doet dan het ‘spreekmoment’ ten aanzien van de ‘werking’ bij sommige toepassingen van de tempora. Bijvoorbeeld.
(6) |
Karel is gisteren in Montreal aangekomen. Hier wonen zijn ouders. |
(7) |
De vorstin was gearriveerd. Nu zou het feest dan eindelijk beginnen. |
De spreker hoeft zich niet in Montreal te bevinden voor een adequate toepassing van hier in tekst (6). En verder hoeven de tijd waarop tekst (7) geuit wordt en de tijd waarop nu betrekking heeft elkaar niet in het minst te overlappen. Sprekers point of view, zijn origo (Bühler 1934), kan bij deiksis verschuiven. Te verwachten is dat niet per se sprekers positie constitutief is voor zijn origo maar de positie vanwaaruit de spreker zich zaken en standen van zaken ten opzichte van zichzelf voorstelt, in de concrete werkelijkheid of in zijn verbeelding. Een verschuiving die daarbij kan optreden, is een referentiële, dus interpretatieve, zaak en geen kwestie van betekenisverschil. Analoog aan hier en nu in zin (6) en (7) kan het zogenaamde presens historicum begrepen worden in, bijvoorbeeld. Gisteren komt me daar ineens een buldog op me af. En zo kan bleef in de zin Als ik nu niet binnen een minuut vertrek, zal hij straks vragen waar ik toch bleef, een situatie betreffen op de tijd waarop ook de zin geuit wordt, terwijl het preteritum niettemin gemotiveerd is omdat de origo voor bleef gedacht kan worden op de tijd dat er vragen zullen kunnen komen.
Binnen dit bestek kan maar op een enkele interpretatieve variant worden ingegaan, zodat ik het hierbij zal laten. Als betekenisomschrijving van de vormklasse van het presens en de vormklasse van het preteritum heb ik elders (Janssen, te verschijnen) de volgende formuleringen voorgesteld.
(8) |
Een werkwoord in het presens betekent dat de aangeduide situatie wordt gepresenteerd als liggend binnen de voortgaande stroom van aan de gang zijnde en komende situaties gezien vanuit de relevante oorsprong. |
(9) |
Een werkwoord in het preteritum betekent dat de aangeduide situatie wordt gepresenteerd als niet liggend binnen de voortgaande stroom van aan de gang zijnde en komende situaties gezien vanuit de relevante oorsprong. |
Zo kan binnen omschrijving (8) een presens ook worden toegepast ter aanduiding van een serie geregeld voorkomende situaties, een situatie in de toekomst of, bij een andere oorsprong, van een situatie in het verleden. En zo is met omschrijving (9) de irrealis-interpretatie voor toepassingen van het preteritum bestreken naast het gebruik bij rolverdeling door kinderen met Ik was moeder en jij was vader, in beleefdheidsformules als Zou u me even willen helpen? en bij vragen als Wat was uw naam ook al weer? of Wie dronk er koffie? in de interpretatie ‘wie heeft er koffie besteld’.
Zoals al door Paardekooper (1957) - en bijvoorbeeld voor het Engels door Joos (1964) - verdedigd, zijn de vormklassen aangeduid met presens en preteritum ook naar mijn oordeel de enige tempora in het Nederlands. Met betrekking tot de categorie werkwoordcombinaties die als ‘samengestelde tijden’ traditioneel eveneens tot de tempora gerekend worden, heb ik elders (bijv. Janssen 1983; te ver-