zeg ik de volgende keer wat anders. Of helemaal niks. Ik kan natuurlijk zeggen wat ik wil. (7) Inderdaad spreekt Maurits zichzelf voortdurend tegen. Hij vertelt verschillende versies van het verhaal van de moord, waarin hij nu eens zichzelf, dan weer een ander voor de moordenaar uitgeeft. De onderzoekers komen niet veel verder dan het opstellen van hypotheses. Over het werkelijke verhaal van de moord krijgen zij geen zekerheid. In het laatste hoofdstuk lijkt het of er toch nog een ontknoping plaatsvindt: er wordt een laatste versie van het verhaal van de misdaad verteld, veel uitgebreider dan de vorige versies. In dit verhaal is Zwaan, Maurits' stiefmoeder, de moordenares en is jaloezie het motief. Het is echter zeer de vraag of we hier inderdaad te maken hebben met het ‘werkelijke’ verhaal van de moord. Opvallend is, dat er in dit verhaal een onzichtbare verteller aan het woord is, terwijl alle eerdere verhalen door Maurits of door de onderzoekers werden verteld. Deze plotselinge wisseling van perspectief roept een aantal vragen op. Waarom is Maurits niet meer aan het woord? Is er sprake van een alwetende verteller wiens autoriteit groter is dan die van de personages? Of wil de verteller laten zien dat het innerlijk van Maurits wel altijd verborgen zal blijven, zowel voor de onderzoekers als voor de lezer, en dat er weinig anders overblijft dan zomaar een verhaal te vertellen? Lezen we misschien toch de gedachten van Maurits, gezien zijn opmerking op pagina 143: ‘En zo vertel ik deze geschiedenis ten einde. Uitsluitend aan mezelf. Want de rest is al naar huis gegaan.’ Ook in dit geval kunnen we er allerminst op vertrouwen dat het verhaal waar is; Maurits heeft immers nog niet anders gedaan dan liegen. Het schijnbaar ware verhaal is niet meer dan het zoveelste mogelijke verhaal van de moord. De verteller doet, wat hij Maurits laat denken in wat we kunnen zien als een ‘mise en abyme’ van de roman: | |||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||
Je zit te rekenen, maar de som komt uit op een breuk, terwijl je op een geheel getal moet uitkomen. Je hebt een fout gemaakt. Dat is niet erg, dat kan iedereen overkomen. Erger is dat je in de correcties die je aanbrengt opnieuw fouten maakt, je gaat knoeien en het wordt een smeerboel. Het beste is opnieuw te beginnen en te doen alsof je nog helemaal geen fouten gemaakt hebt. Je scheurt de bladzij er gewoon uit. Je maakt er een prop van die je weggooit. En een nieuwe, schone bladzij straalt je toe - alsof er niets gebeurd is. (p. 149) De onderzoekers in Maurits en de feiten hebben weinig weg van de hoofdpersoon in de traditionele detective. Zij zijn niet de centrale figuren in het verhaal. Dit heeft te maken met het vertelperspectief: we zien de onderzoekers door de ogen van de verdachte in plaats van andersom. Maurits ziet geen enkele systematiek in hun onderzoek, en hun probleem-oplossend vermogen is klein. Het slachtoffer houdt zich wel aan de traditionele rol: zij is al vermoord voor het begin van het verhaal en speelt geen belangrijke rol meer. De dader is in een traditioneel detective-verhaal aanvankelijk onbekend. Via vermoedens komt men tot zekerheid omtrent zijn identiteit. In Maurits en de feiten vindt een omkering van deze situatie plaats: Maurits wordt al in het eerste hoofdstuk als dader bestempeld, maar in de loop van het verhaal groeit de twijfel of hij inderdaad de dader is. De schijnbare zekerheid van het begin wordt afgebrokkeld. In een groot deel van het verhaal fungeert Maurits als ik-verteller, hetgeen in een detective-verhaal ongebruikelijk is. De lezer die verwacht dat hij door middel van Maurits alle achtergronden van de moord te weten zal komen, komt echter bedrogen uit. Maurits vertelt voortdurend tegenstrijdige verhalen en houdt niet alleen zijn onderzoekers, maar ook de lezers voor de gek. Niet altijd is Maurits aan het woord. Vaak lezen we gesprekken waar Maurits niet bij aanwezig is. De onderzoekers spreken over hem, en er zijn flarden van gesprekken tussen mensen die Maurits vroeger gekend hebben. Zoals eerder vermeld werd, neemt in de slotscène een onzichtbare verteller het woord. Er ontstaat door deze voortdurende wisselingen van perspectief een versplinterd beeld van de gebeurtenissen. Dit effect wordt nog versterkt door de aanwezigheid van camera's, spiegels, films, krantekoppen en bandopnames, die elk weer hun eigen, onvolledige visie op de werkelijkheid geven. De lezer van Maurits en de feiten krijgt dus heel andere informatie toegespeeld dan in een doorsnee detective. Gegevens over de moord komen in flarden op hem af uit allerlei verschillende richtingen, zodat het onmogelijk is, een coherent beeld te vormen van de gebeurtenissen. Op het eerste gezicht lijkt de lezer in het voordeel ten opzichte van de onderzoekers, omdat hij de gedachten van Maurits kent. Deze zijn echter zo verward en tegenstrijdig, dat hij er niet verder mee komt. De oplossing die de lezer uiteindelijk krijgt voorgeschoteld is dubieus en laat hem met vragen achter.
De onderzoekers blijven op zoek naar de waarheid en hebben het idee dat ze deze zullen achterhalen. Zij zoeken naar oorzaken en motieven. Maurits heeft hier heel andere ideeën over; hij gooit categorieën als oorzaak en gevolg overhoop: | |||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||
De feiten? Er is niets gebeurd. Alles wat gebeurd is, is alleen maar een noodzakelijk gevolg van iets dat het noemen niet waard was geweest, als het gevolg er niet was geweest. (p. 28) De onderzoekers zijn ‘op zoek naar feiten’ (p. 56), maar Maurits vertelt alleen maar verhalen, en geeft niet om de waarheid: ‘Sommige waarheden hebben geen allure omdat ze smerig zijn. In zo'n geval kies je voor een leugen die allure heeft.’ (p. 89-90) Hij doet het onderscheid tussen waarheid en leugens, en daarmee het werk van de onderzoekers, af als onbelangrijk. Hij vervangt feiten door fictie, of door zomaar een verhaal. Dit verhaal wordt voor hem een nieuwe waarheid: Wie liegen kan schept zichzelf een nieuwe waarheid die sterker is dan de feiten; het is z'n enige kans. (p. 131) Wat Maurits doet met zijn onderzoekers, doet de verteller van Maurits en de feiten met zijn lezers. Net als Maurits kan hij vertellen wat hij wil; zomaar een verhaal of een aantal tegenstrijdige verhalen, zonder dat er iets van waar hoeft te zijn. Daarom is het ene verhaal van de moord ook niet meer of minder waar dan het andere. Maurits bestaat niet en ook de feiten zijn fictie. De enige waarheid is, dat er een verhaal wordt verteld. | |||||||||||||||||
Maurits en de feiten als postmodernistisch werkEen belangrijke verschuiving ten opzichte van de traditionele detective is het gebrek aan resultaat van het onderzoek. De speurders verzamelen vele feiten, passen uiteenlopende methoden toe, maar komen niet verder dan het opstellen van hypotheses. Is dit een argument om Maurits en de feiten postmodernistisch te noemen? Men zou er tegen in kunnen brengen, dat het opstellen van hypothesen over een werkelijkheid die niet kenbaar is, eerder duidt op een modernistische denkwijze dan op een postmodernistische. Tegenargument voor deze redenering wordt gevormd door het personage Maurits. Hij gaat een stap verder dan zijn onderzoekers. In plaats van hypotheses op te stellen, verwerpt hij de waarheid totaal. Hij laat zien, dat pogingen om door hypotheses nog enige ordening aan de werkelijkheid op te leggen, zinloos zijn. Maurits radikaliseert de twijfel van de onderzoekers. De taal voldoet niet meer als epistemologisch instrument; noch om de buitenwereld te beschrijven (de onderzoekers kunnen van Maurits geen samenhangende beschrijving geven) noch om de innerlijke wereld weer te geven (Maurits kan zichzelf ook niet beschrijven). Wel creëert Maurits door middel van taal een nieuwe werkelijkheid; de enige werkelijkheid die voor hem overblijft. Een aantal van de postmodernistische ‘subthema's’ die Bertens noemt, zijn ook terug te vinden, zoals het verzet tegen causaliteit, twijfel aan de scheidslijn tussen feit en fictie. Van de semantische velden die Fokkema noemt, vinden we ‘multiplication and permutation’ in de versplintering van het perspectief. Van de formele kenmerken springt vooral de fragmentatie in het oog. Af en toe worden er verwijzingen gedaan naar het fictionele karakter van het werk. | |||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||
Samenvatting: de anti-detective als postmodernistisch verschijnselDe detective blijkt een dankbaar object te zijn voor postmodernistische aanpassingen. In de hier behandelde anti-detectives worden veranderingen toegepast in vrijwel alle verschillende detective-elementen, terwijl toch de detective-achtige structuur van misdaad, onderzoek en ontknoping grotendeels gehandhaafd blijft. De detective als superheld is uit deze romans verdwenen. In Maurits en de feiten zien we geen detectives, maar een aantal machteloze maatschappelijk werkers en psychologen. De detectives in Cherokee zijn dom, kwetsbaar of te verliefd om onderzoek te doen. Wallas uit Les Gommes is een uitgesproken anti-held. Zowel in Les Gommes als in Cherokee slagen de detectives er niet in, hun rol tot het einde toe vol te houden. Wallas begint als detective maar wordt al gauw een verdachte en eindigt als moordenaar. In Cherokee is Georges niet alleen detective, maar ook slachtoffer van ontvoeringen en verdachte voor zijn collega's; Ripert is detective maar wordt in het voorlaatste hoofdstuk vermoord. Niet alleen de detectives vallen uit hun rol. Ook slachtoffers, verdachten en daders zijn anders dan we gewend zijn. In Maurits en de feiten zien we nog een traditioneel slachtoffer, maar Daniel Dupont uit Les Gommes pakt het heel anders aan: hij geeft zich na een mislukte aanslag uit voor slachtoffer en houdt iedereen voor de gek. Pas in het laatste hoofdstuk wordt hij werkelijk vermoord. Cherokee kent zaken zonder slachtoffer en slachtoffers zonder zaak. Voor de daders geldt hetzelfde: sommige zaken hebben geen dader, en als er al een is, wordt hij verhoord noch ontmaskerd. In Les Gommes mislukt dader Garanati in zijn rol: hij verwondt zijn slachtoffers slechts licht aan de arm. Maurits lijkt in Maurits en de feiten vanaf het begin de enige verdachte en dus de dader, maar zijn rol wordt steeds meer in twijfel getrokken. Niemand is dus meer zeker van zijn rol: discontinuïteit en een radikale onzekerheid worden doorgevoerd in de personages (zie Bertens en D'Haen 1988:136). Belangrijke verschuivingen treden ook op in het vertelperspectief, waardoor de lezer andere informatie krijgt dan in de traditionele detective. De alwetende verteller van Les Gommes geeft zijn lezers onmiddellijk inzage in het verloop van de misdaad. De lezer kan daardoor zien welke fouten de detectives maken in hun onderzoek, en hoeft zelf het raadsel niet op te lossen. In Cherokee is ook een alwetend verteller aan het woord, maar hij vertelt de lezer vaak precies wat hij niet nodig heeft: soms geeft hij veel te weinig informatie en soms veel te veel. De lezer krijgt zo geen enkele kans om de raadsels op te lossen. In Maurits en de feiten zien we ook een ongebruikelijke situatie: de verdachte vertelt zelf grote delen van het verhaal, soms is er een onzichtbare verteller aan het woord en vaak horen we ongedefinieerde stemmen. Het resultaat is een versplintering van het perspectief. Voor de lezer is het moeilijk, zo niet onmogelijk, een coherent beeld te krijgen van personages en gebeurtenissen. We zien dus alle traditionele rollen verschuiven, zowel die van de personages, als van de verteller en de lezer. De meest radikale verandering ten opzichte van de traditionele detective betreft echter de aard en de uitkomst van het onderzoek. Hoofdbestanddeel in het traditionele detective-verhaal is een zoektocht naar de waarheid betreffende een bepaalde gebeurtenis. Doordat de detective systematisch en logisch te werk gaat | |||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||
in zijn onderzoek, eindigt het verhaal altijd met kennis van de waarheid; de werkelijkheid is overzichtelijk en herkenbaar. Juist dit kenmerk van de detective maakt het genre zo geschikt voor postmodernistische herschrijvingen. In de hier behandelde anti-detectives is de wereld chaotisch en fragmentarisch (Cherokee en Maurits en de feiten) of juist hyper-geconstrueerd (Les Gommes: een wereld vol herhalingen met een circulaire tijdsstructuur). Les Gommes toont de absurditeit van een onderzoek naar een moord die nooit gepleegd is. Het effect hiervan wordt nog versterkt door de ontknoping: juist op het moment dat één van de detectives ontdekt heeft dat er geen dode is, vermoordt zijn collega het vermeende slachtoffer. In Cherokee explodeert het thema van het zoeken zodanig, dat een aaneenschakeling van onzinnige zoektochten overblijft, waarbij degene die zoekt, niet vindt en degene die niet zoekt, vindt door toeval. Maurits en de feiten toont een onderzoek zonder resultaten, waarbij ook de lezer met vragen achterblijft. In alle drie de gevallen zien we dat de werkelijkheid niet kenbaar, de waarheid niet te achterhalen is, en dat hiervoor het typische detective-thema van het zoeken naar de waarheid wordt gebruikt en omver gegooid.Ga naar eind5
Hanneke Mulder is literatuurdocent aan het Instituut van Kunstzinnige Vorming in de Haarlemmermeer. | |||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||
BibliografieRomans:Echenoz, Jean - Cherokee. Paris, Minuit, 1983. Krol, Gerrit - Maurits en de feiten. Amsterdam, Querido, 1986. Robbe-Grillet, Alain - Les Gommes. Paris, Minuit, 1953. | |||||||||||||||||
Overige geraadpleegde literatuur:
|
|