Forum der Letteren. Jaargang 1985
(1985)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mogelijke initiatieven tot spellingwijziging Een bijdrage tot de meningsvorming over spellingregeling J. de RooijNa een inleiding over spellingregeling in het algemeen, de gedane voorstellen tot spellingwijziging sinds de jaren zestig en het spellingvraagstuk in de literatuur, worden in dit artikel enkele mogelijke spellingwijzigingen besproken. Deze hebben betrekking op de spelling van ei/ij en au/ou, van woorden die vallen onder de regel der gelijkvormigheid, van werkwoordsvormen, van samenstellingen met een tussenklank en van bastaardwoorden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Inleiding1.1.Spellingregeling of niet?Spellingregeling door de overheid heeft een traditie van bijna twee eeuwen.Ga naar eind1 De eerste officiële spelling, tot stand gekomen op initiatief van de regering van de Bataafse Republiek, was die van Siegenbeek (1804-1805). In de negentiende eeuw werd deze spelling gevolgd door die van De Vries en Te Winkel (1865), in de twintigste eeuw door die waaraan de naam van minister Marchant is verbonden; als het sluitstuk daarvan is de in 1954 verschenen Woordenlijst van de Nederlandse taal (hierna: Wdl.) te beschouwen. Het is van belang een ogenblik stil te staan bij de vraag wat het invoeren van een bepaalde spelling(wijziging) in de praktijk betekent. Het is duidelijk dat het voorschrift ‘we schrijven voortaan niet zoo maar zo’, totaal andere implicaties heeft dan ‘we rijden voortaan niet links maar rechts van de weg’. Wanneer er een nieuwe spellingregeling van kracht wordt, wordt die voorgeschreven voor twee belangrijke sectoren van de maatschappij, die we kunnen samenvatten onder de noemers ‘onderwijs’ en ‘overheid’. Nog afgezien van de vraag wat precies de sancties zijn voor degenen die zich niet aan de spellingvoorschriften houden, kunnen we dus stellen, dat wie niet (meer) aan enige vorm van onderwijs deelneemt en wie niet in overheidsdienst is (en als zodanig min of meer geregeld schriftelijke taaluitingen produceert), zich alleen maar iets aan een nieuwe spelling gelegen zal laten liggen voorzover hij of zij daartoe zelf gemotiveerd en/of in staat is. In de praktijk zal dit natuurlijk wel voor vrij grote groepen in de samenleving buiten de twee genoemde sectoren het geval zijn, maar zeker niet voor iedere particulier in zijn persoonlijk spelgedrag. Anno 1985 betekent dit, dat er ongetwijfeld nog een zij het beperkt aantal mensen van de oudste generatie is die Nederlandsch en zoo spellen (in de spelling van vóór ‘Marchant’), een veel groter aantal personen van veertig jaar en ouder die October en vacantie schrijven (in de spelling van vóór de Wdl.) en een niet onaanzienlijk aantal waarschijnlijk meest (maar niet alleen) jongeren die de bescheiden aanzet tot vernederlandsing van de bastaardwoorden uit de Wdl. verder hebben doorgetrokken. Bij deze laatste categorie moeten we niet alleen denken aan spellingen als kommunikaatsie en sosjale joenit, die buiten de kring van de aanhangers van de ‘Spelling-85’ weinig voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komen, maar ook aan het in handel en bedrijf frequent gebruikte buro, kado en nivo, en niet te vergeten de vele woorden met een k, in strijd met de (voorkeur)spelling van de Wdl., die veel Vlamingen zijn blijven en niet weinig Nederlanders zijn gaan gebruiken (b.v. kataloog, kritikus, struktuur). Hoe verschillend taal en spelling op zichzelf genomen ook mogen zijn - wat in het spellingdebat steeds weer naar voren gebracht wordt -, ze komen blijkbaar in elk geval hierin overeen, dat ze zich als een natuurlijk organisme ontwikkelen en dat er dus op een bepaald moment oude en nieuwe vormen naast elkaar bestaan (die door de contemporaine sprekers en schrijvers verschillend gewaardeerd worden) - en dat dit alles met of zonder ‘ingrepen van buiten’ gebeurt. Wat de spelling betreft: deze heeft vanaf de Middeleeuwen tot het begin van de 19e eeuw de nodige veranderingen ondergaan zonder dat de overheid regelend optrad, daarna zijn er veranderingen opgetreden door én ondanks de officiële regelingen. Dit laatste zal duidelijk zijn: zoals voor de hele wetgeving geldt ook voor die van de spelling, dat de wet eerder de maatschappelijke ontwikkelingen volgt dan omgekeerd. Als de zaken er zo voorstaan, kan men zich afvragen of het zinvol is dat de overheid in deze tijd weer initiatieven gaat nemen op het gebied van spellingregeling. De spelling zal zich toch wel verder ontwikkelen, ook zonder overheidsbemoeiing. Men zou misschien kunnen volstaan met te bepalen dat de Wdl. van 1954 beschouwd moeten worden als het einde van het in 1804 begonnen proces: van overheidswege regulerend ingrijpen in de Nederlandse spelling. Hoe de Nederlandse spelling evolueert, zou dan in de toekomst niet meer in een officiële woordenlijst vastgelegd moeten worden, maar alleen in de gewone woordenboeken. Zo ging het wat de bastaardwoorden betreft trouwens ook in de eerste helft van deze eeuw, toen de niet meer herdrukte woordenlijst van De Vries en Te Winkel weinig gezag had, maar de geregeld herdrukte handwoordenboeken des te meer. Het spreekt vanzelf dat het aanbeveling verdient een stap als hier geformuleerd niet te nemen zonder voorafgaand onderzoek van de op dit gebied bestaande meningen en behoeften in de samenleving. In het vervolg van dit artikel zal ervan worden uitgegaan dat niet voor deze optie wordt gekozen, maar dat de overheid haar sinds lang als traditioneel geldende regulerende taak op spellinggebied wil handhaven en dat het op de weg van de Nederlandse Taalunie ligt deze taak op zich te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. Gedane voorstellen tot spellingwijzigingDe in 1954 verschenen Wdl. bracht op het gebied van de spelling vooral iets nieuws met betrekking tot de bastaardwoorden en in mindere mate de tussenklanken in samenstellingen en het gebruik van hoofdletters. Wat de bastaardwoorden betreft, werd voor een aantal categorieën van woorden de mogelijkheid geopend de traditionele spelling van De Vries en Te Winkel te vervangen door een vernederlandste schrijfwijze (b.v. met f i.p.v. ph, k i.p.v. c, ks i.p.v. x, r i.p.v. rh, t i.p.v. th), waarbij heel dikwijls een keuzemogelijkheid werd opengelaten. Omdat deze regeling van de bastaardwoorden in de praktijk niet bleek te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voldoen werd in 1963 een commissie ingesteld, die naar haar resp. Belgische en Nederlandse voorzitter de ‘Commissie De Vos/Wesselings’ genoemd werd. Na het overlijden van De Vos werd prof. Willem Pée de Belgische voorzitter en werd de commissie derhalve als de ‘Commissie-Pée/Wesselings’ aangeduid. Haar opdracht luidde te ‘adviseren, op welke wijze, in afwijking van de woordenlijst, een spelling van bastaardwoorden zonder keuzemogelijkheid kan worden bereikt, waarbij een zo consequent mogelijke opzet in fonologische zin en een zo ver mogelijk gaande vernederlandsing wordt nagestreefd’. In 1967 publiceerde de commissie haar Rapport van de Belgisch-Nederlandse commissie voor de spelling van de bastaardwoorden (hierna: PW-1). Hierin werd voor de meeste bastaardwoorden een vernederlandste spelling zonder keuzemogelijkheid voorgesteld. Na de vaak heftige reacties op de voorstellen werd de commissie verzocht zich nader op het vraagstuk van de spelling te beraden. Tevens werd haar gevraagd, de spelling van ei/ij, van au/ou, van het achtervoegsel -lijk en van de werkwoordsvormen mede in haar beschouwingen te betrekken. Het resultaat hiervan waren de in 1969 verschenen Eindvoorstellen van de NederlandsBelgische commissie voor de spelling van de bastaardwoorden (hierna: PW-2). Ter illustratie van de voornaamste verschillen tussen de momenteel geldende spelling (Wdl.) en de voorstellen van de commissie (PW-1 en PW-2), volgt hier een lijst met voorbeelden van in twee of drie gevallen verschillend gespelde bastaardwoorden (A), samenstellingen met in de huidige spelling een tussenletter -n of -s- (B), en werkwoordsvormen (C). (Als er in de Wdl.-kolom twee vormen vermeld zijn, is de eerste de voorkeurspelling).
Omdat de voorstellen van PW-2 velen in onderwijskringen niet ver genoeg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gingen, vormde zich een ‘Aksiegroep spellingvereenvoudiging’. Een van de organisaties die zich in de Aksiegroep verenigd hadden, was de VWS, welke afkorting staat voor (in de officiële spelling): Vereniging voor wetenschappelijke spelling. Deze vereniging, die nog steeds actief is, propageert momenteel de ‘Spelling '85. De voornaamste karakteristieken daarvan zijn (vgl. Berits z.j.):
Tenslotte worden hier de wijzigingsvoorstellen genoemd die J, Renkema gedaan heeft in zijn in Onze Taal van september 1984 (p. 114-116) verschenen artikel ‘Het vergeelde boekje’ (Renkema 1984). Zijn voorstellen hebben alleen betrekking op de spelling van de bastaardwoorden en de tussenletters -n- en -s-. Ze luiden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3 Het spellingvraagstuk in de (wetenschappelijke) literatuurOver spelling is veel geschreven. Tot voor kort werden er - vooral als er een spellingwijziging had plaatsgevonden of ‘in de lucht zat’ - voornamelijk meningen over spelling geventileerd, niet altijd van deskundige zijde. Pas de laatste jaren beschikken we, in nog bescheiden mate, over feiten, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Gezien de gewenste omvang van dit artikel, is het onmogelijk om zelfs maar een poging te doen tot inventarisering van de bestaande literatuur. Voor overzichten van de stand van zaken in het spellingdebat en het onderzoek in verband met spelling kan ik de belangstellende lezer verwijzen naar drie recente samenvattende publikaties, nl. Geerts/Van den Broeck/Verdoodt 1977, Booij e.a. 1979 en Assink/Verhoeven 1985. Op de tweede van deze publikaties wordt hier even nader ingegaan, omdat dit van belang is in verband met mogelijke initiatieven tot spellingwijziging, het eigenlijke onderwerp van dit artikel. Booij e.a. 1979 besteden veel aandacht aan de criteria voor het beoordelen van spellingsystemen. Op p. 100 geven ze daarvan het volgende overzicht: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ze leggen er de nadruk op dat nieuwe spelvormen meestal niet geacht kunnen worden aan alle criteria tegelijk te voldoen. Zo zullen vormen als paart i.p.v. paard en sjofeur i.p.v. chauffeur voor een kind dat de spelling begint te leren, makkelijker zijn, omdat de slotmedeklinker van het eerste woord net zo geschreven kan worden als de gelijkluidende in staart, en het tweede woord gespeld wordt met de sj van sjouwen en de o van lopen (criterium 1). Volgens moderne fonologische inzichten voldoet paart echter niet aan 2a, omdat hierin niet de ‘onderliggende’ /d/ wordt gespeld (die in /paarden/ ongewijzigd blijft en in /paart/ - door de algemene regel van ‘verstemlozing’ van slotmedeklinkers - tot /t/ wordt). Bovendien suggereert het enkelvoud paard naast het meervoud paarden een verband, dat voor de ervaren speller een steun kan zijn bij het lezen. Een spelling als sjofeur voldoet niet aan 2b (het woord wordt in het Frans - én in het Engels en het Duits - geheel anders gespeld, nl. chauffeur) en naar te verwachten valt evenmin aan 3. Welk criterium of welke criteria men het zwaarst wil laten wegen, is weer een andere vraag. De auteurs verklaren dan ook op p.89: ‘De uiteindelijke keuze voor of tegen (een bepaalde vorm van) spellinghervorming is overigens geen kwestie van wetenschappelijke, maar van maatschappelijke of levensbeschouwelijke inzichten. De vraag welke groep bevoordeeld moet worden in verband met spelling, kan niet wetenschappelijk beslist worden. Moeten we bijvoorbeeld bij de spelling van bastaardwoorden de groep kinderen die Frans leren bevoordelen door de Franse spelling te handhaven, of moeten we tegemoet komen aan de kinderen die geen Frans leren? Dat is geen wetenschappelijke, maar een politieke vraag.’ Voor zover bij eventuele spellingwijziging de regels van de gelijkvormigheid en van de analogie in het geding zijn, is de conclusie van Van Heuven belangrijk, die hij formuleert in zijn opstel ‘Invloed van de spelling op het lezen’ in Assink/Verhoeven 1985, en die mede gebaseerd is op zijn proefschrift over hetzelfde onderwerp (Van Heuven 1978): ‘In de praktijk van onze leesproeven blijkt steeds weer dat toepassing van de analogieregel geen duidelijke voordelen biedt (...). De gelijkvormigheidsregel daarentegen lijkt wel voordelen te hebben’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Mogelijke initiatieven tot spellingwijzigingUit het voorgaande moge gebleken zijn, dat het antwoord op de vraag of de Taalunie het initiatief tot een spellingwijziging moet nemen, en zo ja tot welke, bepaald niet voor de hand ligt. De voorstellen van de Commissie-Pée/Wesselings zijn nooit ingevoerd; er is geen nieuwe commissie ingesteld met hetzij dezelfde opdracht, hetzij een opdracht tot nader beraad, b.v. op de voorstellen van de Aksiegroep c.q. VWS. Voor de overheid was een beslissing | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blijkbaar te moeilijk. De wetenschap heeft nog geen argumenten vóór of tegen spellingwijziging aangedragen die werkelijk duidelijkheid verschaffen, wat zou kunnen leiden tot het standpunt: in twijfel onthouding. De meningen in de maatschappij zijn verdeeld als altijd. Gegeven deze situatie lijkt het aanbevelenswaardig in ieder geval geen spellingwijzigingen in overweging te nemen waartoe tot op heden geen serieuze voorstellen zijn gedaan. Zo hoeft b.v. niet gedacht te worden aan de invoering van een één-op-één-verhouding tussen klank en teken in strikte zin, waartoe het Nederlandse alfabet met een tiental letters zou moeten worden uitgebreid (vgl. Booij e.a. 1979, p. 37). Evenmin lijkt een regeling in aanmerking te komen die voorziet in de spelling van gespannen klinkers met een dubbel teken in gesloten én open lettergrepen (b.v. een haan - twee haanen, ik loop - wij loopen), en van ongespannen klinkers met een enkel teken, zonder de (dan onnodige) medeklinkerverdubbeling (b.v. een bed - twee beden, ik suf- wij sufen). Door de invoering van dit systeem zou overigens wel een belangrijke, misschien de belangrijkste foutenbron voor kinderen en anderstaligen verdwijnen. Het onderzoek naar spelfouten gemaakt door vier groepen scholieren (twee van 6 tot 12 en twee van 12 tot 16 jaar), dat vermeld wordt in Booij e.a. 1979 (p. 130- 134), wijst uit dat het ten onrechte enkel of dubbel spellen van vocaal of consonant de meest voorkomende fout is voor het totaal van de vier groepen. (Alleen de groep bestaande uit twee lyceumklassen wijkt hier van het algemene patroon af.) Ieder die enige ervaring heeft met het onderwijs van het Nederlands als vreemde taal, weet dat ook anderstaligen, zelfs vergevorderden en docenten, met dit probleem worstelen. In het vervolg van deze paragraaf zullen (met uitzondering van 2.3.2.) alleen voorstellen tot spellingwijziging besproken worden die in de laatste decennia werkelijk gedaan zijn, en daarvan slechts de belangrijkste. Als minder belangrijk worden b.v. ter zijde gelaten: voorstellen inzake het schrijven van hoofdletters, de spelling van de uitgang -lijk en het gebruik van deelteken en/of koppelteken. Als de Taalunie besluit enig initiatief tot spellingwijziging te nemen, verdient het uiteraard wel aanbeveling ook dergelijke minder belangrijke wijzigingen in de overwegingen te betrekken. De mogelijke initiatieven tot spellingwijziging worden hieronder vermeld in volgorde van wat op dit moment beschouwd kan worden als toenemende prioriteit. Bij de bespreking ervan worden de door Booij e.a. 1979 vermelde evaluatiecriteria (zie 1.3) in aanmerking genomen. De verschillende wijzigingsvoorstellen worden als onafhankelijk van elkaar gepresenteerd. In de praktijk vertonen ze echter wel samenhang. Zo is b.v. de opheffing van de regel der gelijkvormigheid niet los te denken van een ver gaande vernederlandsing van de bastaardwoorden (de Spelling-85 bevat dan ook beide componenten). Als we woort en hep gaan schrijven, doen we dat om de overeenstemming tussen uitspraak en spelling zo groot mogelijk te maken. Maar dan zullen we ook wel cadeau in kado, centralistisch in sentralisties en misschien zelfs chantage in sjantaazje moeten veranderen. Op de problematiek van deze samenhang kan hier niet verder worden ingegaan. Wel is getracht een indicatie te geven over het kwantitatieve aspect van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mogelijke wijzigingen: hoeveel woorden of letters worden er in een tekst anders gespeld bij invoering van een bepaalde spellingwijziging? Hiertoe zijn vier teksten van elk 39 a 40 getypte regels, afkomstig uit de beide delen van het Nederlandse taalgebied en behorend tot verschillende stijlsoorten (dagblad, opinieblad, roman, naslagwerk), omgespeld in overeenstemming met de hieronder gedane wijzigingsvoorstellen.Ga naar eind2 Voor iedere wijziging is daarna berekend hoeveel foneemtekens (b.v. c, ch, d, dt, i, ei) er gemiddeld per regel veranderd waren. In het vervolg van deze paragraaf is bij elk wijzigingsvoorstel het gemiddeld aantal veranderingen per regel in de vier teksten gezamenlijk vermeld. Het zal geen betoog behoeven dat de wetenschappelijke waarde van deze kleine kwantitatieve proef maar betrekkelijk is. Een berekening van het kwantitatieve effect van spellingwijzigingen op een veel grotere hoeveelheid taalmateriaal, nl. de woorden die voorkwamen in tien Nederlandse kranten van dezelfde dag in 1956, is te vinden in Brandt Corstius 1967. Deze proef heeft echter betrekking op de voorstellen van PW-1; van de hieronder voorgestelde wijzigingen zijn dat alleen de sub 2.4. en 2.5/B vermelde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1. Opheffing van het verschil ei/ij en au/ouDeze wijziging, die spellingen als berijken, sijn, zijs resp. grouw, klouteren, sous oplevert (dat bij opheffing van het verschil ij resp. ou als eenheidsspelling gekozen zou moeten worden, is overtuigend aangetoond in PW-2, p. 20-28), zal ongetwijfeld de leerbaarheid bevorderen. De leermoeilijkheden bij de ei/ij- en au/ou-spelling kunnen geacht worden vooral daarom zo groot te zijn, omdat hier geen sprake is van een regel. Voor de moderne taalgebruiker die de etymologie van de woorden niet kent, is de spelling van ei/ij en au/ou immers louter willekeurig, al kan men steun hebben aan de kennis van dialecten en/of vreemde talen. Fonologische bezwaren tegen deze wijzigingen bestaan er niet. Wel geldt dat de veranderde woordbeelden en de toename van het aantal homografen van invloed zullen zijn op de leesbaarheid van teksten, en dat de sociale aanvaardbaarheid gering zal zijn. Omdat opheffing van het verschil ei/ij en au/ou wel voorkwam in het eisenpakket van de Aksiegroep van 1971, maar niet (meer) in de Spelling-85 van de VWS, is aan deze mogelijke wijziging de laagste prioriteit toegekend. Of dit terecht gebeurd is, zou alleen door onderzoek uitgemaakt kunnen worden. De Taalunie zou onderzoek van de consequenties voor leerbaarheid en leesbaarheid van deze en andere wijzigingen kunnen bevorderen of zelf kunnen entameren. Voor de hiertoe noodzakelijke gegevens over de frequentie van de betrokken woorden en woordvormen kan gebruik gemaakt worden van de Taaldatabank van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL). Het gemiddelde aantal veranderingen per regel dat door deze wijzigingen zal onstaan, bedraagt volgens de gedane tellingen 0,27, wat dus neerkomt op iets meer dan één verandering per vier regels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Opheffing van de regel der gelijkvormigheid | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze wijziging, die spellingen als hont, wep, ik schrop de vloer, hij vint dat goet, het is gebeurt oplevert, zal zeker eveneens de leerbaarheid bevorderen. De leermoeilijkheden moeten echter ook niet overschat worden, zeker voor zover er geen werkwoordsuitgangen in het spel zijn. Anders dan bij de ei/ij- en au/ou-spelling is er hier immers sprake van een duidelijke regel: we schrijven hond vanwege honden, web vanwege webben, schrob vanwege schrobben, goed vanwege goede. Bovendien leert een kind de woordbeelden onthouden. Bij de werkwoordsuitgangen is het moeilijker: naast hij vindt bestaat ik vind, naast het is gebeurd bestaat het gebeurt. Op deze problematiek wordt in 2.3. nader ingegaan. Tegen de hier bedoelde wijziging bestaan, zoals in 1.3. vermeld, in de moderne fonologie bezwaren. De aanzienlijke hoeveelheid veranderde woordbeelden en de toename van het aantal homografen zullen zeker van invloed zijn op de leesbaarheid van teksten (zie in verband hiermee de conclusie van Van Heuven, eveneens vermeld in 1.3.). De sociale aanvaardbaarheid zal, naar te verwachten valt, gering zijn. Het gemiddelde aantal veranderingen dat door deze wijziging zal ontstaan, bedraagt volgens de gedane tellingen 1,07 per regel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3.1. Opheffing van de regel der analogie in werkwoordsvormenDeze wijziging, die spellingen als jij antwoord, hij vind, toen antwoorde hij, toen prate(n) zij oplevert, wordt in PW-2 ‘warm aanbevolen’. De leerbaarheid van de als moeilijk bekend staande spelling van de werkwoordsvormen zal er zeker door bevorderd worden. Dat we ik vind schrijven omdat het hele werkwoord vinden is, is niet moeilijker dan het spellen van hond omdat het meervoud honden is. Anders is het met hij vindt naast ik vind vanwege hij loopt naast ik loop, hoewel hij zet en ik zet gelijk gespeld worden, evenals wij antwoorden tegenwoordige en wij antwoordden verleden tijd is, terwijl wij zetten allbei kan zijn. Fonologische bezwaren tegen deze wijziging bestaan er niet. De distributie van de woordbeelden verandert, maar er ontstaan nauwelijks nieuwe woordbeelden (vormen als antwoorde en prate zijn - zij het nogal theoretisch - denkbaar als conjuctiefvormen van de tegenwoordige tijd). Hierdoor, en door het feit dat ook ervaren spellers hier niet onfeilbaar zijn, zal de sociale aanvaardbaarheid van deze wijziging groter zijn dan die van de onder 2.1. en 2.2. genoemde. Over de functie van de regel der analogie zijn enkele experimenten gedaan, waarvan verslag wordt uitgebracht in Van Heuven 1978. Voor de resultaten hiervan: zie 1.3. Uit het bovenstaande moge gebleken zijn dat deze wijziging in elk geval een hogere prioriteit verdient dan de onder 2.1. en 2.2. genoemde. Dat er niet een nog hogere prioriteit aan wordt toegekend, komt omdat het hier toch gaat om een ingreep in het wezen van de Nederlandse spelling (er wordt binnen een bepaald bereik een regel opgeheven), terwijl de moeilijkheden van de werkwoordsspelling er wel geringer door zullen worden, maar niet zullen verdwijnen. Immers: vaste woordbeelden bij de werkwoordsvormen (d.w.z. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij gelijke woordbetekenis voor dezelfde klankcombinaties steeds dezelfde spelling) ontstaan ook op deze manier nog niet. Wel in ik vind - hij vind - en nu antwoorden wij - toen antwoorden wij, maar niet in dat gebeurt vaak - dat is vaak gebeurd en dat vervult ons met vreugde - dat heeft ons met vreugde vervuld. Het gemiddelde aantal veranderingen per regel dat door deze wijziging zal ontstaan, bedraagt volgens de gedane tellingen 0,06, wat neerkomt op ongeveer één verandering per 18 regels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3.2. Andere interpretatie van de regel der gelijkvormigheid in werkwoordsvormenDe in de voorlaatste alinea van 2.3.1. gesignaleerde moeilijkheid is op te lossen door een andere interpretatie van de regel der gelijkvormigheid in werkwoordsvormen dan momenteel wordt toegepast. De hieruit voortkomende spellingwijziging is - voor zover schrijver dezes bekend - nooit eerder voorgesteld en wordt daarom met enige schroom geïntroduceerd. De spraakklank /t/ wordt in de Nederlandse spelling aan het eind van een woord of lettergreep weergegeven als t (volgens de regel van de ‘beschaafde uitspraak’; voorbeelden punt, zwart) of als d (volgens de regel van de gelijkvormigheid; voorbeelden pand, hard). Het substantief pand wordt met een d geschreven omdat de meervoudsvorm panden is, het adjectief hard omdat de verbogen vorm harde luidt: De overeenkomstige vormen van punt en zwart: punten en zwarte, geven geen aanleiding de slotconsonant anders te spellen dan in overeenstemming met de uitspraak. Bij het werkwoord komt in de uitspraak een slotmedeklinker /t/ voor in de onvoltooid tegenwoordige tijd (2e en 3e persoon enkelvoud) en in het voltooid deelwoord (bij regelmatige of zwakke werkwoorden). In de tegenwoordige tijd wordt uitsluitend t gespeld: (hij) straft, maakt, herhaalt, achtervolgt. (Door de werking van de regel van de analogie ontstaat bij werkwoorden met een d vóór de infinitiefuitgang -en de spelling -dt. (hij) vindt, wordt.) Bij het voltooid deelwoord komen de spellingen t en d voor: (hij heeft) gestraft, gemaakt, herhaald, achtervolgd. Dit wordt allereerst gemotiveerd door de verschillende ‘verlengde’ vormen van deze deelwoorden: (het) gestrafte (kind), (de) gemaakte (afspraak), maar (het) herhaalde (antwoord), (de) achtervolgde (misdadiger). Er zijn echter ook voltooide deelwoorden op een -d waarbij een verlengde vorm niet of nauwelijks mogelijk is, b.v. gedraafd, geraasd. Hier wordt dan de verleden-tijdsvorm (draafde, raasde) als motivering gebruikt. Als dit laatste toegestaan is, kan men zich echter afvragen waarom deze verleden-tijdsvorm ook niet bepalend kan zijn voor de spelling van de tegenwoordige tijd. De regel van de gelijkvormigheid zou dan niet alleen op voltooid deelwoord en verleden tijd, maar op het hele werkwoordelijke vormencomplex van toepassing zijn. Dit zou voor de gebruikte voorbeelden van de tegenwoordige tijd de volgende spellingen opleveren: (hij) straft, maakt, herhaald, achtervolgd, draafd, raasd. De spelling zou systematischer worden en er zouden vaste woordbeelden voor alle werkwoordsvormen ontstaan, aangezien minimale paren als herhaalt/herhaald, achtervolgt/ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
achtervolgd tot het verleden zouden behoren. Er zou dan nog wel een moeilijkheid overblijven bij de tegenwoordig tijdsvormen van de onregelmatige (sterke) werkwoorden, die geen verleden tijd op -de of -te hebben. Louter vanuit de gelijkvormigheid geredeneerd is er geen reden om de 2e en 3e persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd van b.v. vallen anders te spellen dan met een t (volgens de regel van de beschaafde uitspraak): de verleden-tijdsvorm viel bevat immers geen d. Toch zou het vreemd aandoen als naast elkaar vormen zouden voorkomen als (hij) valt (verleden tijd viel) en (hij) vuld (verleden tijd vulde), (hij) neemt (verleden tijd nam) en (hij) noemd (verleden tijd noemde), enz. De oplossing ligt voor de hand: de regel van de gelijkvormigheid zou hier zo geïnterpreteerd moeten worden, dat de spelling van de /t/ in de tegenwoordige tijd bepaald wordt door de vorm van de uitgang van de verleden tijd (-de(n) of -te(n)), ofwel door de vorm die deze uitgang zou hebben als het werkwoord regelmatig was. Voor dit laatste is de slotklank van de stam bepalend: is dit een klinker, tweeklank of stemhebbende medeklinker, dan is de uitgang -de(n); is het een stemloze medeklinker ('t kofschip), dan is de uitgang -te(n). Als ‘bewijs’ voor deze regel kunnen de dubbele verleden tijdsvormen aangevoerd worden die bij sommige werkwoorden bestaan: enerzijds woei/waaide, ried/raadde, school/schuilde, zwoor/zweerde, joeg/jaagde, anderzijds molk/melkte, stiet/stootte. Voor beginnende spellers zal dit systeem niet al te moeilijk zijn; het ‘kofschip’ (of het ‘fokschaap’) is een fenomeen dat al heel lang voorkomt in het Nederlandse spraakkunst- en spellingonderwijs. Opgemerkt dient nog te worden, dat het hier voorgestelde systeem voor de tegenwoordige-tijdsvormen met een d op het eind van de stam hetzelfde resultaat heeft als het onder 2.3.1. vermelde. De spraakklank /t/ zou in een aantal gevallen als d gespeld worden in plaats van de huidige t. De huidige dt-spellingen zouden dan bij handhaving van de analogieregel dd-spellingen worden, maar dat is volgens een andere nu geldende regel (geen twee dezelfde medeklinkers achter elkaar in dezelfde lettergreep) niet mogelijk. Net zo min als we nu (hij) zett en (hij) praatt spellen, zouden we natuurlijk in het nieuwe systeem (hij) vindd en (hij) raadd gaan schrijven. Voor de verleden tijden is handhaving van de analogieregel wel mogelijk, zodat we naast (het) gebeurde (stam gebeur-, uitgang -de) desgewenst (hij) antwoordde (stam antwoord-, uitgang -de) zouden kunnen (blijven) schrijven. De nieuwe interpretatie van de regel der gelijkvormigheid doet helaas wel nieuwe woordbeelden ontstaan, wat uiteraard een nadeel is vergeleken bij de onder 2.3.1. voorgestelde wijziging. Werkwoordsvormen als draafd, raasd, vald, vuld, neemd, noemd, waaid, schuild, zweerd, jaagd kunnen immers volgens de huidige spelling niet voorkomen. Het bezwaar van deze nieuwe woordbeelden geldt des te sterker omdat het betrekking heeft op een aantal hoogfrequente woorden, b.v. heefd (stam heb-), gaad (stam ga-), komd (stam ko(o)m-). Het gemiddelde aantal veranderingen per regel dat door deze wijziging zal ontstaan, bedraagt volgens de gedane tellingen 0,21, wat dus neerkomt op ongeveer één verandering per vijf regels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4. Opheffing van de regel der analogie in samenstellingen met een tussenklankDe analogieregel ligt ook ten grondslag aan de spelling van de tussenklanken in samenstellingen die volgens de Wdl. als -e- of -en-, resp. als -s- geschreven worden. De werking van deze regel in de Wdl.-spelling kan als volgt in enkele voorbeelden worden samengevat: we schrijven -en in boekenkast (kast voor boeken) en heldendaad (daad van helden), maar -e- in notedop (dop van een noot) en koninginnedag (dag van de koningin); we schrijven -s- in dorpsstraat en stationschef vanwege dorpsplein en stationsweg (met hoorbare -s-), maar niet in blikslager en slagschaduw vanwege blikgroente en slagtand (zonder -s-). In de praktijk blijken deze regels niet altijd gemakkelijk toepasbaar. Dat bessesap ‘sap van één bes’ kan zijn, doet wat theoretisch aan, en hoewel de Wdl. voor samenstellingen met een persoonsnaam als eerste lid de eenvoudige regel geeft dat altijd -en- wordt gespeld behalve als dat eerste lid een bepaalde vrouwelijke persoon aanduidt, is het daaruit voortvloeiende verschil in spelling tussen koninginnedag en koninginnenkroon niet voor iedereen aanvaardbaar. Bij de tussenletter -s- zijn de moeilijkheden nog groter, omdat er nogal wat gevallen zijn waarin (een ongeveer even groot aantal) samenstellingen met -s- en zonder -s- naast elkaar bestaan, b.v. raadhuis - raadkamer naast raadsbesluit - raadsheer; soms zelfs met twee dezelfde leden, zoals tijdruimte/tijdsruimte - tijdverschil/tijdsverschil. De Commissie-Pée/Wesseling heeft voorstellen voor een nieuwe regel gedaan die er, wat vereenvoudigd geformuleerd, op neerkomen dat de tussenletter -n- wordt afgeschaft behalve waar die tot (de onverbogen vorm van) het eerste lid behoort (dus boekekast, heldedaad, koninginnekroon maar havenmeester, wapenhandel, zuidenwind) en dat de -s- alleen wordt geschreven waar die wordt gehoord, eventueel door het stemloos worden van de volgende medeklinker (dus ambtsjubileum, beroepsofficier en gevoelszaak, koningszoon maar dorpstraat, stationchef), waaraan in PW-2 is toegevoegd: in samenstellingen met een verkleinwoord als eerste lid en een zelfstandig naamwoord als tweede lid (dus PW-1: katjespel, meisjeschool; PW-2: katjesspel, meisjesschool maar touwtjespringen). Renkema 1984 sluit zich voor de -s- bij deze voorstellen aan; de -n- wil hij handhaven bij persoonsnamen als eerste lid (zie hierboven aan het slot van 1.2.). Deze wijziging zal stellig de leerbaarheid van de spelling ten goede komen. Van theoretische zijde zou misschien het bezwaar gemaakt kunnen worden dat hier meestal (maar ook weer niet altijd) oppervlaktevormen in plaats van onderliggende vormen worden gespeld. Doordat de wijziging in de woordbeelden slechts gering is, valt geen noemenswaardige invloed op de leesbaarheid te verwachten. Om dezelfde reden kan aangenomen worden dat de wijziging sociaal aanvaardbaar zal zijn, al zullen de veranderde woordbeelden van frequente woorden (boekekast, heldedaad) wel op enige bezwaren stuiten. Het gemiddelde aantal veranderingen per regel dat door deze wijziging zal ontstaan, bedraagt volgens de gedane tellingen 0,04, wat neerkomt op ongeveer één verandering per 26 regels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.5. Regeling van de spelling der bastaardwoordenDe wijziging met de hoogste prioriteit is ongetwijfeld een nieuwe regeling van de spelling der bastaardwoorden. De huidige regeling - met in zeer veel gevallen een voorkeurspelling en een toegelaten spelling - is van meet af aan (meer nog dan de minder opvallende en in ieder geval slechts één vorm voorschrijvende spelling van de tussenklanken in samenstellingen) voorwerp van ernstige kritiek geweest. Al spoedig na het verschijnen van de Wdl. raadpleegde de overheid haar adviseurs, die het uitwerken van een systeem van regels aanbevalen (zie Geerts/Van den Broeck/Verdoodt 1977, p. 199-200). De CommissiePée/Wesselings kreeg de opdracht hiertoe en deed haar voorstellen in PW-1 en PW-2. Bij het overwegen van de mogelijkheden voor een nieuwe regeling moeten twee aspecten in het oog gehouden worden: de uniformiteit en de mate van vernederlandsing van de spelling der bastaardwoorden. Uniformiteit betekent allereerst dat er voor alle betrokken woorden één spelling wordt voorgeschreven (dus niet cachot - komplot naast cabaret/kabaret - kandidaat/candidaat). Maar deze uniformering kan inhouden, dat alle woorden die tot eenzelfde categorie behoren op dezelfde manier gespeld worden (dus b.v. cachot, cabaret, candidaat, complot ofwel kachot (c.q. kasjot), kabaret, kandidaat, komplot), dan wel dat binnen eenzelfde categorie verschillende spellingen worden voorgeschreven (dus b.v. cachot - cabaret naast kandidaat - komplot). De keuze tussen deze mogelijkheden hangt (mede) af van de gewenste mate van vernederlandsing. Een preliminaire vraag bij dit alles is die naar de begrenzing van de categorie ‘bastaardwoorden’. Dat alle leenwoorden als zodanig beschouwd zouden moeten worden, is niet de bedoeling van de Wdl., PW-1 en PW-2 - waar bepaalde (categorieën van) woorden van vernederlandsing uitgesloten worden - maar blijkbaar wel van Spelling-85. Op deze kwestie wordt hier niet nader ingegaan. Voor wat de evaluatiecriteria betreft, geldt het volgende. De leerbaarheid zal ongetwijfeld gebaat zijn bij een zo ver mogelijk gaande vernederlandsing en een zo ver mogelijk gaande uniformering (dus één spelling per woord en dezelfde spelling voor dezelfde categorie). Hierbij moet echter wel aangetekend worden dat een aanzienlijk deel van de betrokken woorden geen probleem vormen voor het aanvankelijk spelonderwijs, omdat ze niet tot de woordenschat van het basisonderwijs behoren. Van wetenschappelijk standpunt is het moeilijk iets werkelijk steekhoudends over deze problematiek te zeggen. De VWS propageert sinds jaar en dag een ver gaande uniformering en vernederlandsing, maar Chomsky/Halle 1968 prijzen de totaal anders geaarde Engelse spelling aan (vgl. Booij e.a. 1979, p. 86-89). Ook over de invloed van de spelling der bastaardwoorden op de leesbaarheid van Nederlandse teksten is, bij gebrek aan onderzoek, moeilijk een uitspraak te doen. Het ligt wel voor de hand aan te nemen dat een ver gaande vernederlandsing (min of meer) een handicap zal zijn bij het leren van vreemde talen. Er is wel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezegd dat dit vooral voor het Frans geldt, waaraan toegevoegd kan worden dat bij leenwoorden uit het Engels - de taal die binnenkort alle kinderen in het basisonderwijs gaan leren - tot nu toe nauwelijks van vernederlandsing sprake is. Hierbij wordt dan wel het grote aantal Romaanse woorden in het Engels vergeten, die meestal op dezelfde wijze gespeld worden als in het Frans. De sociale aanvaardbaarheid van een wijziging in de spelling van de bastaardwoorden zal waarschijnlijk groter zijn naarmate er minder nieuwe woordbeelden ontstaan, wat in de praktijk wil zeggen: naarmate er minder vernederlandst wordt vergeleken met de Wdl.-spelling. Enkele mogelijkheden om tot een nieuwe regeling voor de spelling van de bastaardwoorden te komen, zijn de hieronder vermelde. Onder A en B zijn, evenals in de voorafgaande subparagrafen, de gemiddelde aantallen veranderingen per regel volgens de gedane tellingen opgegeven. Onder C is dit gedaan voor twee van de vijf hoofdvarianten die daar genoemd worden. Bij de interpretatie van de kwantitatieve gegevens met betrekking tot de bastaardwoorden moet in aanmerking genomen worden, dat één van de vier (willekeurig gekozen) teksten ‘progressief’ gespeld is, nl. tekst nr. 3, het fragment van de Vlaamse romancier Walter van den Broeck. Vooral onder C zijn de gevolgen hiervan goed te bemerken. Het tekstenbestand (en dus de resultaten) lijkt hierdoor overigens alleen maar ‘realistischer’ te worden: er wordt nu eenmaal lang niet altijd en overal volgens de officieel geldende spelling geschreven en gedrukt. Vooral in Vlaanderen wordt dikwijls ‘progressief’ gespeld, maar ook in Nederland worden b.v. heel wat meer k's voor c's geschreven dan de Wdl. aanbeveelt of zelfs maar toelaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Invoering van de Spelling-85Deze wijziging zou betekenen:
Enkele voorbeelden (met de nu geldende spelling tussen haakjes): sent (cent), atfies (advies), kwa (qua), joggert (yoghurt), doseren (doceren), dozeren (doseren), sjantaazje (chantage), psigies (psychisch), twalet (toilet), logies (logisch), loozjies (logies), makkette (maquette), plennen (plannen), sjurt (shirt), bebie (baby), bèzje (beige), ròze (roze). Het gemiddelde aantal veranderingen per regel dat door deze wijziging zal ontstaan, bedraagt volgens de gedane tellingen 0,79, wat neerkomt op ongeveer vier veranderingen per vijf regels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Invoering van PW-1 of PW-2Of de keuze op PW-1 dan wel op PW-2 zou moeten vallen, wordt hier in het midden gelaten. Ook kan natuurlijk nog aan enige bijstelling van de voorstellen gedacht worden (b.v.t.a.v. de zeer gecompliceerde regeling van i/ie-spelling). Deze wijziging zou betekenen: één spelling per woord, een ver gaande ontwikkeling in de richting van dezelfde spelling voor dezelfde categorie (maar naast elkaar staan in PW-2 b.v. toch nog: back - flet, claim - trenen, couchette - kamoeflage, boudoir - boederen, circa - desigram, konsigne - kompanjon, universiteit - prezident, politie - konstruksie) en een vrij ver gaande vernederlandsing (zie telkens het tweede voorbeeld van de zojuist vermelde paren en vergelijk de lijst in 1.2.). Het gemiddelde aantal veranderingen dat door deze wijziging zal ontstaan, bedraagt volgens de gedane tellingen 0,52 per regel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Opheffing van de keuzemogelijkheid in de Wdl.Deze wijziging zou in ieder geval één spelling per woord betekenen; de mate van uniformiteit van de spelling per categorie en de mate van vernederlandsing zijn afhankelijk van de keuze uit de hieronder omschreven mogelijkheden. In de Wdl. komen de volgende soorten spellingen van bastaardwoorden voor:
a. Allereerst zou men de huidige voorkeurspelling en enige spelling kunnen voorschrijven. Deze wijziging zou geacht moeten worden het best aan te sluiten bij de manier waarop er momenteel gespeld wordt (dit geldt voor Nederland in sterkere mate dan voor Vlaanderen). Bovendien zou - door het verwijzingssysteem (met zie voor de voorkeur-, ook voor de niet-voorkeurspelling) van de huidige Wdl. - een nieuwe woordenlijst dan grotendeels mechanisch tot stand kunnen komen. (Aanvulling met bastaardwoorden die in de Wdl. niet voorkomen, b.v. computer, cruciaal, quiz, zal echter wel noodzakelijk zijn.) Er zou geen uniformiteit per categorie bereikt worden. Ook de vernederlandsing zou niet ver gaan. Bij invoering van deze wijziging zouden in de nummers 1, 2 en 4 van de onderzochte teksten geen veranderingen aangebracht hoeven te worden. In tekst nr. 3 bedraagt het aantal veranderingen (in niet-vernederlandste richting) 9, d.w.z. 0,22 per regel, ofwel één verandering per 4,5 regel.
b. Het voorschrijven van de huidige niet-voorkeurspelling en enige spelling is om voor de hand liggende redenen niet goed denkbaar.
c. Een andere mogelijkheid zou zijn de niet-vernederlandse spelling voor te schrijven. Hierbij zou het aanbeveling verdienen de vernederlandste enige spellingen te verzamelen (wat niet mechanisch kan gebeuren), om te zien of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze al dan niet voor ‘ontnederlandsing’ in aanmerking komen (komplot zou b.v. wel (weer) complot kunnen worden, maar katholiek toch nauwelijks catholiek). Deze wijziging zou (ver gaande) uniformiteit per categorie tot gevolg hebben; t.a.v. de vernederlandsing zou hier een stap(je) terug gedaan worden.
d. De pendant van c is de mogelijkheid de vernederlandste spelling voor te schrijven. Hierbij zouden dan bij voorkeur de niet-vernederlandse enige spellingen verzameld moeten worden (wat niet mechanisch kan gebeuren), om te zien of deze al dan niet voor vernederlandsing in aanmerking komen (cachot zou b.v. kachot of kasjot kunnen worden, maar credo toch minder gemakkelijk kredo). Deze wijziging zou (ver gaande) uniformiteit per categorie tot gevolg hebben; t.a.v. de vernederlandsing zou hier een duidelijke stap vooruit gedaan worden. Wil men nog verder gaan met de vernederlandsing, dan zouden ook één of meer elementen uit PW-1 of PW-2 in de nieuwe regeling opgenomen kunnen worden, b.v. de spelling van o voor eau (b.v. buro, kado, nivo). Natuurlijk is het ook mogelijk de vernederlandsing minder ver door te voeren, b.v. door de woorden van de hier als voorbeeld gebruikte categorie wel allemaal met een k te spellen, maar b.v. de th in thema, theologie, thermodynamika ...enz. te behouden. Dit wordt voorgesteld in Renkema 1984 (zie hierboven aan het slot van 1.2.). Wordt tot enige vorm van vernederlandsing besloten, dan zal het wenselijk zijn de nieuwe woordenlijst van tijd tot tijd te herzien, omdat er steeds weer nieuwe woorden worden ontleend en ontleningen verder in het Nederlands geïntegreerd worden. Bij invoering van deze variant met ‘categoriale’ vernederlandsingGa naar eind3 bedraagt het aantal veranderingen dat door deze wijziging zal ontstaan, gemiddeld 0,2 0,27 per regel, wat dus neerkomt op iets meer dan één verandering per vier regels.
e. Het is ook mogelijk het streven naar uniformiteit per categorie los te laten en per woord te bepalen of er een niet-vernederlandste dan wel een vernederlandste spelling zal worden voorgeschreven. Voor dit (overigens zeer arbeidsintensieve en nooit geheel aan willekeur ontkomende) afwegingsproces - dat in beperkte mate ook voor c en d nodig zal zijn - kan, meer dan voor de Wdl.-commissie en de Commissie-Pée/Wesselings mogelijk was, gebruik gemaakt worden van frequentiegegevens, die - zoals al eerder opgemerkt - mede verkregen moeten kunnen worden via de Taaldatabank van het INL.
Van de hier vermelde mogelijke wijzigingen die leiden tot opheffing van keuzemogelijkheid in de Wdl., zijn de onder a en een variant van de onder d genoemde (nl. invoering van de vernederlandste spelling, zonder aanpassing van de niet-vernederlandste enige spellingen) al eens op hun bruikbaarheid onderzocht door de Woordenlijstcommissie, zoals in Damsteegt 1976 meegedeeld wordt. De commissie heeft ze beide ‘als onuitvoerbaar verworpen’ (p. 85). De term ‘onuitvoerbaar’ moet hier blijkbaar niet in letterlijke, technische zin opgevat worden, maar als ‘ongewenst’. Damsteegt motiveert de ‘onuitvoerbaarheid’ met een aantal voorbeelden van spelvormen die naast elkaar zouden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorkomen bij doorvoering van wijziging a (b.v. classicisme naast klassiek, quantum naast kwantiteit, directie naast produktie) en de bedoelde variant van wijziging d (b.v. konrektor naast doctor, (biljart)keu naast queue (‘rij’), parkoers naast route). Hier kan men natuurlijk tegenover stellen dat in het Nederlands lang vóór de Wdl. al spelvormen naast elkaar voorkwamen als sigaar en cigarillo, koerier en courant, kabinet en cabine, en zelfs dubbele spellingen als kommies/commies (met betekenisverschil) en katechismus/catechismus (zonder betekenisverschil). Een volledig inzicht in de verschillende implicaties van de onder C genoemde mogelijkheden kan alleen verkregen worden aan de hand van een volledige inventarisatie van de bij deze eventuele wijzigingen betrokken woorden.Ga naar eind4 Wie aan dit monnikenwerk begint, zal misschien in de verleiding komen zijn pogingen tot spellingregeling maar op te geven. Zoals aan het eind van 1.1. gesteld is, staat het geenszins vast dat aan deze verleiding weerstand geboden moet worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|