Forum der Letteren. Jaargang 1985
(1985)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kalevala - folklore of literatuur? Genreproblemen om het Finse epos Paivi Schot-SaikkuDe Kalevala is een epos dat samengesteld werd door Elias Lönnrot (1835, tweede editie 1849). Hij zou de brokstukken van een verloren volksepos die generaties lang overgeleverd werden, van vader tot zoon en van moeder tot dochter, weer bij elkaar gebracht hebben. Deze opvatting is voor kritiek vatbaar; de Kalevala geeft aanleiding tot discussies en controverses. Dit artikel behandelt één ervan en wel de meest fundamentele: de verhouding van folklore en literatuur in dit werk. De discussie gaat in op het negatieve oordeel van Vladimir Propp. De invalshoek is vanuit de folklore: ik probeer de vraag te bantwoorden of deze bewerking als ‘toelaatbaar’ gezien kan worden, met het oog op de onvermijdelijke gevolgen van het omzetten van orale poëzie in een literaire vorm. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Folklore en LönnrotDe vraag ‘boekepos’ of ‘volksepos’ d.w.z. wat aan een schrijver en wat aan orale overlevering toegeschreven kan worden rijst bijv. bij de Ilias en de Odyssee, de Edda en het Nibelungenlied. Bij kaukasische, siberische of afrikaanse overlevering wordt gevraagd, of een optekening ervan überhaupt als een ‘epos’ gekarakteriseerd kan worden. De Kalevala ligt in het midden van deze extremen: men kan vers voor vers nagaan wat authentieke volkspoëzie is, wat door de samensteller geadapteerd dan wel zelf geschreven is. Hoe groter het corpus van optekeningen is geworden, des te duidelijker zijn de afwijkingen in de Kalevala te zien. Het probleem ontstaat omdat zowel de folklore als de bewerking beschikbaar zijn. Lönnrot had zo veel materiaal dat hij naar zijn eigen woorden wel zeven verschillende Kalevala's had kunnen samenstellen; om deze moeilijkheid te overwinnen benaderde hij het materiaal niet als een wetenschapper maar als een zanger. - De poëzie werd traditioneel op een eenvoudige pentatonische melodie voorgedragen, vandaar de benoemingen ‘lied’ en ‘zanger’. - Het gaat er nu om of de bewerking folklore gebleven is dan wel een literair produkt is geworden. De internationale en nationale sterren stonden gunstig voor de volkspoëzie in het begin van de 19e eeuw. De Romantiek zag in de volkspoëzie de zuiverste en meest ideale verschijning van de volksgeest. Naast de internationale hausse voor volkspoëzie heerste er in Finland een politieke behoefte. Het land, sinds 1809 een groothertogdom onder de russische tsaar, zocht geestelijk houvast in nationale identiteit: ‘Zweden zijn we niet, Russen willen we niet worden, laten we dan Finnen zijn!’ De oude ‘typisch finse’ traditie leefde in haar nadagen nog in Karelië; daar kende men ook epische verhalen over helden die in Finland onbekend waren of alleen als namen in bezweringen voorkwamen. Elias Lönnrot, een arts met een hartstocht voor de volkspoëzie, wist door ontdekkings- en verzameltochten naar de karelische dorpen de hand op dit materiaal te leggen en kreeg na 1835 (de ‘Oude Kalevala’) massale medewerking van vrienden en studenten. De Kalevala van 1849 bevat episch materiaal uit Fins en Russisch Karelië en Ingrië (de streek ten westen van Leningrad), gecombineerd met bezweringen en lyriek uit Finland. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Kalevala is dus een epos met gemengd materiaal uit vele streken. Het werd het nationale epos, een politiek feit, een symbool. Elias Lönnrot had de stoutste verwachtingen overtroffen: hij had niet alleen volkspoëzie verzameld, hij maakte er een epos van, het belangrijkst geachte produkt in de literatuur. Voor het publiek was de Kalevala het summum, een volksepos. De geleerde twijfels bleven binnen de seminaria: de Kalevala was als volkspoëzie niet wetenschappelijk verantwoord. De geleerden hebben dan ook liever de authentieke bronnen geraadpleegd voor folklore, mythologie, geschiedenis etc. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Metrum en taalHet metrum, dat thans als Kalevala-metrum bekend staatGa naar eind1, is op zijn laatst rond het begin van onze jaartelling om de Finse Golf ontstaan; het was een houvast waarmee mythes en spreuken gecodeerd en overgeleverd werden. Het metrum moet in de laatste eeuwen van het preliteraire tijdperk, tussen 800 en 1200, de definitieve vorm bereikt hebben. (Kuusi 1978; 1980:22). Vanaf die tijd werd de taalgemeenschap tussen verschillende staten opgedeeld. De Esten vormden de boerenbevolking onder diverse vreemde heersers van Estland. Oost-Finland en Karelië werden tot een slagveld tussen Zweden en Nowgorod-Rusland, later een periferie ver van ontluikende machtcentra. West-Finland groeide naar Zweden toe en nam het christendom en staatsinrichtingen van westelijke signatuur over. Het metrum werd in ballades en legendes toegepast, die mede gevormd waren door skandinavische voorbeelden en die soms een vermoedelijke schrijver hadden. De niet-christelijke traditie leefde ondergronds voort in bezweringen en werd door de kerk (met name na de Reformatie) als bijgeloof bestreden. De poëzie in dit metrum gold echter als ‘typisch Fins’ wat ook positief gewaardeerd kon worden. O.a. bisschop D. Juslenius en zijn achterneef H.G. Porthan, hoogleraar Rhetoriek en Romeinse letterkunde aan de Universiteit van Turku, hebben gedurende de 18e eeuw proeven van deze poëzie gepubliceerd. Ondanks de geleerde belangstelling is de traditie in West-Finland in de loop van de 18e eeuw uitgestorven. De beheersing van het metrum werd verzwakt; optekeningen uit West-Finland in de 18e eeuw vertonen dan ook metrisch gebrekkige verzen. Porthans beschrijving van het metrum (De poesie Fennica 1766, hoofdstuk 3) is niettemin nog niet overtroffen. In Karelië leefde de traditie voort. De karelische dialecten passen beter in het metrum, hoewel optekeningen vele ontsporingen laten zien, ook aan verzamelaars en primitieve techniek te wijten. Lönnrot, een goede kenner van het metrum heeft de verzen in de Kalevala naar de oude taalvorm toe geunificeerd en metrisch verbeterd. Hij heeft dialecten door standaard Fins vervangen maar ‘oud-Fins’ nagebootst. De leenwoorden uit het Zweeds en Russisch - zover hij ze herkende - werden door Finse woorden vervangen, wat soms de inhoud aantasten kan, bijv. renki ‘knecht’ werd poika ‘jongen’. Te modern aandoende voorwerpen, bijv. ‘geweer’ werden gearchaïseerd (‘pijl en boog’). Zijn protestantse afkeer van Neitsy Maaria emonen (Heilige Moeder Maria) en alle heiligen en een even rigoreuze schoonmaak in seksuele | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toespelingen en grove epitheta hebben naar de smaak van de 20-eeuwse lezer warmte en kleur aan de Kalevala onttrokken. De taal van de Kalevala in zijn huidige vorm kan men modern Fins met een archaïsch tintje noemen. Voor de editie van 1909 zijn de spelling en taal nogmaals gemoderniseerd. Een bewerking is echter een noodzakelijk kwaad te noemen als men de volkspoëzie voor een hedendaagse lezer toegankelijk wil maken: weinigen begrijpen de authentieke teksten. De essentiële taalkarakteristiek van de volkspoëzie is in de bewerking bewaard: de poëtische taal stond dicht bij de gesproken taal als een literaire voertaal van het volk.Ga naar eind2 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Orale poëzie, folklore en literatuurTer verduidelijking: ‘literatuur’ verwijst naar geschreven werken die esthetische waarden vertonen of proberen te bereiken. ‘Orale poëzie’ is de ongeschreven, mondeling voorgedragen literatuur. De ‘folklore’ wordt hier gebruikt als verzamelnaam voor de optekeningen (of één ervan), door onderzoekers vastgelegd, met als informanten dragers van de mondelinge traditie. De folklore en de Kalevala zijn dus afgeleide konkrete realisaties en Lönnrot heeft zowel aan de folklore als de Kalevala gewerkt. De Kalevala kan een vermenging van folkloristische teksten en literaire normen genoemd worden.
Van meet af wilde Lönnrot zijn bevindingen in een literaire vorm gieten: hij wilde van de orale poëzie via folklore literatuur scheppen. Om het probleem te verduidelijken worden enkele eigenschappen van ‘literatuur’ en ‘orale poëzie’ op een rijtje gezet:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het schema van fig. 1 maakt onderscheid tussen orale poëzie en folklore. De kritiek die o.a. Vladimir Propp en finse folkloristen tegen de Kalevala hebben gericht gaat er van uit dat een woordelijke optekening van de volkspoëzie tegelijkertijd ‘folklore’ en ‘orale poëzie’ is. Het zou m.i. juister zijn er van uit te gaan dat het omzetten van de volkspoëzie in een literaire vorm het genre verandert, met uitzondering voor lezers die van beroep folkloristen zijn. Zelfs een bloemlezing van authentieke teksten houdt een ‘vervalsing’ in. Afgezien van taalmoeilijkheden is het immers de vraag of een bloemlezing per se objectiever zou zijn dan een bewerking. Reeds de selectie moet gebeuren op basis van wat de samensteller de ‘beste’ of ‘meest typische producten’ vindt. De maatstaven ervoor zijn niet alleen uit de volkspoëzie afkomstig. De punten sub 1, 3, 4 en 5 op het lijstje verwijzen naar onvermijdelijke verschillen tussen orale poëzie en literatuur; op de rol van de interpretatie (sub 5) komen we nog terug. De gemeenschappelijke eigenschappen sub 2 veroorzaken de spanning tussen de folklore en Kalevala: het is de vraag hoe ‘adaptie’ en ‘innovatie’ toegepast zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. ‘Het volk creëert geen epos’ (Propp)In een artikel uit 1949 verzet Propp zich hevig tegen Lönnrots Kalevala. Authentieke producten zijn volgens hem superieur aan de adaptaties van Lönnrot die een literair epos heeft samengesteld. Een volksepos is per definitie anders omdat volksepen uit afzonderlijke liederen bestaan. Elk lied vormt zijn eigen geheel. Motieven kunnen door contaminatie samenvloeien maar het volk creëert nooit een samenhangend epos. Het zou het einde van de traditie betekenen: zolang het lied niet in een blijvende vorm is gegoten, kan het veranderen, blijft het actueel en relevant. De onmiskenbare eenheid die produkten van een volk kenmerkt, komt tot stand door de inhoud, niet door de vorm: ‘Een volksepos verlangt geen uiterlijke coherentie maar innerlijke coherentie, gave heldengestalten. De helden zijn in alle liederen hetzelfde. Een volksepos wordt gekarakteriseerd door een stilistische, en wat essentiéel is, door nationaal-ideologische inhoudelijke gaafheid.’ Lönnrot zou in de inhoud ingegrepen hebben, tegenstrijdige elementen verwijderd en verklaringen voor het gedrag van de helden gegeven hebben. Maar, aldus Propp, de esthetische normen van het volk willen geen causaliteit volgens de formele logica; typerend is een tijdloze tijdsperspectief wat ook mu- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ziek eigen is. Propp verzet zich verder tegen de voorstelling van de Kalevala als een mythisch epos en vindt het een allegorisch epos. De gedachten van Propp vormen een provocerende vermenging van scherpe observaties, diep begrip voor de volkspoëzie en tegenstrijdige, soms niet overtuigende argumenten. Ik zie af van het feit dat hij de burgelijke ideologie van de 19e eeuw aanvalt en haar door zijn eigen ideologie vervangt. Lönnrots methode van compositie komt in grote trekken dichtbij Propps principes. Een ‘held’ is volgens Propp het invariante, samenbindende element in het volkslied. De pragmaticus Lönnrot onderscheidt lyrisch, magisch en sociaalgericht materiaal als aparte genres. Korte epische liederen zoals legenden, balladen, historische gedichten vertellen, aldus Lönnrot, ‘van een gebeurtenis, waar gebeurd of verzonnen, in de regel met een bijbedoeling, niet alleen om de vertelling zelf’. De ‘echte epiek’ om helden als Väinämöinen en Lemminkäinen gaat volgens hem om ‘recente of vroegere gebeurtenissen, niet over één of twee maar over gebeurtenissen die op elkaar volgen’. (Lönnrot 1840:II). De Kalevala is ontstaan met een held als centripetale kracht, rondom een gebeurtenis die andere uitlokt, maar ‘zonder bijbedoeling’ van balladen en legenden. Als Propp een ‘nationaal-ideologische gaafheid’ in de Kalevala mist, is het aan Lönnrots trouw aan de authentieke liederen te wijten. De zangen in de Kalevala hangen losjes aan elkaar. Aan het einde van een zang pleegt Lönnrot op te merken: ‘Dit was het dan; nu gaan we naar een andere held over’. Lönnrot heeft authentieke zangers meegemaakt. Lang voor Milman Parry en Albert B. Lord (1960) heeft hij beseft hoe de liederen gepresenteerd worden. Hun opvatting is in het kort de volgende: de zanger leert het lied niet van buiten maar memoreert de inhoud en karakteristieke wendingen. Hij beschikt over formules, woordengroepen die een essentiële gedachtengang weergeven en sleutelwoorden inhouden die door andere vervangen kunnen worden. Milman Parry en Lord waren Engelse geleerden die servokroatische zangers observeerden. Propp spreekt van ‘het volk’ als een abstract en collectief begrip. Lönnrot nu, geen geleerde en van eenvoudige komaf, had een realistische kijk op de volkspoëzie. Voor hem zijn ‘het volk’ mannen en vrouwen in vlees en bloed, individuen met sterk uiteenlopende capaciteiten, met wie hij had gewerkt en die hij als arts en door zijn afkomst van dichtbij kende. De rol van literaire voorbeelden bij Lönnrot is m.i. overschat. Eigenlijk wordt de invloed van deze voorbeelden aangevoerd zonder dat men aantoont om welke invloed en welk epos het in een concreet geval zou gaan. Vanzelfsprekend wilde Lönnrot een boek publiceren; deze beslissing heeft de bewerking van meet af bepaald. Maar in de verwerking van het materiaal stonden hem andere voorbeelden voor de geest: prominente zangers met hun organisatiemodel, met wie hij soms de orde van gebeurtenissen besprak (zie Senni Timonen 1985). Lönnrot was een pragmaticus, wars van alle mystiek, met sterke voorkeur voor ordentelijkheid en overzichtelijkheid. Een goed voorbeeld van zijn werkwijze biedt de behandeling van ‘Finnisches Lied’, een liefdeslied dat o.a. door Goethe is vertaald. Het origineel was in het Fins reeds twee keer gepubliceerd, door Porthan 1778 en Z. Topelius sr. (1831). Het werd in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Europa bekend door Giuseppe Acerbi wiens boek (in het Engels 1799) over een reis door Zweden en Finland in vele talen vertaald werd, o.a. in het Nederlands 1804. Lönnrot vond het gedicht rommelig en maakte van varianten vier verschillende gedichten (Kanteletar II, 32, 42, 43 en 46); de verzen zijn in deze camouflage met moeite te herkennen. In zijn verantwoording betoogt Lönnrot dat hij onmogelijk één versie, al was het eerder gepubliceerd, als ‘meer oorspronkelijk’ kon aanzien dan de andere varianten. De volgorde van bestanddelen zou elke keer afzonderlijk ontstaan, omdat het eenvoudig een uiting was van de noodzaak voor de presentator zijn kennis in een bepaalde orde te zetten. Hierbij speelden volgens hem factoren als persoonlijke voorkeur, verbale begaafdheid, geheugen, en al dan niet aanwezige storende invloeden de beslissende rol. Waarom zou hij geen recht hebben de inhoud opnieuw te ordenen? Dat veranderingen groter waren dan in een doorsnee variant vloeide uit het feit uit dat hij meer liederen kende dan de zangers. (Lönnrot in een artikel over zijn editieprincipes, jan. 1849, geciteerd in: Kaukonen 1984:22). Door zich tot een zanger te proclameren identificeert Lönnrot zich met ‘het volk’; deze visie rechtvaardigde in zijn ogen het afwijken van de letter van de folklore.Ga naar eind3 Het is aan te nemen dat Lönnrot bij de herschikking van de folklore vanuit het aanwezige materiaal, voorbeelden van de beste zangers en van zijn eigen opvatting is uitgegaan. Een ‘bijbedoeling’ die volgens hem de legenden en ballades kenmerkt heeft hij bij het episch materiaal niet willen toepassen. We veronderstellen dat de dichters bij de grote literaire epen het wel hebben gedaan: ze gebruikten het materiaal ‘niet alleen om de vertelling zelf’. Een Finse dichter Eino Leino (1903, 1916) gebruikte het metrum en de verteltechniek van de volkspoëzie, maar zijn gedichten zijn onmiskenbaar moderne poëzie in een folkloristisch jasje. De herkenbare ‘bijbedoeling’, om in Lönnrots term te blijven, struktureert zijn gedichten en geeft ze een extra dimensie. Propp gaat in op het volgende voorbeeld: Een Lap schiet zijn pijl op Väinämöinen. Het lied verstrekt geen verdere gegevens over hem en wat hij tegen Väinämöinen heeft. Väinämöinen raakt te water; als hij zijn hand uitreikt, ontstaan er baaien met vissen, in het midden van het water verrijzen steile rotsen etc. Lönnrot heeft dit lied in de zesde zang van de Kalevala opgenomen. De Lap wordt daar Joukahainen, een oude rivaal in de zang- en toverkunst. Alles is voor de lezer duidelijk, zegt Propp, nl. waarom Väinämöinen beschoten wordt. Maar Propp meent dat juist deze rationele verklaring tegen de wetten van de folkore zondigt. Het probleem nu, in de volkspoëzie, zijn de varianten. Ontelbare varianten zijn in Karelië opgetekend waarin Väinämöinen door de pijl van een anonieme Lap getroffen wordt, te water raakt en daar scheppingsdaden verricht, net als Propp aanvoert. Maar Lönnrot zelf heeft een variant opgetekend waar de zanger expliciet Joukahainen als de belager noemt (SKVR 1,195 Lönnrot 1834). Deze versie is ook door andere verzamelaars vóór en na hem opgetekend. Er zijn varianten uit hetzelfde gebied die Lemminkäinen of Kaukamoinen als schutter noemen; unieke redacties geven Pohjon akka (heerseres van Pohjo) of een andere Väinämöinen (!) deze rol. De belager | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoeft dus niet een anonieme Lap te zijn; hij wordt ook als een familielid van Vainamöinen genoemd wat Lönnrot eveneens in zijn versie opneemt. Als we de meerderheid van de varianten nemen, verschijnt wel een Lap als oorzaak en vervolgens een schepping van visrijke baaien en steile rotsen. Dit zou dus de ‘meest typische’ variant zijn - maar zijn de andere dan ‘minder authentiek’? In de variant gezongen door Arhippa Perttunen, volgens de unanieme mening één van de beste zangers, begint het verhaal met het typische voorval (met de Lap) en Väinämöinen valt in het water (SKVR 1,1 54). Perttunen laat echter de scheppingsmythe weg en zingt een groots episch avontuur rond de Sampo, een mythisch wonderding. Lönnrot heeft deze variant (dus zonder de scheppingsmythe) als basis voor zijn versie in de Kalevala genomen, met de vermelde verandering (de Lap wordt Joukahainen). Het lied van Arhippa Perttunen is niet typisch; hij, een authentieke zanger, heeft het verhaal om de Sampo tot een logisch geheel gemaakt door episodes (bijv. de scheppingsmythe) weg te laten. Zijn zoon Miihkali Perttunen heeft echter de meer traditionele Sampo-zang (bijv. met de scheppingsmythe erbij) voorgedragen. Een van de beste zangers schijnt dus ‘niet typisch’ een unieke versie, tegen de traditie in, te vertegenwoordigen. Welke variant nemen we als prototype van ‘het’ volkslied? Bovendien kunnen we niet zeker weten of inderdaad de ‘beste varianten’ ook opgetekend zijn - we hoeven alleen aan het vaak gedocumenteerde wantrouwen van de boerenbevolking te herinneren tegenover de ‘heren uit Helsinki’ met hun plotselinge en raadselachtige belangstelling voor oude liederen. De thema's schijnen daartegenover wel geïnventariseerd te zijn: het corpus biedt vele varianten en weinig unieke redacties. De Finse zangers lijken trouwens ook meer traditievast dan bijv. Servokroatische zangers, omdat de varianten van één zanger opvallend weinig veranderen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Adaptatie en innovatieWe kunnen het met Propp eens zijn dat het lied moet veranderen om in leven te kunnen blijven. Dit inzicht plaatst de volkspoëzie in dezelfde positie als literatuur en taal; de verandering is inherent. De veranderingen kunnen we theoretisch ‘adaptatie’ en ‘innovatie’ noemen (model op basis van Honko 1981). De adaptatie is een verwerking van invloeden van buitenaf. De traditie is voortdurend aan uitdagingen blootgesteld, bijv. vanuit verhalen, motieven en normenstelsels uit andere culturen, maar ook door veranderingen in sociale, ethnische en economische toestanden. Dramatische gebeurtenissen zoals natuurrampen en oorlogen laten hun sporen in de overlevering achter. De traditie kent vele manieren voor verwerking (zie Honko 1981); we weten echter niet wanneer en hoever de adaptatie doorgaat en wanneer en waarom het niet (meer) het geval is. Een versteende traditie gaat snel of langzaam dood. Een optekening hoeft trouwens op de traditie geen invloed te hebben. Pas als zij met veranderingen gepaard gaat, bijv. toename van alfabetisme of maatschappelijke verandering bij de traditie dragende bevolking, kan de optekening het einde van de traditie inluiden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een ‘innovatie’ is een verandering van de traditie van binnenuit, door dragers van de traditie. Een innovatie verandert iets in de struktuur, tijdelijk of blijvend. De verandering die door Arhippa Perttunen in de Sampo-cyclus gebracht werd is een (tijdelijke) innovatie. De grens tussen adaptatie en innovatie is vaag, een innovatie kan ook door behoefte aan versnelde adaptatie ontstaan. In de Finse folkloristiek ontstond tegen het einde van de 19e eeuw een ‘evolutie-theorie’ die Lönnrots Kalevala als een storende inmening zag: de ontwikkeling zou vanzelf tot een ‘authentiek epos’ geleid hebben. De epische cycli in Karelië zouden een begin zijn geweest. Deze theorie kent vandaag geen aanhangers meer en men gelooft niet dat een epos het onvermijdelijke eindpunt in de volkspoëzie zou zijn. De Kalevala kan men ook in dit opzicht een noodzakelijk kwaad noemen. Een adaptatie zou t.o.v. de folklore toelaatbaar zijn, een innovatie door iemand van buiten de traditie betwistbaar. We kunnen nu vragen: wat beschouwt men als ‘adaptatie’, resp. ‘innovatie’ in Lönnrots Kalevala? Een adaptatie is bijv. zijn indikkingstechniek. Hij heeft verschillende liederen om één held, en liederen over verschillende personen bij één held samengetrokken. In de folklore spreekt men van ‘motief-attractie’: een bekende personage trekt materiaal aan dat bij minder bekende personages hoort. Men denke aan grappen die over aktuele politieke figuren verteld worden: de naam verandert, de grap blijft. In de Kalevala verkrijgt de avonturier Lemminkäinen op zijn naam avonturen van Viking-achtige figuren (Kaukamoinen/ Kaukamieli ‘Ver-Varende’, Ahti Saarelainen ‘Ahti van het Eiland’) toegeschreven die als epitheta bij Lemminkäinen blijven voortbestaan. Eveneens wordt Joukahainen onverwachts van het epitheton ‘de magere Lap’ voorzien vanwege het in elkaar schuiven van twee schuttersfiguren. Enkele passages in de Kalevala zijn niet te begrijpen zonder de authentieke liederen te raadplegen - gelukkig hebben we deze mogelijkheid. ‘De helden zijn in alle liederen hetzelfde’, beweert Propp. De Finse volkspoëzie onderschrijft deze bewering maar voor een klein deel. We vinden liederen die inderdaad een coherente held afbeelden (bijv. Kaukamieli), die bekend zijn in een beperkt gebied en betrekkelijk laat zijn ontstaan. Wijdverspreide liederen om helden als Väinämöinen en Ilmarinen, de oer-figuren in de volkspoëzie, hebben een sterk mythisch-sprookjesachtige ondertoon (cf. väinä ‘een langzaam stromende rivier’, ilma ‘lucht, weer’). Lönnrots compilatietechniek maakt deze helden tot een kruising van verschillende eigenschappen, hij heeft door motief-attractie ze vermenselijkt en bovendien Väinämöinen naar zijn evenbeeld herschapen. Enkele indikkings- en compilatiepraktijken staan aan de grens van adaptatie en innovatie, vooral het dualisme door de verdeling in een ‘Kalevala’ tegenover de Pohjola. De ‘Kalevala’ is door Lönnrot bedacht. Het is een samengesteld woord kaleva+la met een suffix -la voor localiteit (‘plaats of huis waar iemand/iets woont’). De volkspoëzie kent een epitheton ‘Kalevan polka’ (zoon of afstammeling van Kaleva) bij diverse helden. In Ingrië en Estland kan kaleva ‘held’ of ‘voorname persoon’ betekenen. In west-finse sprookjes zijn kalevanpojat (pl.) baldadige reuzen. Uit deze vage aanduidingen voor ‘iets groots’ heeft Lönnrot een stam Kaleva gedistilleerd, hem Kalevala als | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woonplaats toegewezen en Väinämöinen als zijn leider op een prominante plaats geheven. Verder is hij niet gegaan: de Kalevala wordt niet in een nationalistisch licht gezet, het blijft vrij vaag. De Pohjola bestaat wel in de volkspoëzie. Pohja betekent ‘noorden; bodem, einde; de meest afgelegen, het verst liggende plaats’. Pohjon of Pohjan akka (heerseres of Pohjo/Pohja) is een vrouwelijke krachtfiguur met mythische en matriarchale trekken. Pohjola wordt negatief gekarakteriseerd: koud en donker; mensen met spleetogen; menseneters die de helden verdrinken; te bereiken na een lange en moeizame waterweg. Aan de andere kant lijkt het goed georganiseerd en rijk met zijn hoge muren, blinkende poorten en goed gevulde voorraadschuren. Pohjola is de stuwende kracht in de verhandeling. Voor Pohjola wordt de Sampo gesmeden, en met grote inspanning teruggeroofd; de wonderschone jonkvrouw van Pohjola is de begeerde bruid. Op de keper beschouwd is de rivaliteit tussen Kalevala-Pohjola meer een interpretatie van de lezer naar suggestie van Lönnrot. Lönnrot geeft geen verklaringen - zoals Propp beweert - maar rijgt beelden en scenes aan elkaar. Het is de lezer die de Kalevala en Pohjola als moderne staten gaat interpreteren. Het is de lezer die een verband tussen de derde en zesde zang legt - Lönnrot rept met geen woord over de wedstrijd tussen Väinämöinen en Joukahainen. De lezer bouwt zich een contekst op op basis van verstrekte gegevens en zijn eigen wereldbeeld (zie punt 5 in het schema). Het zijn het literaire kader en de interpretatie door de lezer die bij het lezen van de Kalevala mee gaan spelen. Ik kan geen verandering in de Kalevala als een innovatie t.o.v. de folklore beschouwen, maar er zijn veel adaptaties. Lönnrot heeft in zijn bewerking veel van de volkspoëzie afgehaald, veel ervan achtergelaten en nieuwe eenheden geschapen. De Kalevala zou men moeten lezen zoals hij is, als een wereld van beelden en episodes en Lönnrots hand herkennen in de ordentelijke bestanddelen en hun ambachtelijke afwerking.
Päivi Schot-Saikku is medewerkster van de vakgroep Finse en Hongaarse taal- en letterkunde van de Universiteit van Amsterdam. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|