Forum der Letteren. Jaargang 1987
(1987)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermdAlgemene Nederlandse Spraakkunst | |||
[pagina 2]
| |||
Dit dubbelnummer is in hel bijzonder tot stand gekomen dankzij een subsidie van de Nederlandse Taalunie. | |||
[pagina 5]
| |||
VoorwoordIn een voordracht op 4 juni 1982 riep W. Zonneveld ‘een serieus 25-jarenplan’ van A.W. de Groot in herinnering (Forum der Letteren 23 (1982): 203), dat ten doel had ‘een grammatica samen te stellen van het hedendaags Nederlands’, en wel een die ‘althans enigszins aan wat wij als ‘moderne eisen’ beschouwen voldoet’ (geciteerd naar Zonneveld). Zonneveld vermeldde dat De Groot aankondigde eerst de publikatie na te streven van enerzijds voorstudies, en anderzijds een ‘voorlopige, niet te omvangrijke, grammatica’ (p. 204). Volgens Zonneveld maakt deze deel uit van De Groot's Inleiding tot de Algemene Taalwetenschap, ‘een boek waarvan je ... moet zeggen dat het toch sterk verouderd was op het moment dat het verscheen’. In de hierop volgende passage trok Zonneveld een (zijdelingse) parallel tussen De Groot's plan en het plan voor een Algemene Nederlandse Spraakkunst: Een aantal van de door De Groot verwachte voorstudies is natuurlijk verschenen, maar het geschetste 25-jarenplan als zodanig is natuurlijk mislukt. Ook dat plan treft me ... als sterk verouderd op het moment dat het werd gelanceerd. (Overigens doet deze anekdote de geïnteresseerde leek ook verlangend uitzien naar meer nieuws over de laatste ontwikkelingen binnen het ANS-projekt). De suggestie in de parallel tussen de opzet van De Groot's plan en het ANS-project is duidelijk; zo'n plan heeft het in zich te mislukken; en is het eigenlijk ook niet ruimschoots achterhaald door de ontwikkelingen in de taalwetenschap? Hoewel zeker niet iedereen zó sceptisch tegenover het ANS-project stond, verwoordde Zonneveld ongetwijfeld een gevoel dat veel taalkundigen destijds beheerste, in ieder geval hen die van de beoefening van de taalkunde hun vak maakten aan de Nederlandse universiteiten. Maar nog geen twee jaar later opende de uitgever de mogelijkheid tot intekenen op het boek, door middel van een folder die in ieder geval een beeld van een kloek werk bevatte. En nog voor het einde van 1984 was de ANS inderdaad verschenen.
We roepen de vrij algemene scepsis ‘van voor de ANS’ vooral in herinnering, omdat sindsdien deze houding vrijwel niet meer aangetroffen wordt: zowel het pure feit van het gereed komen van de ANS als opzet en inhoud van het werk hebben de taalkundigen er kennelijk van overtuigd dat een algemene grammatica potentieel nut en derhalve bestaansrecht heeft. Zo schrijft Zonneveld in een overigens zeer kritisch artikel over de ANS in De Nieuwe Taalgids van januari 1987 (jaargang 80) dat ‘het ook aan elke geïnteresseerde duidelijk is dat er aan een werk als de ANS uitermate grote behoefte bestaat in het Nederlands taalgebied’ (p. 3). Ook hiermee verwoordt Zonneveld een algemeen gevoelen over de ANS, nu na verschijnen: hoezeer velen ook van mening zijn dat de ANS beter moet en kan, of zelfs geheel opnieuw opgezet zou moeten worden, vrijwel iedereen vindt thans in ieder geval dat er ‘zoiets als de ANS’ moet zijn. | |||
[pagina 6]
| |||
Initiatiefnemers en uitvoerders van het ANS-project kunnen deze prestatie alvast op hun rekening schrijven: geluiden als zou de ANS principieel overbodig of nutteloos zijn, klinken niet meer op; veeleer lijken taalkundigen uit velerlei hoeken er een eer in te stellen uit te leggen hoe het volgens hen zou moeten. In dit verband is het pikant op te merken dat de redactie destijds slechts met grote moeite taalkundigen vond, vooral boven de rivieren, die bereid waren (delen van) de ANS met aandacht door te nemen als ‘medelezers’. Het is uiteraard uitgesloten dat een nieuwe versie van de ANS in gelijke mate alle suggesties zou honoreren; daarvoor zijn sommige tezeer met elkaar in tegenspraak. Maar dat maakt de verandering in de grondhouding tegenover de ANS niet minder belangrijk: een in beginsel positieve instelling van professionele taalkundigen is een noodzakelijke basis voor het voortbestaan van de ANS als een werk waaraan gezag kan worden toegekend; en alleen bij zo'n ‘positieve grondhouding’ kunnen voldoende goede ideeën ontstaan die voor de verdere inhoudelijke ontwikkeling van de ANS nodig zullen zijn.
De redactie van Forum der Letteren wil met deze speciale aflevering een concrete bijdrage leveren aan de gedachtenvorming over die verdere inhoudelijke ontwikkeling van de ANS. Daarbij heeft ze ernaar gestreefd een zekere ‘bundeling van krachten’ tot stand te brengen, door auteurs te vragen van verschillende taalkundige richtingen, zowel uit Nederland als uit België afkomstig, zowel primair betrokken bij het onderwijs - aan Nederlandstaligen en anderstaligen - als vanuit het wetenschappelijk onderzoek. Het bleek mogelijk deze doelstelling te realiseren. Minder onder controle van de redactie vertonen ook de ingezonden korte bijdragen over specifieke onderwerpen een diversiteit van theoretische richtingen en geografische oorsprong, hetgeen overigens het hiervoor geschetste beeld van de algemene grondhouding ten aanzien van de ANS bevestigt.
Voor een goede plaatsbepaling van de in dit nummer opgenomen stukken is het nuttig om iets nader in te gaan op de ontvangst van de ANS tot nu toe. We zullen dus nu eerst enige gegevens presenteren over de eerste ontvangst van de ANS (met name in de dag- en weekbladen) en over de latere reacties (met name in de vakpers), van binnen en van buiten het Nederlandse taalgebied. Na een korte karakterisering van de artikelen in dit nummer proberen we dan de huidige stand van zaken in de ‘ANS-receptie’te schetsen, om te besluiten met enige conclusies over de ANS zelf.
De verschijning van de ANS op 13 november 1984 is zeker niet onopgemerkt geblevenGa naar eind1. Nadat in de eraan voorafgaande twee weken het werk al was aangekondigd, wordt het in de periode tot het eind van dat jaar meer dan zestig keer besproken in de dag- en weekbladpers. De reacties zijn in het algemeen positief. De meeste van deze recensies zijn descriptief van aard: de inhoud wordt beschreven, de historische context wordt vermeld en het werk wordt gekarakteriseerd, waarbij vaak gebruik gemaakt wordt van wat de Inleiding van de ANS vermeldt, of de uitgever dan wel een van de auteurs rond de verschijning heeft meegedeeld. Het evaluatieve aspect van de recensies beperkt zich veelal tot het | |||
[pagina 7]
| |||
prijzen van de vorm: het boek is fraai uitgegeven en het is in een voortreffelijke stijl geschreven. In enkele gevallen wordt bovendien gereageerd op de inhoud: vooral de schat aan voorbeelden wordt geprezen. Maar er valt ook enige kritiek te bespeuren. Deze kritiek richt zich zelden op het theoretisch uitgangspunt, of het ontbreken ervan, wat vaker op de al dan niet aanwezig geachte tolerantie van de ANS ten aanzien van klassieke problemen als groter dan of groter als. Er wordt nogal eens betreurd dat de grammatica geen duidelijke voorschriften voor correct taalgebruik geeft, vooral in de Vlaamse pers, maar ook wel in de Nederlandse. Aan de andere kant wordt het tolerant geachte standpunt van de ANS ook geprezen. Overigens moet hierbij worden opgemerkt dat het al dan niet normatieve karakter van de ANS in niet meer dan 20% van de recensies aan de orde wordt gesteld, en dan nog vaak met het weergeven van het standpunt van de redactie, zoals het verwoord is in de Inleiding. Bijna overbodig is het op te merken dat uit niet alle recensies blijkt dat de ANS goed gelezen is: er wordt vaak fout geciteerd of verkeerd geïnterpreteerd, veelal te wijten aan onvoldoende kennis van de schoolgrammatica. In de wetenschappelijke pers verschijnen de eerste besprekingen in de loop van 1985, de meeste in 1986 en 1987. Het ligt voor de hand dat deze recensies van andere aard zijn. Hoewel descriptieve uitspraken niet ontbreken, overheerst toch het evaluatieve aspect. Het merendeel van de recensies is waarderend, maar er zijn er ook die felle kritiek op de ANS bevatten. Het valt op dat de kritiek in Nederland grimmiger is dan in Vlaanderen en in het buitenland; in de niet Nederlandstalige tijdschriften wordt de ANS waarderend besproken. De kritiek richt zich vooral op descriptieve tekortkomingen, op het theoretische uitgangspunt van de ANS en in een enkel geval op het te weinig tolerant geachte karakter van de ANS, wat soms in verband wordt gebracht met een gebrek aan precisering van het label ‘regionaal’. Uit de kritiek wordt duidelijk dat de ANS in descriptief opzicht tekortschiet op een aantal punten: er staan vergissingen in, maar ook ernstige fouten die alleen na een grondige bewerking hersteld kunnen worden. Zonneveld (1987) - het artikel is al eerder aangehaald; het zal ook de enige bespreking blijven die vermeld wordt - geeft hiervan duidelijke voorbeelden op het gebied van de morfologie. Enkele recensenten uiten felle kritiek op het theoretisch uitgangspunt van de ANS, maar vooral op het ontbreken van een degelijk theoretisch fundament. Deze kritiek wordt vooral geuit door generatieve taalkundigen: de ANS wordt een traditionele grammatica geacht waarin van structuralistische inzichten weinig en van generatieve verworvenheden niets wordt teruggevonden.
Tegen de descriptieve tekortkomingen die in de kritieken naar voren wordt gebracht is niets in te brengen. De kritiek op het in theoretisch opzicht tekortschieten is niet altijd rechtvaardig. Theorieën, vooral generatieve, veranderen snel, te snel om op een verantwoorde wijze in een grammatica die geen eendagsvlieg mag zijn, te verwerken. Bovendien moet de kloof tussen de doelen van taaltheorieën en die van gebruiksgrammatica's niet onderschat worden. De ANS is voor een algemeen publiek geschreven. De doelgroep bestaat uit anderstaligen die hun kennis van het Nederlands willen vermeerderen, uit dialectsprekers die hun kennis van de stan- | |||
[pagina 8]
| |||
daardtaal willen verrijken en uit standaardtaalsprekers die een oplossing zoeken voor grammaticale problemen. In de kritiek is te weinig rekening gehouden met de gebruikers die de auteurs voor ogen stonden. Met recht kan overigens worden betwijfeld of deze doelgroep door de ANS bereikt is: het gebruik van de ANS veronderstelt een grondige kennis van de schoolgrammatica, een kennis die de ontwikkelde leek - op wie auteurs van dit soort werken zich volgens voorwoorden altijd plegen te richten - ontbeert. Het is niet eenvoudig de weg in de ANS te vinden, ondanks het terecht geprezen register.
Deze bundel bevat vijf artikelen en een aantal ‘voetzoekers’, of ‘spierinkjes’ zoals enkele lezers ongetwijfeld zullen prefereren, (of ‘squibs’, een term die wij niet verkiezen). Verkuyl behandelt de beschrijving van het temporele systeem in de ANS. Hierover is veel geschreven, en wel door taalkundigen uit allerlei richtingen. Verkuyl constateert dat de auteurs van de ANS geen coherente beschrijving van de tijden in het Nederlands hebben gegeven, ondanks de veelsoortige informatie die tot hun beschikking stond. In confrontatie met de stand van zaken in het vak wordt immanente kritiek geleverd. Salverda benadert de ANS vanuit het standpunt van anderstaligen die het Nederlands beter willen leren beheersen. Naast veel waardering constateert hij dat de ANS toch nog te veel op moedertaalsprekers is gericht. Vanuit de doelen van de vreemde-taalleerder pleit hij voor zowel het primaat van de zin als het primaat van de taalvorm; beide uitgangspunten zag hij graag in de ANS consequent toegepast. Haeseryn vergelijkt de ANS met buitenlandse pendanten, die tevens als voorbeelden golden: Duden, Grammatik der deutschen Gegenwartssprache, Grevisse, Le bon usage en Quirk et al., A Grammar of Contemporary English. In het bijzonder worden doelstellingen en doelgroepen, theoretische achtergronden en normativiteit behandeld. Geerts reageert op de kritiek ten aanzien van de normativiteit van de ANS. Hij verdedigt de ANS tegenover de critici die het werk te tolerant achten, maar ook tegenover hen die van een grammatica verwachten dat duidelijke voorschriften voor correct taalgebruik worden gegeven. Süter beschrijft enige resultaten van een onderzoek dat in samenwerking met de firma Wolters-Noordhoff verricht is naar het gebruik van de ANS, met name in het onderwijs. Hieruit blijkt ondermeer dat de ANS vrij positief beoordeeld wordt. De voetzoekers gaan in het algemeen in op een detail in de ANS waarvan aangetoond wordt dat de beschrijving onvolledig of ook wel onjuist is. Naast enkele morfologische verschijnselen is er vooral aandacht voor syntactische eigenaardigheden.
De ANS kan gekarakteriseerd worden als een traditionele grammatica met Paardekooperiaanse inzichten op het gebied van de woordgroepenleer en een Praagsstructuralistische benadering van de informatiegeleding van de zin. De ANS is traditioneler dan de auteurs zelf menen, zelfs in het ten aanzien van de normativiteit tolerant geachte standpunt. Van een aantal cruciale sjibbolets als groter dan of groter als is onderzocht in hoeverre het standpunt van enkele grammatici sedert het | |||
[pagina 9]
| |||
einde van de negentiende eeuw overeenkomt dan wel verschilt met wat erover in de ANS wordt opgemerktGa naar eind2. De ANS blijkt zich nauwelijks te onderscheiden van zijn voorgangers, noch in een tolerant, noch in een prescriptief opzicht. In de behandeling van de verschillende onderdelen valt een grote mate van onevenwichtigheid te constateren: het eerste deel, Het woord, omvat ruim 600 pagina's, het tweede deel, De woordgroep, bijna 100, het derde deel, De zin, bijna 300, terwijl in een toegift van bijna 100 pagina's, het vierde deel, Nevenschikking en samentrekking worden behandeld. Te betreuren valt bovendien dat een klankleer ontbreekt, een onderdeel dat vooral voor de extramurale neerlandistiek onmisbaar is. Dat de ANS, zoals eerder is opgemerkt, een traditionele grammatica is, blijkt ook uit iets anders. Afgezien van de behandeling van pronominale verwijzingen valt de nadruk op het woord en in wat mindere mate de zin. Grotere conteksten en hun structuur vallen buiten het gezichtsveld van de ANS, en wat hiermee samenhangt, eveneens voorschriften en aanwijzingen voor goed en gemotiveerd taalgebruik in teksten.
Ondanks de kritiek die men op de ANS kan uiten, is deze grammatica een monumentaal werk, dat - wat niet vergeten mag worden - in een zeer korte tijd tot stand is gekomen op basis van (te) weinig voorstudies. Het werk verdient serieus genomen te worden. Het valt dan ook te hopen dat Nederlandse en Vlaamse taalkundigen de uitdaging om aan verbetering van de ANS te werken, aannemen. Een brede basis van deskundigheid garandeert dat de ANS uitgroeit tot een taalmonument met een dwingend en natuurlijk gezag.
Namens de redactie, A. Verhagen J.W. de Vries | |||
Bibliografie
|
|