Forum der Letteren. Jaargang 1986
(1986)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||
Vertellers in vertalingen: de verteller vertaald - de vertaler vertelt Kitty M. van Leuven-ZwartCentraal in dit artikel staan twee Nederlandse vertalingen van twee uit Spaans-Amerika afkomstige romans. In de bespreking van deze vertalingen wordt getracht een antwoord te geven op de vraag in hoeverre de vertellersfunktie in die vertalingen overeenkomt of verschilt met de vertellersfunktie in de oorspronkelijke teksten. Immers: ‘De vertelinstantie is het meest centrale begrip voor de analyse van de narratieve tekst. De identiteit van de vertelinstantie, de mate waarin en de wijze waarop die identiteit in de tekst wordt aangeduid, en de keuzen die daarmee samenhangen, geven de tekst zijn specifieke “gezicht”.’ (Bal 1978, 122) Als het specifieke ‘gezicht’ van een roman, een novelle of een kort verhaal bepaald wordt door de wijze waarop de verteller funktioneert, dan betekent een verandering in de vertellersfunktie een verandering in dat specifieke ‘gezicht’. Dergelijke veranderingen kunnen door allerlei oorzaken optreden in vertalingen; het ‘gezicht’ van een vertaling kan daardoor van een heel andere aard zijn dan het ‘gezicht’ van de oorspronkelijke tekst. | |||||||||||||||||||||||||||
0. InleidingIn beschouwingen over vertalingen van narratieve teksten wordt over het algemeen in alle talen gezwegen over de wijze waarop de vertellersfunktie in brontekst en vertaling tot uitdrukking wordt gebracht. Dit betekent vaak dat er ook niet wordt stilgestaan bij die aspekten die in hoge mate afhankelijk zijn van die vertellersfunktie, zoals de karaktertekening van personages, de beschrijving en presentatie van plaatsen, situaties, handelingen en gebeurtenissen, de interne koherentie en logika van het werk en dergelijke. Hierdoor wordt op zijn minst de suggestie gewekt dat de vertaling op deze punten uitsluitend overeenkomsten met zijn brontekst vertoont; in de meeste vertalingen zijn, als men deze beschouwingen mag geloven, de meest essentiële kenmerken en specifieke eigenschappen van de brontekst bewaard gebleven. In dit artikel zal worden aangetoond dat een iets meer dan oppervlakkige vergelijking van brontekst en vertaling in de richting van het tegendeel kan wijzen. De vergelijking tussen de hier aan de orde gestelde vertalingen en hun bronteksten is uitgevoerd met behulp van de in mijn proefschrift ontwikkelde vergelijkende beschrijvingsmethode voor integrale vertalingen van narratieve teksten (van Leuven-Zwart 1984). In een geval is dit gebeurd door een studente van mijn vakgroep, in het kader van een door mij begeleide doktoraalskriptie. De bespreking van deze vertaling is voor een groot gedeelte gebaseerd op de onderzoeksresultaten van deze studente. De indeling van dit artikel is als volgt. In paragraaf 1 wordt even stilgestaan bij de funktie van de vertelinstantie in narratieve teksten. In paragraaf 2 wordt de rol van de vertaler belicht, terwijl paragraaf 3 een korte samenvatting van de vergelijkende beschrijvingsmethode behelst. In paragraaf 4 en 5 worden de twee vertalingen besproken. Paragraaf 6, tenslotte, is gewijd aan enkele slotopmerkingen. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||
1. De vertellerIn alle narratieve teksten, zoals sprookjes, korte verhalen, novelles, romans, reisverslagen, (auto)biografieën en dergelijke, is sprake van een verteller, een woordvoerder die de lezer op de hoogte stelt van bepaalde gebeurtenissen in een bepaalde, al dan niet verzonnen, wereld. In ‘echt gebeurde’ verhalen, zoals autobiografieën, brieven en andere ego-dokumenten, verslagen in kranten en tijdschriften enzovoort, kan de verteller vaak worden geïdentificeerd met de schrijver; in fiktionele teksten is dit meestal niet mogelijk. Dit geldt ook voor de zogenoemde ‘ik’-verhalen, waar de verleiding om de ‘ik’ uit het verhaal te identificeren met de schrijver van het verhaal wel erg groot is. Toch is deze identifikatie meestal niet terecht, en als ze dat wel is, dan is het een faktor die weinig of niets bijdraagt aan de specifieke kenmerken van het verhaal. Het is immers niet van wezenlijk belang voor de kenmerkende eigenschappen van bijvoorbeeld Kroniek van een aangekondigde dood (García Marquez 1981/Sabarte Belacortu 1981) dat de ‘ik’ in deze tekst Gabriel García Márquez zelf is. Bovendien is die identifikatie alleen maar mogelijk dankzij informatie die de schrijver naar aanleiding van het werk heeft verstrekt; in het werk zelf zijn geen indikaties hieromtrent aanwezig. Met het bovenstaande wil ik niet beweren dat de identiteit van de verteller niet belangrijk is; integendeel. Het gaat hierbij echter niet zozeer om de identifikatie van een verteller met een individu uit de werkelijkheid, als wel om een identifikatie op grond van kenmerken en eigenschappen die de verteller in het werk zelf aan de dag legt. Het zijn namelijk deze kenmerken en eigenschappen die een tekst zijn specifieke ‘gezicht’ geven en die verantwoordelijk zijn voor de effekten van die tekst op de lezer. In fiktionele narratieve teksten kunnen twee soorten vertellers optreden: interne en externe vertellers. In de al eerder genoemde ‘ik’-verhalen is in het algemeen sprake van een interne verteller. Een dergelijke verteller treedt, behalve als verteller, ook als personage op in de fiktionele wereld van die tekst. Een interne verteller vertelt over die wereld èn over zichzelf. De lezer kijkt door de ogen van het vertellende personage naar de fiktionele wereld; hij ziet wat het personage ziet. Het beeld van de fiktionele wereld dat de lezer krijgt aangeboden is dus het beeld van dat personage; het is een per definitie subjektief en beperkt beeld. In de meeste gevallen wordt de lezer op de hoogte gesteld van de naam van de interne verteller, de naam die hij als personage in de fiktionele wereld heeft. Dit gebeurt echter niet altijd. In zulke gevallen is de verteller, behalve als intern, ook als anoniem te karakteriseren. In die verhalen waarin geen ‘ik’ aan het woord is, wordt de vertellersfunktie uitgeoefend door een externe verteller. Dit is een instantie die geen deel uitmaakt van de fiktionele wereld, maar die van buitenaf naar die wereld kijkt en over die wereld vertelt. Een dergelijke verteller, die over het algemeen anoniem is, vertelt niet over zichzelf maar over anderen; zijn verhaal is een verhaal over ‘derden’. Een externe verteller is vaak ‘alwetend’; hij vertelt niet alleen over waarneembare gebeurtenissen, maar brengt ook verslag uit van onwaarneembare zaken zoals gedachten en gevoelens van bepaalde personages. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||
Bepalend voor de specifieke kenmerken van zowel de interne als de externe verteller is de mate waarin deze zich betrokken toont bij de gang van zaken in de fiktionele wereld. Deze betrokkenheid is bij interne vertellers over het algemeen groter dan bij externe: interne vertellers maken deel uit van de fiktionele wereld; externe vertellers staan daar buiten. Dit betekent echter niet dat interne vertellers per definitie een grote betrokkenheid vertonen, of dat externe vertellers altijd afstandelijke vertellers zijn. Zo legt de interne verteller uit Kroniek van een aangekondigde dood (García Márquez 1981/Sabarte Belacortu 1981) een grote betrokkenheid aan de dag in die passages waarin hij verslag doet van eigen ervaringen en herinneringen. Persoonlijke meningen, gevoelens en oordelen kleuren de weergave van de gebeurtenissen. In die passages echter waar de verteller zich baseert op herinneringen van andere personages blijft hij volledig op de achtergrond. Kommentaar blijft achterwege en er wordt geen gewag gemaakt van de ‘persoonlijke’ mening of van de gevoelens van de verteller. Ook de mate van betrokkenheid van externe vertellers kan variëren. Een dergelijke verteller kan enerzijds funktioneren als een afstandelijke, niet-betrokken buitenstaander die naar de fiktionele wereld kijkt en daarover vertelt zonder zich erin te mengen. Zo'n verteller blijft volledig op de achtergrond; zijn aanwezigheid is voor de lezer niet of nauwelijks merkbaar. In dit soort gevallen is sprake van de zogenoemde onpersoonlijke taalsituatie. Van de gebeurtenissen in de fiktionele wereld wordt een registratie, geen interpretatie, gegeven. De interpretatie wordt aan de lezer overgelaten. Anderzijds kunnen externe vertellers min of meer merkbaar aanwezig zijn voor de lezer. Zij geven dan blijkt van een bepaalde betrokkenheid bij de fiktionele wereld. Eerder dan een registratie, wordt er een interpretatie gegeven. In dit soort gevallen is er sprake van een overgang van de onpersoonlijke naar de persoonlijke taalsituatie. (Bal 1978,132) Wanneer de externe verteller zich in de ‘ik’-of ‘wij’-vorm en in de tegenwoordige tijd direkt tot de lezer richt, zal het die lezer niet ontgaan dat er een overgang van de onpersoonlijke naar de persoonlijke taalsituatie plaatsvindt. Die overgang kan echter ook uiterst subtiel zijn. De verteller bedient zich dan van de meest onopvallende middelen die kenmerkend voor de persoonlijke taalsituatie zijn, zoals modale werkwoorden, bijwoorden die onzekerheid of overtuiging uitdrukken, verwijzingen als ‘die/deze’, ‘hier/daar’ en dergelijke. Hiermee worden de houding, het oordeel, de visie en de emoties van de verteller ten aanzien van de fiktionele wereld tot uitdrukking gebracht; de lezer wordt in de richting van een bepaalde interpretatie gestuurd. Met de bovenstaande uiterst summiere en globale beschouwing over de houdingen die zowel interne als externe vertellers in narratieve teksten kunnen aannemen, heb ik aan willen geven hoe bepalend die vertellershouding is voor de specifieke kenmerken van zo'n tekst. Het beeld van de fiktionele wereld dat de lezer krijgt aangeboden, de karaktertekening van de personages, de plaatsen waar zij zich ophouden, de kenmerken van handelingen en gebeurtenissen, de tijd en de volgorde waarin de gebeurtenissen zich afspelen, de keuze en de rangschikking van de taalmiddelen waarmee aan dit alles uitdrukking wordt gegeven, al deze aspekten zijn afhankelijk van en worden be- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||
paald door het standpunt en de houding van de verteller. Een verandering in standpunt of houding betekent een verandering in het verhaal dat wordt verteld en in de effekten ervan op de lezer. Dergelijke veranderingen kunnen ook optreden in vertalingen van narratieve teksten, als gevolg van de wijze waarop de tekst is vertaald. In de volgende paragraaf wil ik even stilstaan bij een aantal faktoren die hierin een rol kunnen spelen. | |||||||||||||||||||||||||||
2. De vertalerGrofweg gesproken kunnen er twee soorten vertalers worden onderscheiden: lineair vertalende en struktureel vertalende vertalers. Lineair vertalende vertalers bewegen zich uitsluitend op het nivo van de mikro-struktuur; zij vertalen woord voor woord en zin voor zin zonder rekening te houden met de tekst als geheel. Deze vertalers worden over het algemeen niet gehinderd door een bepaalde interpretatie van de tekst die zij vertalen. Hun keuzes worden ingegeven door de behoeften en inzichten van het moment; hun beslissingen blijven beperkt tot het woord- of zinsnivo. Struktureel vertalende vertalers kunnen heel goed woord-voor-woord- of zin-voor-zin-vertalers zijn. Anders dan de lineair vertalende vertalers laten zij zich echter bij het vertalen leiden door een bewust aan de oorspronkelijke tekst toegekende interpretatie en door een, met die interpretatie samenhangende, welbepaalde vertaalstrategie. Ten aanzien van de interpretatie die aan de brontekst wordt toegekend, kan een onderscheid worden gemaakt tussen een ‘objektieve’ en een ‘subjektieve’ interpretatie. Een ‘objektieve’ interpretatie is, om met Levy te spreken, een interpretatie waarbij recht wordt gedaan aan de specifieke kenmerken van het werk: de ‘Ichbezogenheit’, de persoonlijke voorkeuren en opvattingen van de vertaler spelen een zo gering mogelijke rol (Levý 1969,48). In een vertaling die gebaseerd is op een dergelijke interpretatie klinkt de stem van de vertaler niet of nauwelijks merkbaar door; de vertaler blijft zoveel mogelijk op de achtergrond. Een ‘subjektieve’ interpretatie, daarentegen, wordt bepaald door de persoonlijke opvattingen die de vertaler over de brontekst heeft. Aspekten van die tekst waarmee de vertaler een bijzondere affiniteit heeft worden extra belicht of vergroot; andere aspekten, die hem minder aanspreken, worden verwaarloosd of genegeerd. Zo is bijvoorbeeld de Don Quichot door de eeuwen heen in de handen van verschillende vertalers van uiteenlopende nationaliteiten geworden tot een dolkomisch avonturenverhaal, een sociale satire, een zwaarmoedig filosofisch werk en dergelijke. Voor wat betreft de strategie waarvan een struktureel vertalende vertaler zich bij het vertalen bedient, kan worden gesteld dat deze enerzijds afhankelijk is van de interpretatie die de vertaler aan de brontekst heeft toegekend: de keuzes en beslissingen van de vertaler op het woord- en zinsnivo zullen worden bepaald door zijn opvattingen ten aanzien van de karakters van de personages, de kenmerken van handelingen en gebeurtenissen en andere makro-strukturele aspekten. Anderzijds is de vertaalstrategie afhankelijk van de eisen die in een bepaalde kultuur op een bepaald historisch moment aan vertalingen worden gesteld. Zo was het in de zeventiende en achttiende eeuw | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||
gebruikelijk om alles wat aan het land en de kultuur van de brontekst refereerde aan de eigen omstandigheden aan te passen; de vertalers uit die tijd bedienden zich van een zogenaamde doeltekst-gerichte strategie. Sinds de negentiende eeuw richt men zich daarentegen vooral op de brontekst en probeert men zoveel mogelijk ‘exotische’ elementen in de vertaling te handhaven. Daarnaast was het in de negentiende eeuw toegestaan, zo niet vereist, dat een vertaling de sporen van de brontaal vertoonde; men hoefde niet te streven naar een zo natuurlijk mogelijk klinkende tekst. Dit laatste wordt in onze tijd niet geaksepteerd. De eisen die wij aan vertalingen stellen vragen van vertalers een strategie die zowel doeltekst- als brontekst-gericht is. Wij verwachten van een vertaling dat hij goed leesbaar is en dat hij ons in aanraking brengt met het onbekende, met elementen die specifiek zijn voor land en volk van de oorspronkelijke tekst. De mate waarin de kenmerken en eigenschappen van de brontekst in de vertaling aan veranderingen onderhevig zijn, wordt dus bepaald door zowel individuele, als historische en kulturele faktoren. | |||||||||||||||||||||||||||
3. De verteller in brontekst en vertaling; vergelijking en beschrijvingEen lineaire of een strukturele methode van vertalen, een ‘objektieve’ of een ‘subjektieve’ interpretatie, een brontekst- of een doeltekstgerichte strategie; deze faktoren zijn alle, in min of meerdere mate, verantwoordelijk voor de overeenkomsten en verschillen tussen de vertellersfunktie zoals die in de brontekst en in de vertaling tot stand wordt gebracht. Het is niet in alle gevallen even eenvoudig vast te stellen hoe de vertaling zich in dit opzicht tot de brontekst verhoudt. Bij niet-integrale vertalingen of bewerkingen is dit aanzienlijk minder problematisch dan bij integrale vertalingen. Zo wijst een oppervlakkige, globale vergelijking van de Don Quichot-vertaling van Pieter van Woensel uit 1802 met de brontekst al snel uit dat de vertaler die tekst heeft opgevat als een komisch avonturenverhaal en dat zijn vertaalmethode en -strategie daarbij nauw aansluiten. Een eenvoudig onderzoek naar het aantal en de aard van de hoofdstukken en de fragmenten die in de vertaling zijn weggelaten, en naar die aspekten die extra worden benadrukt of vergroot, is voldoende om uitspraken te kunnen doen over de verschuivingen die in de vertellersfunktie hebben plaatsgevonden. Bij integrale vertalingen is dit veel gekompliceerder. Hier heeft men geen houvast aan weggelaten of toegevoegde fragmenten; een globale vergelijking van brontekst en vertaling zal hier zelden of nooit tot een andere konklusie leiden dan dat ‘alles’ is vertaald. Dit hoeft echter niet te betekenen dat de vertellersfunktie in de vertaling dezelfde is als in de brontekst. Om na te gaan in hoeverre dit al dan niet het geval is zal, eerder dan een globale, een gedetailleerde vergelijking van brontekst en vertaling noodzakelijk zijn. Ik heb mij in de laatste jaren beziggehouden met het ontwikkelen van een methode om een dergelijke vergelijking uit te voeren. Deze methode is tot op heden toegepast door mijzelf en door studenten van mijn eigen en andere vakgroepen aan de Universiteit van Amsterdam op vertalingen uit verschillende talen. De resultaten hiervan zijn bevredigend te noemen, in die zin dat in alle gevallen uitspraken konden worden gedaan over de overeenkomsten en de verschil- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||
len tussen de vertaling en zijn brontekst, gezien in het licht van de vertellersfunktie. De vertalingen die in de volgende paragrafen besproken zullen worden, zijn met behulp van deze methode onderzocht. Het is daarom noodzakelijk even stil te staan bij een aantal fundamentele kenmerken van deze methode.
De weg waarlangs men in oorspronkelijke narratieve teksten tot uitspraken over de vertellersfunktie kan komen, loopt ‘van boven naar beneden’: het uitgangspunt is de konkrete tekst zoals men die als lezer onder ogen krijgt. Die tekst bestaat uit woorden, woordgroepen en zinnen die de lezer, door het leggen van verbanden, kan begrijpen en interpreteren als grotere, betekenisdragende gehelen. Zo konstrueert de lezer, op grond van wat er over een bepaald personage wordt verteld en op grond van uitingen van dat personage zelf, een beeld van het karakter van dat personage. Op basis van dit personagebeeld kunnen konklusies worden getrokken over de houding en het standpunt van de verteller ten opzichte van dit personage. Om tot uitspraken over de overeenkomsten en de verschillen in de vertellersfunktie in bronteksten en hun vertalingen te komen, wordt dezelfde weg bewandeld: het vertrekpunt is het woord- en zinsnivo, het nivo waarop zich de bouwstenen van de grotere betekenisdragende gehelen bevinden. Uitgangspunt is dat verschillen tussen vertaling en brontekst op het woord- of zinsnivo tot verschillen in de grotere gehelen kunnen leiden. Deze verschillen worden respektievelijk mikro- en makro-strukturele verschuivingen genoemdGa naar eind1. Om vat te krijgen op verschuivingen in de makro-struktuur wordt in eerste instantie een vergelijking van brontekst en vertaling op het nivo van de mikrostruktuur, op het woord- en zinsnivo dus, tot stand gebracht. Dit gebeurt met behulp van de eerste komponent van de methode, het vergelijkingsmodel. Met dit model kunnen de zogenoemde mikro-strukturele verschuivingen, dat wil zeggen al die gevallen waarin sprake is van een term of van een konstruktie waarvan de inhoudelijke of de stilistische waarde in de vertaling niet geheel overeenkomt met die van de brontekst, worden vastgesteld en in kategorieën worden ondergebracht. De kategorieën die worden onderscheiden betreffen verschuivingen op het semantische, het stilistische en het syntaktische nivo. Voor wat betreft dit laatste nivo moet worden opgemerkt dat alleen die verschuivingen in aanmerking worden genomen die van invloed zijn op een nivo dat hoger ligt dan het syntaktische. Het gaat hier dus om syntaktische ingrepen - bijvoorbeeld in de woordvolgorde - die gevolgen hebben voor de semantische, de stilistische of de pragmatische waarde. Met behulp van de tweede komponent van de methode, het beschrijvingsmodel, kan worden onderzocht in welke mate en op welke wijze de mikrostrukturele verschuivingen van invloed zijn op de makro-struktuur. Teneinde dit mogelijk te maken, wordt er in de eerste plaats een onderscheid gemaakt tussen twee ‘lagen’ van een narratieve tekst: de verhaallaag en de vertellaag. De verhaallaag is de laag van de inhoud; de vertellaag betreft de taalmiddelen waarmee die inhoud tot uitdrukking wordt gebracht. In de tweede plaats is er een onderscheid aangebracht tussen drie funkties die aan taal kunnen worden toegekend, en die op beide lagen van de tekst tot stand worden gebracht. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||
Deze funkties zijn de ideationele, de tekstuele en de interpersoonlijke funktie. Op basis van dit onderscheid in lagen en funkties kan het grote, amorfe geheel van de makro-struktuur worden opgesplitst in hanteerbare, overzichtelijke en beschrijfbare onderdelen. Zo valt het beeld van de fiktionele wereld dat de lezer krijgt aangeboden onder de noemer van de ideationele funktie op de verhaallaag. De wijze waarop dit beeld is verwoord, de keuzes waarmee aan dit beeld gestalte wordt gegeven, valt onder de ideationele funktie van de vertellaag, ook wel ‘mind style’ genoemd. De tekstuele funktie op de verhaallaag is verantwoordelijk voor de wijze waarop de gebeurtenissen in de fiktionele wereld zijn geordend en gerangschikt. Op de vertellaag betreft deze funktie de wijze waarop de syntaktische ordening, de zinsbouw, tot stand is gebracht. De interpersoonlijke funktie op de verhaallaag betreft de zogenoemde fokalisatie: de visie, het gezichtspunt van waaruit de gebeurtenissen worden gepresenteerd. De instantie die fokaliseert wordt fokalisator genoemd. Op de vertellaag wordt de interpersoonlijke funktie tot stand gebracht door de verteller. De verteller vertelt het verhaal van de fiktionele wereld zoals hij dat als fokalisator ziet. De interpersoonlijke funktie is in de hiërarchie van de drie funkties de belangrijkste: de wijze waarop de ideationele en de tekstuele funktie tot stand wordt gebracht, is afhankelijk van de manier waarop de interpersoonlijke funktie wordt vervuld. Met andere woorden: de manier waarop de fokalisator/verteller (hier verder kortweg verteller genoemd) kijkt naar en vertelt over de fiktionele wereld is bepalend voor het beeld van die wereld, voor de volgorde waarin de gebeurtenissen in die wereld worden gepresenteerd en voor de leksikale keuzes en de syntaktische ordening waarmee aan die wereld gestalte wordt gegeven. Tussen het vergelijkings- en het beschrijvingsmodel zijn systematische verbanden aangebracht waarmee kan worden vastgesteld welke kategorie van mikro-strukturele verschuivingen op welke laag en welke funktie van invloed kan zijn. Zo is bijvoorbeeld een kategorie die in het vergelijkingsmodel ‘semantische modulatie’ wordt genoemd, van invloed op de ideationele en de interpersoonlijke funktie op de beide tekstlagen. Wanneer bijvoorbeeld een personage uit de brontekst als bang wordt beschreven, en wanneer deze term steeds wordt vertaald met laf, doodsbang of verstijfd van angst, dan verschuift er iets in de ‘mind style’: deze wordt in de vertaling intensiever en suggestiever dan in de brontekst het geval is. Bovendien verschuift er iets in het personagebeeld: het personage uit de vertaling is banger dan het personage uit de brontekst. Deze verschuivingen in de ideationele funktie betekenen tevens een verschuiving in de interpersoonlijke funktie op beide tekstlagen: de verteller uit de vertaling ziet en presenteert dit personage op een andere manier dan de verteller uit de brontekst. Hierbij moet wel worden aangetekend dat dit laatste pas gebeurt wanneer de mikrostrukturele verschuivingen een bepaalde mate van frekwentie en van konsistentie hebben: zij moeten met een bepaalde regelmaat optreden en in een bepaalde richting wijzen. Eén mikrostrukturele verschuiving maakt van een bang personage nog geen laf personage. In de volgende paragrafen zal aan de hand van twee konkrete vertalingen uiteen worden gezet in welke mate en op welke wijze de specifieke kenmerken van de brontekst in de vertaling al dan niet door de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||
mikrostrukturele verschuivingen worden beïnvloed. | |||||||||||||||||||||||||||
4. De verteller vertaaldDe eerste vertaling die ik hier aan de orde wil stellen is die van de roman La guerra del fin del mundo (Vargas Llosa 1981), in Nederland verschenen onder de titel De oorlog van het einde van de wereld (Sabarte Belacortu 1984). De roman is gebaseerd op historische gebeurtenissen. Aan het eind van de vorige eeuw trekt er door het onherbergzame, kurkdroge Noordoosten van Brazilië een hel en verdoemenis, maar ook sociale rechtvaardigheid en christelijke naastenliefde predikende figuur, de Raadgever genoemd. Deze weet in korte tijd een grote schare volgelingen van de meest uiteenlopende signatuur om zich heen te verzamelen, waarmee hij zich na verloop van tijd in de plaats Canudos vestigt. Zij vormen daar een religieuze kolonie, die zowel revolutionaire als reaktionaire trekken vertoont. De nog jonge federale Republiek ziet hen als een bedreiging: vier expedities en dertigduizend doden maken een einde aan het bestaan van Canudos. Vargas Llosa herschept de historische feiten met behulp van fiktieve personages en geeft daarmee een verbijsterend beeld van de gruwelen die ontstaan wanneer twee verschillende ‘waarheden’ met elkaar in botsing komen. De gebeurtenissen worden verteld door een anonieme, externe verteller die bovendien alwetend is: behalve uiterlijke en waarneembare kenmerken, worden ook innerlijke en niet-waarneembare zaken vastgelegd: Geamuseerde en medelijdende gezichten bogen naar voren om naar de - smerige, lelijke, zwaar beproefde, dappere - vrouw te kijken ... (Sabarte Belacortu 1984, 52). Daarnaast blijkt de verteller in zeer veel gevallen op de hoogte te zijn van de voorgeschiedenis van personages: Zijn echte naam was niet Galileo Gall, maar hij was wel een strijder voor de vrijheid, of zoals hij zelf zei, revolutionair en frenoloog. Twee terdoodveroordelingen vergezelden hem door de wereld en hij had vijf van zijn zesenveertig levensjaren in de gevangenis doorgebracht. (idem, 18) Deze anonieme, externe en alwetende verteller kijkt vanuit een steeds wisselend perspektief naar de fiktionele wereld. Behalve vanuit het standpunt van de verteller zelf, worden de gebeurtenissen ook gepresenteerd vanuit het gezichtspunt van een aantal volgelingen van de Raadgever, van vertegenwoordigers van de feodale aristokratie, van de militairen die met de expedities zijn belast en van aanhangers van de verschillende politieke partijen binnen de Republiek. Daarnaast treffen we door het hele werk heen ook de gezichtspunten aan van twee eenlingen: de Schotse revolutionair Galileo Gall en de Bijziende, een journalist die met de laatste expeditie naar Canudos meereist. Personages, gebeurtenissen en handelingen worden dus niet alleen van buitenaf bekeken; zij worden tevens van binnenuit gepresenteerd. De fokalisatie verplaatst zich, met andere woorden, van de verteller naar één of meer personages: Maar de vijf journalisten, die zijn kleinste bewegingen in de gaten hou- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||
den, schenken geen aandacht aan wat hij op dit moment zegt maar herinneren zich wat er over hem is gezegd en geschreven, vergelijken dit mythologische, gehate en vergoddelijkte personage met de kleine, strenge figuur ... Zij proberen zich voor te stellen hoe hij was toen hij zich als jongeman aanmeldde als vrijwilliger ... (idem 175, 176) Op grond van deze voortdurende perspektiefwisselingen kan de houding van de verteller ten opzichte van de fiktionele wereld worden omschreven als betrokken en interpreterend. Deze interpreterende betrokkenheid is, al naar gelang het personage of de personages bij wie de fokalisatie berust, van een steeds verschillend karakter. Dit heeft tot gevolg dat de lezer steeds verschillende, subjektieve visies op de personages en de gebeurtenissen krijgt gepresenteerd. De verteller konfronteert de lezer met een veelheid van visies, opvattingen, overtuigingen en waarheden, zonder dat één daarvan als de enig juiste wordt gepresenteerd. In de vertaling van Mariolein Sabarte Belacortu worden de hierboven beschreven kenmerken van de verteller niet of nauwelijks aangetast. Dit kon worden vastgesteld op grond van een onderzoek naar het aantal en de aard van de mikro-strukturele verschuivingen in deze vertaling. Uit dit onderzoek blijkt dat er in deze vertaling verhoudingsgewijs weinig mikro-strukturele verschuivingen voorkomen: op een totaal van 367 transemenGa naar eind2 zijn 208 verschuivingen gekonstateerd. Dit betekent een verschuivingspercentage van 56%Ga naar eind3. Het grootste aantal verschuivingen doet zich voor op het semantische nivo, waarbij de specificeringen de algemeniseringen overtreffen. De vertaalster lijkt hiermee een lichte voorkeur te vertonen voor semantische keuzes die gedetailleerder en preciezer zijn dan die van de brontekstGa naar eind4:
Daarnaast krijgen een aantal suggestieve elementen uit de brontekst een extra aksent:
Bovendien is er hier en daar sprake van een lichte benadrukking van subjektieve elementen. Dit gebeurt door het gebruik van partikels als wel, al, nu, ook, nog en dergelijke, of door keuzes als de volgende:
Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat er steeds sprake is van graduele verschuivingen: de semantische keuzes van de brontekst krijgen een licht aksent, zonder in hun tegendeel te veranderen. Ten aanzien van het stilistische nivo kan worden opgemerkt dat zich hier | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||
opvallend weinig verschuivingen voordoen. Dit is vooral het gevolg van de wijze waarop de vertaalster het probleem van de eigennamen en de bijnamen heeft opgelost. Portugeesbraziliaanse eigennamen en termen voor specifiek Braziliaanse begrippen worden getranskribeerd; de laatste worden in een verklarende woordenlijst toegelicht. Hierdoor treden geen verschuivingen op: zowel op de Spaanse als op de Nederlandse lezer maken deze termen een ‘exotische’ indruk. De bijnamen worden wel vertaald: de Raadgever, de Vrouw met de baard, Joâo de Abt, de Vuurwerkmaker, de Bijziende. Ook in deze gevallen is geen sprake van een verschuiving: het gaat hier in de brontekst veelal om Spaanse termen, terwijl de Portugese voor de Spaanse lezer gemakkelijk te interpreteren zijn. Daarnaast maken de bijnamen deel uit van de karakterisering van een personage. Het onvertaald laten hiervan zou daarom betekenen dat de Nederlandse lezer een karakteristieke eigenschap of een specifiek kenmerk van bepaalde personages wordt onthouden. Het komt er dus op neer dat de funktie die de eigennamen en de bijnamen in de brontekst vervullen, in de vertaling wordt gehandhaafd: evokatie van de typisch Braziliaanse sfeer en karakterisering van personages. Ten aanzien van de overige verschuivingen op het stilistische nivo kan worden opgemerkt dat er een lichte tendens tot explicitering valt waar te nemen: op een aantal plaatsen wordt in de vertaling iets expliciet gesteld dat in de brontekst impliciet is gehouden:
Zoals reeds eerder is aangestipt, brengen de hierboven beschreven mikrostrukturele verschuivingen slechts nauwelijks waarneembare verschuivingen in de makro-struktuur teweeg. Voor wat betreft de ideationele funktie op de vertellaag, de ‘mind style’, kan worden gesteld dat deze als gevolg van de verschuivingen op het semantische nivo in de vertaling iets gerichter, iets beeldender en iets emotioneler is dan in de brontekst. Dit betekent dat het beeld van de fiktionele wereld dat de lezer krijgt aangeboden iets gedetailleerder, iets suggestiever en iets subjektiever is. Hierbij moet worden aangetekend dat het beeld van de fiktionele wereld niet wordt aangetast: bepaalde kernmerken van die wereld en zijn personages worden iets versterkt, zonder dat er waarneembare verschuivingen optreden in de karaktertekening van de personages, in de weergave van handelingen en gebeurtenissen, of in de beschrijving van plaatsen en objekten. Voor wat betreft de tekstuele funktie kan worden gesteld dat deze op de verhaallaag geheel buiten schot blijft: de ordening en de rangschikking van de gebeurtenissen ondergaan geen enkele verschuiving. De gevolgen van de mikro-strukturele verschuivingen beperken zich tot de tekstuele funktie van de vertellaag. De syntaktische ordening in de vertaling ondergaat een zeer lichte verschuiving, in die zin dat er in de vertaling sprake is van een iets hogere graad van explicietheid dan in de brontekst: de wijze waarop de informatie wordt verstrekt is soms iets uitvoeriger. Als gevolg van de verschuivingen in de ideationele en de tekstuele funktie | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||
treedt er een eveneens nauwelijks waarneembare verschuiving op in de interpersoonlijke funktie van beide tekstlagen. Gesteld kan worden dat de aanwezigheid van de verteller voor de lezer van de vertaling iets manifester is dan voor de brontekstlezer. De blik van de verteller in de vertaling is iets meer gericht op detailaspekten en suggestieve elementen, en zijn betrokkenheid bij de gang van zaken in de fiktionele wereld is iets uitgesprokener. Deze verschuiving is echter, zoals gezegd, zeer licht: de subjektief-interpreterende houding van de verteller uit brontekst, de betrokkenheid bij de fiktionele wereld en de manier waarop die betrokkenheid zich manifesteert in de voortdurende perspektiefwisselingen, de wijze waarop er steeds met andere ogen naar de fiktionele wereld wordt gekeken en met andere woorden over die wereld wordt verteld, de onpartijdigheid, de keuzevrijheid die de lezer geboden krijgt, al deze kenmerkende eigenschappen van de verteller uit de brontekst blijven in de vertaling bewaard. Op grond hiervan kan worden gekonkludeerd dat er aan deze vertaling een koherente interpretatie van de brontekst ten grondslag ligt. De keuzes en beslissingen van de vertaalster op het nivo van de mikrostruktuur worden niet ingegeven door de behoeften van het moment, maar vertonen een duidelijk patroon: de vertaalster vertaalt niet lineair, maar struktureel. Daarnaast kan haar interpretatie van de brontekst ‘objektief’ worden genoemd: de vertaalster heeft konsekwent vermeden een eigen, subjektieve interpretatie van de brontekst door te laten klinken; zij heeft er duidelijk naar gestreefd zoveel mogelijk op de achtergrond te blijven. Niet Sabarte Belacortu, maar Vargas Llosa is in deze vertaling aan het woord. De strategie die de vertaalster bij deze vertaling heeft toegepast vloeit logisch voort uit de koherente en objektieve interpretatie van de brontekst: het is een duidelijk op de brontekst gerichte strategie, in die zin dat de brontekst tot in de kleinste details wordt gerespekteerd. Ik zou deze vertaling dan ook willen bestempelen als een getrouwe vertaling in de ware zin des woords. Het is een vertaling die, ten aanzien van de specifieke kenmerken en eigenschappen van de brontekst, met name zoals deze zich manifesteren in de vertellersfunktie, meer overeenkomsten dan verschillen met de brontekst vertoont. Tot slot kan nog worden opgemerkt dat deze vertaling niet een toevallige gelukstreffer is. Onderzoeken van andere vertalingen van deze vertaalster wijzen alle in dezelfde richting. | |||||||||||||||||||||||||||
5. De vertaler verteltIn deze paragraaf wordt een vertaling behandeld waarin ingrijpende verschuivingen in de vertellersfunktie hebben plaatsgevonden. Het gaat hier om de roman El recurso del método (Carpentier 1979) en zijn vertaling De Methode (Tromp-Boos 1983). Het onderzoek van deze teksten is verricht door Joyce Vonk (1985); van de resultaten hiervan heb ik dankbaar gebruik gemaakt. In El recurso del método wordt een beeld geschetst van wat op de achterflap van de brontekst een ‘verlicht tiran’ wordt genoemd. Hoewel dit beeld wordt geschapen op basis van één personage - de Primer Magistrado -, gaat het hier niet zozeer om diens specifieke eigenschappen en lotgevallen, als wel om datgene wat karakteristiek genoemd kan worden voor hele generaties | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||
van Latijnsamerikaanse diktators en diktaturen. Zowel de hoofdpersoon als de hele fiktionele wereld waarvan deze deel uitmaakt, kunnen worden beschouwd als een kollage van elementen die de Latijnsamerikaanse maatschappij en politiek hebben bepaald en nog bepalen: sociaal onrecht, onderdrukking, uitbuiting, revolutionaire bewegingen, militaire coups, machtswellust, geweld, willekeur, hypokrisie, korruptie enzovoort. De handeling voltrekt zich afwisselend in Parijs en in een niet nader genoemd land in Latijns-Amerika. Deze plaatsen van handeling symboliseren de tegenstrijdige aspekten van de verlichte tiran. Parijs staat voor zijn verlichte kant: elegantie, verfijning, beschaving; Latijns-Amerika voor zijn tirannieke kenmerken: wreedheid, irrationaliteit, barbaarsheid. Zijn taalgebruik is navenant: afwisselend beschaafd en grof. Het bovenbeschreven beeld wordt gepresenteerd door twee vertellers: enerzijds een externe en anonieme, anderzijds een interne, een verteller dus die in de fiktionele wereld als personage optreedt, de Primer Magistrado zelf. De houding van de externe verteller ten opzichte van de fiktionele wereld, zijn visie op wat er in die wereld gebeurt, kan in eerste instantie worden omschreven als generaliserend. De blik van de verteller is gericht op die aspekten in de fiktionele wereld die als prototypisch voor de verlichte tiran en zijn wereld kunnen worden beschouwd. Dit impliceert afstandelijkheid; de verteller identificeert zich noch met die wereld, noch met enig personage daaruit. Deze afstandelijkheid krijgt nog een extra dimensie doordat de blik van de verteller zich afwisselend op het heden en op het verleden richt. Hiermee worden verklarende verbanden gelegd tussen bepaalde gebeurtenissen en handelingen, en wordt het prototypische beeld van de fiktionele wereld extra benadrukt: zij zijn niet of nauwelijks tijdgebonden. Behalve generaliserend en afstandelijk, is de houding van de verteller ook kritisch en evaluerend. Alle personages, en met name de hoofdpersoon, alle gebeurtenissen en handelingen worden voortdurend in een bijna absurdistisch, karikaturaal en ridikuliserend licht gezet. De fiktionele wereld wordt in al zijn immoraliteit en perversiteit genadeloos ontleed en als karikatuur gepresenteerd. In die passages waarin de hoofdpersoon uit de roman als verteller optreedt, wordt de lezer met een beeld van de fiktionele wereld gekonfronteerd dat per definitie samenvalt met de wijze waarop dit personage die wereld ziet. Dit impliceert betrokkenheid en subjektiviteit, die in het geval van deze interne verteller in hoge mate aanwezig zijn. In politieke kwesties echter is deze betrokkenheid en emotionaliteit aanzienlijk geringer; deze kwesties worden door de Primer Magistrado op een generaliserende en gereserveerde manier benaderd. Zijn politieke optreden lijkt voort te vloeien uit een soort natuurwet; het wordt gepresenteerd als iets algemeens en onontkoombaars. In de vertaling ondergaan de hierboven beschreven kenmerken van zowel de externe als van de interne verteller aanzienlijke verschuivingen. Dit is in eerste instantie het gevolg van het zeer grote aantal mikro-strukturele verschuivingen dat in deze vertaling is gekonstateerd: het verschuivingspercentage bedraagt 225%. Driekwart van deze verschuivingen betreffen het semantische nivo. Het verschil tussen het aantal van de specificeringen en de algemeniseringen is miniem, zodat de vertaalster op het eerste gezicht geen bepaalde voorkeur | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||
voor bepaalde semantische keuzes lijkt te vertonen. Het onderzoek naar de makro-strukturele gevolgen van deze verschuivingen wijst echter uit dat de vertaalster er duidelijk naar heeft gestreefd het uitgesproken dynamische, heftige, expressieve en emotionele karakter van de brontekst ‘mind style’ te dempen en af te zwakken:
Deze verschuiving van de ‘mind style’ heeft gevolgen voor het beeld van de fiktionele wereld dat de lezer van de vertaling krijgt aangeboden. Dit beeld wordt minder negatief, niet in de laatste plaats doordat in veel gevallen de ironie verdwijnt. Zo wordt bijvoorbeeld het duidelijk ironisch gebruikte inteligente in su inteligente gobierno niet vertaald. De bijtende kritiek op het regeren van de Primer Magistrado verdwijnt; het beeld wordt neutraal en daardoor positiever. Zeer ingrijpend zijn de verschuivingen die optreden in het personagebeeld van de hoofdpersoon. Als gevolg van mikro-strukturele verschuivingen uit diverse kategorieën en subkategorieën, is dit personage in de vertaling veel minder karikaturaal en bespottelijk in zijn ijdelheid dan in de brontekst het geval is:
In dit laatste voorbeeld zit de ironie ook in het onbepaald lidwoord voor generaalsuniform: de Primer Magistrado is helemaal geen generaal; hij heeft zichzelf tot generaal gebombardeerd. Dit effekt gaat in de vertaling verloren door het gebruik van het bezittelijk voornaamwoord. Andere karikaturale aspekten, zoals zijn ongekontroleerdheid, krijgen in de vertaling minder nadruk dan in de brontekst: vloeken worden minder heftig, scheldwoorden worden gekuist. Ook zijn alkoholisme wordt minder karikaturaal neergezet:
Daarnaast wordt zijn mentale aftakeling in de vertaling afgezwakt:
Behalve minder karikaturaal, wordt het personage van de Primer Magistrado | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||
ook veel minder prototypisch. Dit is vooral het gevolg van verschuivingen van onpersoonlijke naar persoonlijke vormen in die passages waarin de Primer Magistrado optreedt als interne verteller en wordt gekonfronteerd met politieke kwesties. De onpersoonlijke vormen in de brontekst zijn een indikatie voor het generaliserende perspektief van waaruit hij deze kwesties benadert; het gaat in deze gevallen niet zozeer om zijn persoonlijke beweegredenen en opvattingen, als wel om een algemeen geldende, onontkoombare ‘natuurwet’: om aan de macht te blijven moeten tegenstanders worden onderdrukt en geliquideerd. Door de persoonlijke vormen in de vertaling komt de verantwoordelijkheid bij de Primer Magistrado persoonlijk te liggen en verandert hij van instrument in een zelfstandig handelend personage, van prototype in individu. Zeer veelzeggend in dit verband is het feit dat alle verschuivingen van onpersoonlijke naar persoonlijke vormen betrekking hebben op situaties waarin de Primer Magistrado zich met politieke zaken bezighoudt:
Ook mikro-strukturele verschuivingen die van invloed zijn op de tekstuele funktie dragen bij aan de afzwakking van het prototypische karakter van deze tekst. Het gaat hier vooral om verschuivingen ten aanzien van de werkwoordstijd. Een groot aantal gebeurtenissen worden in de brontekst deels als terugblik, deels als zich afspelend in het heden van de fiktionele wereld gepresenteerd. Hierdoor vervagen de grenzen tussen heden en verleden; het is vaak moelijk of onmogelijk uit te maken wanneer precies een gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Een dergelijke grensvervaging betekent dat een precieze tijdsbepaling van ondergeschikt belang is: de gebeurtenissen zijn prototypisch; zij kunnen te allen tijden plaatsvinden. In de vertaling worden de terugblikken uit de brontekst zeer frekwent als gebeurtenissen die zich op het verhaalmoment afspelen gepresenteerd. Wat in de brontekst met een voltooid verleden tijd wordt uitgedrukt, is in de vertaling vaak een onvoltooid verleden tijd geworden:
De lezer van de vertaling wordt hierdoor gekonfronteerd met een aaneenschakeling van chronologisch geordende gebeurtenissen. Hierdoor krijgt hij in plaats van een prototypisch beeld van een Latijnsamerikaanse diktatuur, het specifieke verhaal van één specifieke diktator in één specifieke diktatuur gepresenteerd. De hierbovenbeschreven verschuivingen ten aanzien van de ideationele en de tekstuele funktie impliceren een ingrijpende verschuiving in de interpersoonlijke funktie. Het prototypische, karikaturale beeld van de fiktionele wereld en zijn personages dat de brontekstlezer krijgt gepresenteerd, is afkomstig van een externe, anonieme verteller, die kijkt en vertelt vanuit een | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||
generaliserend, kaleidoskopisch gezichtspunt dat zich op een aanzienlijke afstand van de fiktionele wereld bevindt. Vanuit dit perspektief worden Latijnsamerikaanse diktators en diktaturen in hun algemeenheid genadeloos bekritiseerd en belachelijk gemaakt. De eveneens externe en anonieme verteller uit de vertaling kijkt en vertelt vanuit een veel minder sterk generaliserend perspektief, dat bovendien niet kaleidoscopisch is. Hier is de aandacht veel meer gericht op de specifieke, chronologisch geordende lotgevallen van een specifieke diktator; hier wordt de kritiek en de ridikulisering afgezwakt doordat de aandacht van de verteller veel minder is gericht op de dynamische, intensiverende, expressieve en suggestieve elementen. Ook de houding van de interne verteller is in de vertaling van een andere aard dan in de bronstekst. Waar de interne verteller in de brontekst als uitermate betrokken en emotioneel bestempeld kan worden, toont hij zich in de vertaling veel minder emotioneel en lijkt hij zich van de fiktionele wereld te distantiëren. In plaats van subjektieve en suggestieve impressies worden in de vertaling vaak objektieve beschrijvingen gegeven. In politieke kwesties, echter, verwijdert de interne verteller uit de brontekst zich van de fiktionele wereld; zijn houding wordt dan gereserveerd, zijn visie generaliserend. In de vertaling vindt precies het omgekeerde plaats. In politieke kwesties toont de verteller in de vertaling een grotere mate van betrokkenheid dan in de brontekst het geval is. De verteller in de vertaling presenteert zichzelf niet als prototype, maar als een specifiek tiran; niet als marionet en instrument, maar als verantwoordelijk individu. In de vertaling verandert hierdoor de visie op het politieke gebeuren in Latijns-Amerika: onderdrukking en geweld zijn niet, zoals in de brontekst tot uitdrukking wordt gebracht, het onontkoombare gevolg van een Cartesiaans wereldbeeld, van de Methode, maar komen voort uit de grillen van de hoofdpersoon. Uit het bovenstaande blijkt dat de in deze vertaling gekonstateerde mikrostrukturele verschuivingen, behalve een buitengewoon hoge frekwentie, ook een grote mate van konsistentie vertonen: verschuivingen uit diverse kategorieën en subkategorieën brengen elkaar onderling bevestigende en versterkende makro-strukturele verschuivingen teweeg. Hieruit kan worden gekonkludeerd dat aan de vertaling een bepaalde interpretatie en een bepaalde strategie ten grondslag hebben gelegen. De verschuivingen in de makro-struktuur zijn echter niet konsistent met de brontekst: specifieke kenmerken van de brontekst ondergaan in deze vertaling ingrijpende veranderingen. Dit wijst in de richting van een subjektieve interpretatie van de brontekst, een interpretatie waarbij de persoonlijke opvattingen en voorkeuren van de vertaler de boventoon voeren. De kaleidoskoop van de brontekstverteller is de bril van C. Tromp-Boos geworden; in deze vertaling is niet de verteller van Alejo Carpentier, maar die van de vertaalster aan het woord. | |||||||||||||||||||||||||||
6. SlotHet ‘gezicht’ van een narratieve tekst wordt bepaald door de verteller. Dat wil zeggen dat de specifieke kenmerken en eigenschappen die zo'n tekst maken tot wat hij is, en die de basis vormen voor de interpretatie die de lezer | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||
aan die tekst toekent, afhankelijk zijn van de wijze waarop de vertellersfunktie tot stand is gebracht. In een analyse van een narratieve tekst zal daarom de vertellersfunktie centraal staan (zie Bal 1978,122). Dit geldt, behalve voor oorspronkelijke romans, korte verhalen en dergelijke, evenzeer voor de vertalingen van deze teksten. In vertalingen, namelijk, is de wijze waarop de vertellersfunktie tot stand is gebracht, niet altijd gelijk aan die waarop deze funktie in de brontekst is gerealiseerd. Verschillen in de vertellersfunktie tussen vertaling en brontekst kunnen een aantasting van de kenmerkende eigenschappen van de brontekst betekenen. Daarnaast kan er een verandering in de effekten van die tekst op de lezer optreden: de interpretatie die de lezer van zo'n vertaling aan die vertaling toekent, zal dan een andere zijn dan die welke de brontekstlezer aan de oorspronkelijke tekst toekent. Ik heb in dit artikel getracht bovenstaande stelling te onderbouwen aan de hand van een vergelijkend onderzoek naar de vertellersfunktie in brontekst en vertaling. In een vertaling, namelijk in De oorlog van het einde van de wereld (Vargas Llosa 1981 / Sabarte Belacortu 1984) blijkt de vertellersfunktie in de vertaling op vrijwel dezelfde manier te zijn gerealiseerd als in de brontekst. Hier kan met recht worden gesproken van een vertaalde verteller; het ‘gezicht’ van de vertaling lijkt sprekend op het ‘gezicht’ van de brontekst. De oorzaken van deze gelijkenis moeten worden gezocht in de wijze waarop de vertaling tot stand is gebracht: de vertaling is gebaseerd op een ‘objektieve’ interpretatie van de brontekst, op een ‘strukturele’ vertaalmethode en op een brontekst-gerichte vertaalstrategie. In de vertaling van El recurso del método (Carpentier 1979/Tromp-Boos 1983), daarentegen, is sprake van een vertellende vertaler. Hier spelen de persoonlijke opvattingen van de vertaalster een dermate grote rol in de interpretatie van de brontekst en in de vertaalmethode en -strategie, dat niet de verteller van Alejo Carpentier, maar die van C. Tromp-Boos aan het woord is. Het ‘gezicht’ van de brontekst is in de vertaling geschonden; er bestaat nog slechts een vage gelijkenis tussen de beide ‘gezichten’. In beide gevallen ging het om zogenoemde integrale vertalingen, vertalingen dus waarin geen fragmenten zijn weggelaten of toegevoegd. De verschuivingen in de vertellersfunktie worden dus teweeggebracht door - vaak subtiele en nauwelijks waarneembare - verschuivingen op het woord- en zinsnivo. Deze op het eerste gezicht kleine, onbetekende verschuivingen kunnen echter, zoals naar ik hoop duidelijk is geworden, een fundamentele aantasting betekenen van de allesbepalende vertellersfunktie en daarmee van de meest essentiele kenmerken van een narratieve tekst. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|