me dat ik hier zo over uitweid, maar sommige mensen moet je ook alles uitleggen) door met enkele woorden uit het dichterjargon een poëtisch sfeertje op te roepen en dat met een kleine doch triviale verschuiving de nek om te draaien, zodat de slotregels niet zijn wat ze in het begin waren. Zoals altijd bij Drs. P: vakwerk en geen boodschap, althans geen grote.
Maar zo ben je met De Moor niet getrouwd. De affectieve respons van zijn studenten liet zich verwoorden met: ‘triest, wanhopig, druilerig, uitzichtloos, berustend, somber, melancholiek, grijs, klam’, en hun docent hoorde dat allemaal met een stalen gezicht aan. Nu zou ik dat zelf ook gedaan hebben, maar even verder ontdekte ik met schrik dat de herder geen haar beter is dan zijn kudde. Het niemendalletje van onze nationale rederijker ‘verwijst te direct naar dood, rouw, machteloosheid en kan tot emotionele spanningen leiden die we in de klas niet kunnen hebben’. Miserere nobis.
De affectieve respons van mijn studenten op deze vorm van literatuurdidactiek had nauwelijks genoeg aan triest t/m klam. Ze geloofden eerst hun oren niet en riepen daarna verontwaardigd dat het een schande was. Ter vergoelijking heb ik toen maar gezegd dat De Moor behoort tot de zwartkijkers die literatuur immer met een grote K schrijven en luchthartigheid alleen herkennen als het er in neonletters boven staat. Maar ze vonden dat geen excuus voor slecht lezen, en dat is het ook niet. Neem nu de zin waarin hij de maker van het kunstwerk onthult: ‘Met het gedicht van - ja, van wie eigenlijk, U zult verrast zijn wanneer ik vertel dat de dichter ervan ... Drs.P is, maar de door alle lezers ervaren ernst van dit rondeel wordt er niet minder om - ben ik voorzichtiger geworden’, enzovoort. Ervan afgezien dat hier iemand in de stijl van een jeugdherbergvader tot ons spreekt (die puntjes!) - wat moet je denken van een man die alle gegevens in handen heeft en toch met geen tien paarden uit zijn karrespoor te trekken is?
Je vraagt je af of ze daar in Nijmegen allemaal op het achterhoofd gevallen zijn. Voor de docent literatuurdidactiek vrees ik het ergste, maar er moeten toch onbedorven eerstejaars rondlopen die het geintje meteen door hebben? Ik ben alleen bang dat ze er niet voor uit durven te komen. Ze worden misschien niet meteen de klas uitgestuurd (al ben ik daar nog niet zo zeker van), maar als De Moor's colleges de sfeer ademen van zijn artikel, zullen de studenten het wel uit hun hoofd laten de indruk te wekken dat ze niet gemotiveerd meedenken. Het kost trouwens geen enkele moeite, studenten de verkeerde kant op te sturen. Lezen is geen lolletje, ik moet nog tentamen doen, wat kijkt die man somber - het leidt er als vanzelf toe dat lichtvoetige interpretaties geblokkeerd worden en de lezer onherroepelijk in de armen van het executiepeloton loopt.
Naar mijn idee had De Moor met die lauwe regen moeten demonstreren wat hij niet betogen wil: dat het voor het kennen van een tekst levensgevaarlijk is, blind te varen op je primaire emoties. Het P.-gedicht zou daarvoor een sublieme keus zijn geweest. Je kunt er een groep makkelijk mee misleiden, en het is didactisch heel nuttig dat de student de beschamende confrontatie met wat er staat aan den lijve ondervindt. Het is dan wel gewenst dat de docent zelf het probleem enigszins te boven is, want de nabespreking kan nog een heel gevecht worden. Wie zich eenmaal affectief met terdoodveroordeelden