Forum der Letteren. Jaargang 1985
(1985)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |||||||||||||||
Semantische polygenese: een bijzondere vorm van historische betekenisvariatie D. GeeraertsAan de hand van WNT-materiaal wordt het verschijnsel ‘semantische polygenese’ geïntroduceerd en omschreven: eenzelfde betekenis kan in de geschiedenis van een woord op onafhankelijke gronden tweemaal tot ontwikkeling komen, op twee momenten of in twee periodes die gescheiden zijn door een duidelijk temporeel hiaat. Een typologie van het verschijnsel wordt voorgesteld, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen morfosemantisch en puur semantisch gemotiveerde polygenese. In het kader van een prototypische betekenisopvatting worden de theoretische consequenties van het fenomeen besproken. | |||||||||||||||
1. Een omschrijving van het verschijnsel.In de loop van 1983 werd in Amsterdam een concertavond ingericht ten bate van Amnesty International. Chansonnier Herman van Veen had het daarbij, onder verwijzing naar bekende Argentijnse toestanden, over ‘de dwaze moeders van het plein, wier kinderen verduisterd zijn’. Zoals past op een avond ten voordele van de vrijheid van meningsuiting gebruikte hij daarbij een poëtische vrijheid het gebruik van verduisteren in toepassing op personen is immers ongewoon in het huidige taalgebruik. Men kan wel zaken verduisteren, als men ze in eigenlijke zin donker maakt (zoals wanneer men een kamer verduistert) of als men ze in oneigenlijke zin ontvreemdt, maar een persoon verduisteren door hem op wederrechtelijke wijze en tegen zijn eigen wil in uit de openbaarheid te laten verdwijnen, is voor het taalgevoel van het moderne Nederlands een ongebruikelijke (zij het niet onbegrijpelijke) metafoor. Voor de historische taalkundige is het afwijkende taalgedrag van Van Veen des te verrassender, omdat het een reeds lang verouderde toepassingsmogelijkheid van verduisteren reactiveert.Ga naar eind1 In de 16de, de 17de, en in de eerste helft van de 18de eeuw vindt men bij dat woord een aantal toepassingen waarbij personen met opzet verborgen of aan het oog onttrokken worden. Er is een klein verschil met Van Veens toepassing, in de zin dat het laten verdwijnen niet steeds tegen de zin van de betrokken persoon hoeft te gebeuren, maar (1) laat zien dat de nuance ‘iemand zonder zijn toestemming en op wederrechtelijke wijze uit de openbaarheid doen verdwijnen’ in ieder geval ook in het oudere taalgebruik aanwezig is.
| |||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||
Omdat het niet erg waarschijnlijk is dat Van Veen een ijverig lezer van plakkaatboeken, andere 17de-eeuwse teksten of historische woordenboeken is; mogen we aannemen dat zijn woordgebruik niet een archaïserende ontlening, maar een actieve artistieke creatie is. Dat betekent dat een betekenis op verschillende momenten en op onafhankelijke gronden in de geschiedenis van een woord kan ontstaan, en wel met een merkelijk temporeel hiaat tussen beide periodes van optreden. Dit verschijnsel noem ik semantische polygenese; ik wil er in dit artikel dieper op ingaan, enerzijds door een typologie van het verschijnsel op te stellen, anderzijds door in te gaan op de theoretische repercussies ervan. Vooraf wil ik echter de volgende punten verduidelijken. | |||||||||||||||
2. Methodologische preliminaria.Een eerste punt betreft de interpretatie van temporele hiaten in het WNT-materiaal, waarop ik me baseer. Zulke gaten in de materiaalverzameling hoeven immers niet per se te betekenen dat de beschouwde toepassing ook effectief uit het taalgebruik verdwenen is. De vraag is vanzelfsprekend niet of de WNT-materiaalverzameling exhaustief de ontwikkeling van het Nederlands weergeeft, want wat we in het materiaal aantreffen kan nooit meer zijn dan een selectie. De vraag is wel of die selectie representatief is, en meer bepaald zo representatief dat de vindplaatsen evenwichtig gespreid zijn over de onderscheiden chronologische periodes. Om het gevaar van niet-representatieve gaten te vermijden heb ik in wat volgt een aantal veiligheidsmaatregelen in acht genomen. Om te beginnen zal ik slechts gevallen beschouwen waarin het temporele hiaat niet al te klein is: een periode van circa twee eeuwen lijkt me daarbij een praktisch uitgangspunt. In de tweede plaats zal ik in sociolinguïstisch of dialectgeografisch opzicht gespecialiseerde gebruikswijzen zoveel mogelijk vermijden. Aan de ene kant is het een bekend feit dat zekere gebruiksmogelijkheden in de dialecten kunnen blijven voortbestaan, terwijl ze in de algemene taal verouderen. Omdat de dialecten pas goed gedocumenteerd zijn in de 19de eeuw, kunnen we op die manier hiaten vinden tussen het algemene taalgebruik van de 16de of 17de eeuw, en materiaal uit de 19de-eeuwse dialectwoordenboeken.Ga naar eind3 Aan de andere kant moeten we ook voorzichtig zijn met vaktechnisch taalgebruik en taalgebruik dat anderszins sociolinguïstisch beperkt is tot een min of meer specifieke of kleine groepGa naar eind4: door hun gespecialiseerde karakter en hun geringere verspreiding dringen deze vaktaalvormen niet altijd even regelmatig door tot de schriftelijke overlevering, zoals dat ook voor dialectvormen geldt. Een laatste veiligheidsmaatregel betreft de frequentie van de vindplaatsen aan beide zijden van het hiaat. Wanneer de betreffende toepassing aan beide zijden van het temporele gat vrij frequent voorkomt, is er meer kans dat het hiaat een gevolg is van toevalligheden in de materiaalverzameling, dan wanneer ze aan minstens een van beide zijden slechts incidenteel optreedt. Omdat ik met semantische polygenese precies deze incidentele wedergeboorte van toepassingen op het oog heb, zullen laatstgenoemde gevallen mijn aandacht hebben. N.a.v. deze veiligheidsmaatregelen wil ik met nadruk de hier voorgestelde | |||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||
voorbeelden van semantische polygenese met de nodige voorwaardelijkheid omringen: wat volgt zijn hypothesen over het mogelijke optreden van semantische polygenese, hypothesen die bij verder onderzoek mogelijk fout zullen blijken te zijn. Meer in het algemeen wil ik zeker niet staande houden dat de gesignaleerde gaten impliceren dat de betreffende toepassing in de betrokken periode in het geheel niet meer zou worden aangetroffen indien we over een exhaustieve materiaalverzameling zouden beschikken. Wel geloof ik dat de aangetroffen hiaten duidelijk maken dat de betreffende toepassing in de betrokken periode niet gangbaar was, en m.n. een zo geringe gangbaarheid had dat er geen sprake kan zijn van een continue overlevering van die toepassing van de ene generatie taalgebruikers op de andere. Wanneer we die toepassing dan toch opnieuw aantreffen, dan is dit het gevolg van een creatieve activiteit van de taalgebruiker veeleer dan van overgeleverde taalkennis. Als tweede voorafgaande opmerking wil ik hier nog beknopt wijzen op twee dingen die semantische polygenese niet zijn. In de eerste plaats wil ik semantische polygenese onderscheiden van lexicale polygenese, die optreedt wanneer een woord door herhaalde ontlening of door herhaalde toepassing van identieke morfologische procédés verschillende malen in de taal wordt geïntroduceerd.Ga naar eind5 In tegenstelling met deze gevallen is er bij semantische polygenese geen sprake van woordverlies, maar uitsluitend van betekenisverlies. Een tweede verschijnsel dat ik niet met semantische polygenese bedoel maar dat eventueel wel met die benaming aan te duiden valt, is de situatie dat een nieuwe betekenis ontstaat op grond van twee of meer bestaande betekenissen tegelijk, veeleer dan dat ze ontstaat door de semantische extensie van één enkele bestaande betekenis. Ik heb elders van deze meervoudige oorsprong van betekenissen een aantal instanties gesignaleerd, zodat ik er hier niet verder op inga.Ga naar eind6 | |||||||||||||||
3. Morfosemantisch gemotiveerde polygenese.Als leidraad bij het opstellen van een typologie van gevallen van semantische polygenese stel ik de vraag naar de motivering van de betreffende ontwikkelingen, i.e. de vraag naar de betekenisveranderingsmechanismen die voor het ontstaan van de betrokken betekenissen instaan. Het hoofdonderscheid betreft het verschil tussen een zuiver semantische en een morfosemantische motivering. Bij deze laatste ontstaat de betekenisnuance door morfologisch gelede woorden op een andere manier te analyseren dan de op dat moment gangbare betekenissen. Bij de zuiver semantisch gemotiveerde gevallen van polygenese ontbreekt deze band met de formele opbouw van het lexicale element. Een voorbeeld van morfosemantische motivering vinden we bij vergraven, dat o.a. ‘afgraven’, ‘uitgraven’ en ‘weggraven’ betekent. In de 16de eeuw treffen we ook een betekenis ‘door graven verbergen, door graven aan het gezicht onttrekken en daardoor onvindbaar maken’ aan, die dan uitsluitend wordt aangetroffen in figuurlijke zin. Zo betekent het woord in (2) nagenoeg zoveel als ‘in de doofpot stoppen’. | |||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||
Deze betekenis illustreert een van de vele morfosemantische mogelijkheden die het ver-prefix vertoont, nl. het uitdrukken van een aan het gezicht onttrekken en laten verdwijnen van iets (als in verbergen, verduisteren, verhullen, verstoppen). Na de 16de eeuw wordt deze morfosemantische mogelijkheid bij vergraven niet meer benut, tot we in 1809 in het Hollandsch-Hoogduitsch Handwoordenboek de betekenis ‘verbergen door te begraven’ in niet-figuurlijke zin vermeld vinden. Het is van belang daarbij op te merken dat deze vermelding niet teruggaat op een autonome lexicografische traditie: het gebeurt wel meer dat woordenboeken een betekenis blijven opnemen lang nadat die uit het feitelijke taalgebruik is verdwenen, maar dat is hier duidelijk niet het geval, omdat het Hollandsch-Hoogduitsch Handwoordenboek het enige woordenboek is dat de betekenis aangeeft. De opname moet dan ook veel meer verklaard worden vanuit een verschijnsel dat we meer aantreffen in de 19de-eeuwse woordenboeken, nl. het systematisch opsommen van de morfosemantische mogelijkheden van gelede woorden, ongeacht de gebruikelijkheid van die betekenis in het reële taalgebruik. Dat dit hier inderdaad het geval is merken we aan het feit dat het Hollandsch-Hoogduitsch Handwoordenboek systematisch betekenissen opgeeft als ‘durch graben verderben’ en ‘aufs neue graben’ die beide morfosemantisch mogelijk zijn, maar die beide zeer ongebruikelijk zijn. De toepassing ‘opnieuw graven’ komt trouwens nergens ondubbelzinnig in het gewone citatenmateriaal voor.Ga naar eind7 Een tweede en bijzonder drastisch voorbeeld van morfosemantisch gemotiveerde polygenese vinden we in (3); analoge toepassingen zijn aangetroffen bij Ten Kate in 1820 en nogmaals bij Bilderdijk in 1825.
De semantische ontwikkeling is hier in zekere zin omgekeerd aan wat we bij vergraven vaststelden: daar werd de ‘verbergende’ potentie van ver- geactiveerd, hier wordt ze opgeheven. Verhullen betekent normalerwijze ‘verbergen’, maar in (3) krijgt ver- een zuiver expletieve functie, zoals in zich verbranden, vereisen, vermenen, vermelden. Het woord als geheel wordt dan qua betekenis identiek met hullen of omhullen. Het opvallende is nu dat deze toepassing met expletief ver- in het Middelnederlands frequent voorkomt, wat erop neer komt dat de betekenis na 400 jaar opnieuw wordt geïntroduceerd doordat Bilderdijk de mogelijkheid van het expletieve ver-gebruik benut, een nogal gratuite morfologische creativiteit die we bij hem wel vaker tegenkomen.Ga naar eind8 Uit theoretisch oogpunt is morfosemantisch gemotiveerde polygenese geen uitzonderlijke zaak, omdat het slechts de semantische kant is van een algemenere morfologische productiviteit. Zoals we t.a.v. morfologisch gelede | |||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||
woorden als geheel een onderscheid kunnen maken tussen gangbare (mogelijk van generatie tot generatie overgeleverde en veelal als zodanig gelexicaliseerde) woorden, en mogelijke woorden die incidenteel op grond van de bestaande produktiviteitsregels worden gerealiseerd, zo kunnen we t.a.v. de betekenis van morfologisch gelede woorden een onderscheid maken tussen gangbare, als zodanig in het lexicon opgenomen betekenissen, en betekenissen die op grond van de morfologische systematiek weliswaar mogelijk zijn, maar die slechts incidenteel worden gerealiseerd door een produktieve reanalyse van het woord in kwestie. | |||||||||||||||
4. Semantisch gemotiveerde polygenese.Bij de zuiver semantisch gemotiveerde gevallen van polygenese wil ik in de eerste plaats beknopt wijzen op de mogelijkheid van contextueel bepaalde nuances bij de eigenlijke, niet-figuurlijke betekenis van een woord. Een voorbeeld vinden we bij vernielen. In contrast met de huidige gebruikswijze kan dat woord tot in de 19de eeuw gebruikt worden in toepassing op het doden van personen en dieren. Een wederkerige toepassing binnen deze betekenisgroep is echter zeer zeldzaam: (6) en (7) zijn de enige gevallen die in het WNT-materiaal voorkomen.
De algemene betekenis ‘doden’ krijgt in deze citaten een specificatie in de zin ‘zelfmoord plegen’; deze gespecificeerde betekenis is niet figuurlijk en valt daardoor nog wel binnen de betekenis ‘doden’, maar is anderzijds zeker specifiek genoeg om als een nuance van die betekenis geboekstaafd te worden. We zien hoe een weinig gangbare contextuele nuance incidenteel gecreëerd wordt. Naast dergelijke semantische nuances die grotendeels binnen de eigenlijke betekenis van het woord blijven, zijn er een aantal gevallen van polygenese van oneigenlijke, figuurlijke toepassingen. Zoals te verwachten valt, kunnen we daarbij een onderscheid aannemen tussen metonymieën en metaforen, de twee meest courante vormen van betekenisoverdracht. Een eerste voorbeeld van metonymische polygenese vindt men in (8) en (9), een tweede in (10) en (11).
| |||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||
Gezegd van personen betekent vermakelijk meestal ‘aanleiding gevend tot vermaak’; hierbij geldt dat het in eerste instantie gaat om het vermaak van anderen en dat iemand ook onvrijwillig de aanleiding kan zijn van vermakelijkheid. In de aangehaalde citaten (de enige met die toepassing) is de betekenis veeleer ‘aanleiding zoekend tot vermaak’, of eventueel ‘trachtend aanleiding te geven tot vermaak, strevend naar vermaak’. Hierbij geldt dat het amuseren van zichzelf (van diegene die vermakelijk is) evenzeer op de voorgrond staat als het plezier bezorgen aan anderen. Bovendien is deze vorm van vermakelijkheid steeds intentioneel en vrijwillig. De relatie tussen het aanleiding zijn van amusement en het ernaar streven die aanleiding te zijn is zeker een metonymische (m.n. causale) relatie, maar anderzijds wil ik dit voorbeeld toch met de nodige voorzichtigheid naar voren brengen, omdat de interpretatie van (9) niet volstrekt ondubbelzinnig is: eventueel kan men daar nog gewoon de basisbetekenis van vermakelijk lezen. Een duidelijker geval lijkt me (10) en (11) te zijn, al ligt de metonymie daar meer in de context dan in het onderzochte woord zelf. Vergrammen doet men normalerwijze m.b.t. personen; de betekenis is dan ‘toornig maken, gram doen worden’. In (10) en (11) (er is nog één vergelijkbaar citaat uit 1610) wordt het woord niet gebruikt m.b.t. personen, maar m.b.t. de zacht- of lankmoedige eigenschappen van personen, een overgang van geheel naar (abstract) deel die een klassieke vorm van metonymie is. De betekenis is dan omschrijfbaar als ‘in toorn omzetten, in gramschap doen omslaan’. Metaforische overgangen zijn beduidend eenvoudiger te vinden dan metonymische. Naast het verduisteren-voorbeeld waarmee ik dit opstel opende, wijs ik nog op de volgende voorbeelden waarbij achtereenvolgens de woorden verduwen, vernachten en vergulden in het geding zijn.
| |||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||
Verduwen heeft tot in de 19de eeuw nog vaak de letterlijke betekenis ‘wegduwen’, een toepassing die nu nagenoeg geheel naar de achtergrond verschoven is t.v.v. de metaforische toepassing ‘(problemen, moeilijkheden, zekere ervaringen) verwerken’. In (12) en (13) leidt de betekenis ‘wegduwen’ metaforisch tot de betekenis ‘(personen) verdrukken, achteruitstellen, schade berokkenen’. Deze toepassing komt voor in de Middeleeuwen en in de 16de eeuw; het citaat uit 1564 is de laatste dat ervan wordt aangetroffen. Na een hiaat van circa 300 jaar vinden we ze echter nog eenmaal in het citaat uit Da Costa. In (14) en (15) zien we hoe vernachten, ‘overnachten’, metaforisch wordt toegepast m.b.t. het ondergaan van de zon. De aangehaalde citaten, ook weer gescheiden door een hiaat van drie eeuwen, zijn de enige die we in deze toepassing aantreffen. In (16) en (17) tenslotte wordt vergulden gemetaforiseerd tot de betekenis ‘verzachten, draaglijk maken’, gezegd van onaangename ervaringen en gevoelens. Deze toepassing hoort thuis in een metaforisch complex waarvan de verschillende nuances een gemeenschappelijke kern hebben die is te omschrijven met de term ‘mooier maken’. De voornaamste nuances binnen deze groep zijn ‘luister bijzetten, de glans der voortreffelijkheid verlenen’ en ‘mooier voorstellen dan het in feite is, en daardoor minder stuitend, onaanvaardbaar of opvallend maken’. De door (16) en (17) geïllustreerde gebruikswijze sluit aan bij deze laatste betekenis (waarbij ook de beeldspraak een pil vergulden hoort), maar mist de negatieve connotatie daarvan: in de aangehaalde citaten (de enige in hun soort) is er geen sprake van verhulling of verberging van de waarheid of de realiteit. (De leniging van de nood is reëel, niet schijnbaar). Ga naar eind9 | |||||||||||||||
5. Theoretische aspekten.Hoewel t.a.v. de boven gegeven citaten de klassieke filologische problemen m.b.t. interpretatie en afbakening van betekenissen blijven bestaan, en hoewel men zou kunnen twisten m.b.t. de omvang van het verschijnsel, toch geloof ik dat bovenstaande voorbeelden aantonen dat semantische polygenese geen volstrekt uitzonderlijk fenomeen is. Maar welk belang heeft het? Is het een curiosum waarvoor alleen linguïstische antiquairs zoals historische lexicografen in enthousiasme ontsteken, of zijn er ook theoretische conclusies uit te trekken? Om te beginnen leert het herhaalde maar autonome optreden van incidentele betekenissen dat de linguïstische bestaanswijze van betekenissen niet die hoeft te zijn van taalelementen die van generatie tot generatie worden overgeleverd: taalgebruikers kunnen betekenissen ook zelf maken, zonder dat ze ze eerst geleerd hebben. Nu is het feit dat er zoiets als semantische creativiteit bestaat zeker geen nieuwe vaststelling, en in die zin is semantische polygenese niets anders dan een zeer markante illustratie van de dyna- | |||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||
mische aard van betekenissen. Het zou echter onjuist zijn de discussie tot deze overweging te beperken. In de eerste plaats is het immers zo dat het bestaan van semantische creativiteit wel algemeen erkend wordt, maar dat er in de semantische theorievorming weinig expliciete en systematische aandacht aan wordt besteed: semantische modellen trachten zelden tot een adequate behandeling van de betekenisdynamiek te komen. In de tweede plaats is het bijzondere van semantische polygenese niet alleen de dynamiek van lexicale concepten, maar ook het feit dat die dynamiek leidt tot het herstel van niet langer gangbare toepassingen: er is in de genoemde voorbeelden een eigenaardig samengaan van innovatie en restauratie. De vraag rijst dan ook binnen welk semantisch model we het verschijnsel kunnen verklaren. Hoe moet ons beeld van lexicale concepten eruit zien om semantische polygenese mogelijk te maken? Wie enigszins vertrouwd is met mijn andere werk over de struktuur van lexicale categorieën, zal niet verwonderd zijn dat ik de oplossing ook nu zoek bij een prototypische betekenisopvatting.Ga naar eind10 Daarin vinden we immers de twee elementen die we voor een verklaring van semantische polygenese nodig hebben. Aan de ene kant zijn prototypische categorieën dynamische gehelen waarvan de flexibiliteit en de mogelijkheid om perifere en incidentele nuances te vormen ook tot hun synchrone karakteristieken behoort. Aan de andere kant hebben prototypisch geordende categorieën per definitie een of meer harde kernen die juist het aangrijpingspunt vormen voor de flexibele toepassingswijzen. Het lijkt hierbij veilig om ervan uit te gaan dat het deze centrale toepassingen zijn die van generatie tot generatie worden overgeleverd, i.e. die men van anderen leert, terwijl de periferie van de categorie bij uitstek het terrein vormt van de synchrone innovatie. Hoewel het natuurlijk vaak moeilijk zal zijn precies te bepalen wanneer een betekenis behoort tot de groep van aangeleerde lexicale inhouden en wanneer tot de groep der flexibele toepassingswijzenGa naar eind11, toch is het in het algemeen zo dat de prototypetheorie zowel een plaats biedt aan dynamische innovaties als aan overgeleverde concepten, en dat is in de semantische theorievorming al een hele stap voorwaarts. Deze benadering laat ons toe semantische polygenese te verklaren wanneer we er rekening mee houden, ten eerste, dat bepaalde saillante betekenissen gedurende langere tijd kunnen worden overgeleverd, en ten tweede, dat de mechanismen waarmee die kerntoepassingen flexibel worden aangewend, ook een zekere constantheid vertonen. Het gaat daarbij immers om de universele mechanismen van betekenisverandering zoals metonymieGa naar eind12, metaforiek en contextuele betekenisspecialisering. Semantische polygenese is m.a.w. mogelijk doordat soortgelijke betekenisveranderingsmechanismen op verschillende tijdstippen of in verschillende periodes worden toegepast op betekenissen die van het ene tijdstip tot het andere of van de ene periode tot de andere identiek of nagenoeg identiek zijn overgeleverd. Deze verklaring geldt natuurlijk uitsluitend voor de zuiver semantisch gemotiveerde gevallen van polygenese: zoals opgemerkt aan het einde van paragraaf 3, is morfosemantisch gemotiveerde polygenese verklaarbaar binnen een klassiek morfologisch model. | |||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||
Op dit punt rijst de vraag in hoeverre het prototypische model van de semantische creativiteit vergelijkbaar is met het meer ingeburgerde model van de morfologische produktiviteit. In eerste instantie zijn we immers geneigd om te zeggen dat de prototypetheorie een drastische doorbreking van het Saussureaanse onderscheid tussen diachrone veranderlijkheid en statische synchroniciteit is: zij plaatst de dynamiek middenin de synchrone struktuur van conceptuele categorieën; zij maakt veranderlijkheid (het terrein van de diachrone taalkunde) tot een synchroon kenmerk van lexicale betekenissen. Nu is deze introductie van dynamische elementen in de synchrone taalbeschrijving in de moderne taalkunde in het geheel geen nieuwigheid: in zekere zin is het juist de essentie van de Chomskyaanse revolutie dat de introductie van regels in de grammatica daarin tegelijkertijd ook een dynamisch element inbrengt. Men lijkt dan ook te kunnen zeggen: het prototypische model is helemaal geen afwijking van wat in de moderne taalkunde gebruikelijk is, want het maakt gewoon een onderscheid tussen diachroon overgeleverde betekenissen en daarop synchroon werkzame regels, net zoals we in de morfologie en de syntaxis een onderscheid maken tussen diachroon overgeleverde lexicale elementen en daarop synchroon werkzame morfologische en syntactische regels.Ga naar eind13 Daarmee kunnen we dan meteen ook het onderscheid tussen competentie en performantie verbinden: zoals de syntaxis zich zal bezig houden met een omschrijving van het begrip ‘mogelijke (grammaticale) zin’ en de morfologie met een definitie van het begrip ‘mogelijk woord’, zo zal het de ware doelstelling van de semantiek zijn om aan te geven wat het competentiële betekenispotentieel is van een lexicaal element in een gegeven synchrone periode, veeleer dan dat ze zich zou bezig houden met de feitelijke, performatieve realiseringen van bepaalde van die mogelijkheden. Door een inventaris van overgeleverde betekenissen te combineren met een inventaris van daarop werkzame regels zou de semantiek een definitie kunnen geven van het begrip ‘mogelijke betekenis van lexicaal element x’, en door deze overgang van een performatieve, taxonomische beschrijving van feitelijk vastgesteld taalgebruik naar een competentieel onderzoek van mogelijke betekenissen zou ze (eindelijk) opgestuwd worden in de vaart der taalwetenschap. Het probleem is dat noch de overgeleverde betekenissen noch de daarop werkende regels met dezelfde rigiditeit beschrijfbaar zijn als entiteiten en regels in de morfologie of de syntaxis. De klassieke wijsheid van lexicale semantici dat betekenisontwikkelingen, diachroon beschouwd, hoogst onvoorspelbaar zijn, betekent in dit verband dat ook het synchrone betekenispotentieel van een woord niet op dezelfde precieze wijze afbakenbaar is als de formele potenties van morfologie en syntaxis. Die onvoorspelbaarheid houdt immers niet alleen in dat we niet precies weten welke mogelijkheden gerealiseerd zullen worden (dat is competentieel gesproken niet echt een probleem), maar vooral ook dat we niet precies kunnen omschrijven wat het geheel der mogelijkheden is. Omdat de prototypetheorie juist ook heel sterk dit inzicht in de vaagheid van betekenissen en betekenismechanismen belichaamt, is het niet mogelijk de vergelijking met syntaxis en morfologie tot in al haar consequenties door te trekken. | |||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||
Dat betekent natuurlijk ook dat de semantiek toch weer veel meer een performatieve wetenschap zal zijn dan we een ogenblik meenden: veel meer dan op mogelijkheden zullen we ons moeten richten op feitelijkheden. Filosofisch gesproken betekent dit dat de semantiek in eerste instantie een hermeneutische wetenschap is, i.e. dat zij gericht is op het interpreteren van aangetroffen taaluitingen. Het verder uitdiepen van deze methodologische conclusie gaat echter ver de bedoelingen te buiten die ik met deze introductie van het verschijnsel der semantische polygenese heb: ik heb er vooral op willen wijzen dat semantische polygenese bij uitstek past in het prototypische beeld van semantische categorieën. Het is in die zin dat de prototypetheorie een aanzet biedt om tegemoet te komen aan de nog steeds niet vervulde eis van Weinrich: ‘A semantic theory is of marginal interest if it is incapable of dealing with poetic uses of language, and more generally, with interpretable deviance’.Ga naar eind14
Dr. D. Geeraerts is verbonden aan het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden. |
|