Forum der Letteren. Jaargang 1980
(1980)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||
Het Indonesisch als nationale taal J.W. de VriesSamenvatting | |||||||||||||||||||||||||||
InleidingOp 28 oktober 1928 nam het congres van de overkoepelende federatie Indonesia Muda (‘Jong Indonesië’), waarin zich allerlei religieuze en regionale jeugdverenigingen hadden verenigd, een historische slotresolutie aan waarin het drievoudige ideaal van één land, één volk, en één taal werd beleden: Ten eerste: wij zonen en dochters van Indonesië verklaren dat wij tot één vaderland behoren: Indonesië. Ten tweede: wij zonen en dochters van Indonesië verklaren dat wij tot één natie behoren: de Indonesische natie. Ten derde: wij zonen en dochters van Indonesië scharen ons achter het Indonesisch als eenheidstaal.Ga naar voetnoot* Een paar maanden voor het jeugdcongres was in de kring van de grootste jeugdvereniging, Jong Java, het Maleis voor het eerst Indonesisch genoemd, Bahasa Indonesia. De naamsverandering was ingegeven door nationalistische overwegingen: het Indonesisch moest het symbool van de nieuwe, onafhankelijke Indonesische staat worden. Móest worden, omdat de onafhankelijkheid nog in een ver verschiet leek, en omdat het Indonesisch in 1928 de nationale eenheidstaal niet was. Velen, Nederlanders en Indonesiërs, achtten het Maleis zelfs ongeschikt als communicatiemiddel in een moderne maatschappij. Op mogelijke bezwaren reageerde de jeugd met de naamsverandering: het Maleis moest zich ontwikkelen tot Indonesisch, een taal waarin de moderne mens zich volledig kon uitdrukken. De jeugd stelde zich achter een ideaal dat nog verwezenlijkt moest worden; de verwezenlijking werd mogelijk geacht door de bijzondere positie die het Maleis zich reeds eeuwen had verworven. Een terugblik zal die status van het Maleis verduidelijken. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||
Talen in IndonesiëHet Maleis is een van de vele honderden talen die in de archipel worden gesproken. Het is de moedertaal van ongeveer vijftien miljoen sprekers, wonend aan de oostkust van Sumatra, in de Riouwarchipel, hier en daar op Kalimantan (Borneo), en buiten Indonesië wonend op het schiereiland Malakka (Singapore en Maleisië), in het zuiden van Thailand en in Brunei. De honderden talen uit de archipel behoren in overgrote meerderheid tot de Austronesische, of Maleis-Polynesische taalfamilie. Naast Maleis zijn de belangrijkste talen uit deze familie Javaans met vijftig miljoen, Sundanees met twintig miljoen, Madurees met acht miljoen, Cebuano (Filippijnen) met zeven miljoen, Tagalog (Filippijnen) met zes miljoen - maar voorts als tweede taal gebruikt door ruim twintig miljoen -, Bataks met vier miljoen, Minangkabaus - in oorsprong een Maleis dialect - met drie miljoen en Balinees met twee miljoen sprekers. Deze talen zijn historisch verwant, zoals ook Nederlands, Frans en Russisch verwant zijn: de talen hebben zich uit een ongetwijfeld reeds dialectisch geschakeerde oertaal ontwikkeld. De studie van de met het Nederlands historisch verwante talen leert ons, dat deze talen veelal langzamerhand, maar soms ook schoksgewijze uit elkaar zijn gegroeid. Dit is ongetwijfeld ook in de archipel het geval geweest. De grote verscheidenheid aan talen in een niet buitensporig groot gebied wordt wel verklaard uit de tot isolement dwingende natuurlijke grenzen van eilanden. Talen zijn historisch verwant als regelmatige correspondenties in taalelementen (voornamelijk in klanken) optreden: wanneer in een reeks Nederlandse woorden een v voorkomt, terwijl in het Latijn in een reeks woorden een p voorkomt (vader/pater, vee/pecus, vis/piscis) zijn deze talen verwant. Maar het voorkomen van het woord pater in het Nederlands en het Latijn is geen reden om verwantschap aan te nemen: het Nederlands heeft dit woord aan het Latijn ontleend. Een complicerende factor in de studie van Austronesische talen is dat er vooral in de woordenschat veel onderlinge beïnvloeding is geweest. Een voorbeeld moge dit verduidelijken. Het Javaans en het | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||
Madurees zijn historisch nauw verwant; de historische verwantschap van beide talen met het Maleis is veel minder nauw. In de woordenschat is de overeenkomst tussen het Madurees en het Maleis erg groot. Men zou het ook zo kunnen formuleren: voor de taalfamilie waarvan het Nederlands deel uitmaakt, is het proces van uit elkaar groeien (divergentie) het grootste probleem, en voor de taalfamilie waarvan het Maleis deel uitmaakt, is het naar elkaar toegroeien (convergentie) het grootste probleem. Overeenkomst in de woordenschat versluiert immers historische verwantschap. | |||||||||||||||||||||||||||
Van Maleis tot IndonesischHet Maleis - hoe dialectisch geschakeerd ook - mag dan de moedertaal zijn van de bewoners rond de Straat van Malakka, het is al eeuwen in een veel groter gebied cultuurtaal en contacttaal. De oudste steeninscripties, in een Maleis dat sterk door het Sanskrit is beïnvloed, het Oud-Maleis, dateren uit de zevende eeuw. Zij zijn gevonden in Midden- en Zuid-Sumatra en op Bangka. In die tijd lag halverwege India en het China uit de T'angtijd het machtige Sumatraanse rijk Sriwijaya. Uit de inscripties, maar ook uit berichten van Chinese tijdgenoten kan worden afgeleid, dat het Maleis de hoftaal van het rijk was. Inscripties uit iets latere tijd op Java wijzen erop, dat daar naast het Javaans en het Sanskrit het Maleis voor officiële doeleinden werd gebruikt. De strategische ligging van Sriwijaya tussen India en China bevorderde het gebruik van het Maleis als contacttaal, als lingua franca, vooral in de havensteden. Chinese geleerden die het rijk bezochten, delen mee dat het Maleis - want welke andere taal kunnen ze met K'un-lun, ‘lokale taal’, bedoeld hebben - in een groot deel van de archipel gebruikt wordt. Het Maleis, althans een vereenvoudigde vorm ervan, is de contacttaal van de eilandbewoners met een verschillende moedertaal onderling en de contacttaal met vreemdelingen. Als in de dertiende eeuw de islam de archipel bereikt, wordt het Maleis en niet het Arabisch de taal waarin de nieuwe godsdienst wordt verspreid, juist doordat het Maleis als cultuurtaal en als contacttaal een ruime bekendheid genoot. Na de val van Sriwijaya aan het einde van de dertiende eeuw houdt het Maleis als cultuurtaal niet op te bestaan. Het culturele centrum van het westelijke deel van de archipel verplaatst zich naar het sultanaat van Malakka. Als in 1511 Malakka door de Portugezen wordt veroverd, verplaatst het hof zich beurtelings naar Johor en Riouw. Naast dit sultanaat ontwikkelt zich een ander cultureel centrum in Aceh, met een Maleise literaire traditie. In 1521 tekent Pigafetta uit het gevolg van de Portugeze zeevaarder Magelhaens in het oostelijk deel van de archipel de eerste Maleise woordenlijst op die overgeleverd is in een Europese taal. Stellig zullen de Perzen en anderen die de islam beleden, ook al over woordenlijsten hebben beschikt, maar ze zijn verloren gegaan. Voor hen, zoals voor de Europeanen uit de zestiende eeuw, was het Maleis de contacttaal in de gehele archipel. Tot nu toe is de naam Maleis herhaaldelijk gebruikt. Hèt Maleis bestaat echter niet. We moeten om de taalproblemen uit later tijd te begrijpen in ieder geval enkele vormen van Maleis onderscheiden:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||
De Verenigde Oostindische Compagnie maakte in mondelinge contacten gebruik van het Pasar-Maleis of een lokale Maleise variëteit. De door de Compagnie gesubsidieerde kerk deed hetzelfde, maar had het bij de taalkeuze toch wat moeilijker. In de eerste plaats had zich naast het Maleis een tweede contacttaal ontwikkeld, namelijk een gecreoliseerd Portugees. Deze taal was door Portugese ontdekkingsreizigers, handelaren en missionarissen verspreid; eerst langs de kust van Afrika en India, daarna in de archipel. De Nederlanders gebruikten dit Portugees bij hun contacten met niet-Indonesische Aziaten en met Europees-Aziatische kleurlingen. In veel gezinnen, vooral in Batavia, werd het Portugees de huistaal, onder andere omdat Portugeessprekende slaven de kinderen opvoedden. De kerk van Batavia bediende zich in de prediking ook van het Portugees: uit een Bataviaas preekbeurtenbriefje uit januari 1675 blijkt, dat van de vijf preekbeurten er twee in het Portugees, twee in het Maleis en een in het Nederlands werden gegeven. De bijbel is dan ook al vroeg in het Standaard-Portugees vertaald, zelfs eerder dan in Portugal zelf. De invloed van het Portugees neemt pas af tegen het einde van de achttiende eeuw. In de tweede plaats kreeg de kerk steeds meer behoefte aan een bijbelvertaling die in het gehele gebied van de Compagnie (enkele delen van Java en de Molukken) gebruikt kon worden. De bijbel moest een Maleise bijbel zijn, daarover bestond geen verschil van mening. De kerk richtte zich niet zozeer op islamieten en ‘heidenen’, waardoor de behoefte aan het gebruik van andere talen, zoals het Javaans, afwezig was, maar op de christenen van het eerste uur èn de kleurlingen, en in deze groepen was een vorm van Maleis of Portugees bekend. In de negentiende eeuw zal de zending op grond van principiële overwegingen het christendom in de moedertaal verbreiden, waardoor in zendingskringen de aandacht meer op de verschillende regionale talen wordt gericht. De bijbel moest dus een Maleise bijbel zijn. Maar in welk Maleis? Op Ambon was inmiddels een lokale variëteit van het Maleis ontstaan, maar deze taal was elders onverstaanbaar. De kerk besloot tot wat in de gegeven omstandigheden het verstandigste leek: de bijbel werd vertaald in een Maleis dat aansloot bij het AmbonMaleis en ten dele bij de gegroeide kerkelijke traditie, in de hoop dat dit geschreven Maleis op den duur in het gehele gebied van de Compagnie begrepen zou worden. De door de Compagnie gestichte scholen zouden de kennis van dit geschreven, nogal geleerd aandoende Maleis, soms ook Kerk-Maleis genoemd, moeten verbreiden. In de negentiende eeuw zal het dan opgerichte Nederlands Bijbelgenootschap, op aandrang van de zending, het opnemen voor een Maleise eenheidsvertaling die aansluit bij het RiouwMaleis, hoewel ook in die tijd van een algemeen aanvaard en verspreid Standaard-Maleis geen sprake is. Tegen het einde van de negentiende eeuw is het Nederlandse koloniale gouverne- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||
ment erin geslaagd zijn gezag in bijna geheel Indonesië te vestigen. Het Maleis wordt meer de koloniale regeringstaal. Het Maleis was al eeuwen de contacttaal in de handel, de godsdienst en vaak ook in het met de verspreiding van christendom en islam samengaande onderwijs; nu wordt het bovendien de taal van het gezag, zoals eerder in de tijd van Sriwijaya. Officieel heeft de Nederlandse koloniale regering nooit voor het Maleis als regeringstaal gekozen; in de oplossing van het talenprobleem sloot zij zich aan bij een reeds eeuwen gegroeide praktijk. Toch heeft het gouvernement zich wel bezig gehouden met de standaardisering en verspreiding van het Maleis. In het begin van de twintigste eeuw bijvoorbeeld werd aan de inspecteur van het inlandse onderwijs Ch.A. van Ophuysen de opdracht gegeven de spelling van het Maleis vast te stellen. Later, inmiddels hoogleraar Maleis te Leiden, schreef hij een Maleise grammatica; hij koos voor het Riouw-Maleis als norm. Nog belangrijker dan het werk van Van Ophuysen is de oprichting in 1908 van de Commissie voor Volkslectuur, in 1917 omgezet in het Bureau voor Volkslectuur, Balai Pustaka, geleid door Nederlandse taalambtenaren, bijgestaan door Indonesische redacteuren. Aanvankelijk was het de taak van deze instelling volkslectuur te verzamelen en uit te geven. De behoefte aan goedkope en goede lectuur in de regionale talen was echter zo groot, dat het bureau Indonesische auteurs ging stimuleren romans te schrijven, ook, en op den duur voornamelijk in het Maleis. Daarnaast werd er erg veel vertaald. De taalambtenaren kozen ook voor het Riouw-Maleis als het Standaard-Maleis, mede doordat veel medewerkers Sumatranen waren en wel voornamelijk Minangkabauers. Het Riouw-Maleis is niet alleen sterk verwant met het Minangkabaus, het is bovendien de literaire taal van de Minangkabauers. Balai Pustaka stimuleerde de verbreiding van het Standaard-Maleis en het ontstaan van een eigen literatuur in die taal. Na de Eerste Wereldoorlog ontstaat er een uitgebreide Maleise pers, waarin over zeer gespreide onderwerpen wordt geschreven, veelal met een nauwelijks verzwegen kritisch-politieke instelling, waardoor het Maleis steeds meer het medium van het opkomende nationalisme wordt: alleen in deze taal kon men zijn idealen in geheel Nederlands-Indië uitdragen. In 1918 wordt de Volksraad in het leven geroepen. Na enkele maanden wordt op aandrang van een groep Indonesiërs het Maleis als voertaal naast het Nederlands erkend. Slechts één lid van de Volksraad maakt consequent gebruik van het Maleis; de andere leden gebruiken de taal waarin ze op school zijn opgevoed: het Nederlands. Pas in 1938 besluit de Indonesische partij in de Volksraad op politieke gronden het Indonesisch te gebruiken; de naamsverandering van Maleis in Bahasa Indonesia had inmiddels plaats gevonden. In 1926 werd op het eerste jeugdcongres, dat tot doel had allerlei regionale en religieuze groeperingen tot elkaar te brengen, de mening verkondigd dat het Maleis de taal van de toekomst was. In 1927 stichtte Sukarno de Nationalistische Partij van Indonesië. Vanaf 1926 gebruikt de jeugdvereniging Jong Java het Maleis als voertaal, in 1927 Bahasa Indonesia genoemd, en in 1928 wordt op het al vermelde congres van Indonesia Muda (‘Jong Indonesië’) het Indonesisch tot de nationale eenheidstaal verklaard. Het besluit van de Indonesiërs uit de Volksraad in 1938 was ingegeven door het groeiende nationalisme en gestimuleerd door een taalcongres uit hetzelfde jaar. De tegenstand tegen het gebruik van het Indonesisch als eenheidstaal was - ook op het taalcongres - niet gering. De tegenwerking van het Nederlandse gouvernement kon worden verwacht: in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog was men allergisch voor het gebruik van het woord Indonesia; het werd - terecht - geassocieerd met het op- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||
dringende nationalisme. Maar de tegenwerking kwam niet alleen van regeringszijde; zelfs sympatisanten met het Indonesische nationalisme stonden kritisch tegenover het gebruik van het Indonesisch. Niet weinigen achtten het ‘Maleis’ ongeschikt als communicatiemiddel in een sterk veranderende samenleving. Bovendien sprak de Indonesische elite de eigen regionale taal, òf Nederlands. Voornamelijk Sumatranen schreven hun romans in het Indonesisch, een Indonesisch dat beïnvloed was door het Minangkabaus. Moest dit Maleis, zoals het door Minangkabauers werd geschreven, de eenheidstaal worden? Werd dan vooral de grote groep Javanen niet te kort gedaan? Was het trouwens niet verstandiger voor het Nederlands te kiezen? In de twintigste eeuw werden steeds meer Indonesiërs in staat gesteld onderwijs te volgen, geheel in de lijn van de ethische politiek. Naast het Europese onderwijs leverde de in 1914 gestichte Hollands-Indische School in korte tijd een voortdurend groeiend intellectueel kader. Dit kader was Nederlandstalig opgeleid, bediende zich in het openbare leven, maar ook thuis, veelal van het Nederlands. De Nederlandse taal was een statustaal geworden. Wie Nederlands sprak - ook thuis - gaf daarmee blijk een goede opvoeding te hebben genoten. Velen meenden daarom dat het Nederlands de eenheidstaal moest worden, zoals in India het Engels zich een stevige positie had verworven. Anderen hadden tegen de snelle verbreiding van het Nederlands bezwaren, en die anderen waren voornamelijk Nederlanders. Hun bezwaren pasten buitengewoon goed in het wat conservatieve beleid in de crisisjaren: de Nederlandstalige opvoeding stond een harmonieuze ontwikkeling van de ‘inlander’ in de weg en leverde een overschot aan ontwikkelde Indonesiërs, voor wie niet voldoende passende betrekkingen zouden zijn. Bovendien zou de werkgelegenheid voor Europeanen in gevaar komen. De Japanse inval in 1942 maakte aan alle discussie abrupt een einde. Een van de eerste Japanse maatregelen was het Nederlands af te schaffen en te vervangen door het Japans. Die vervanging mislukte, vooral door de oorlogsomstandigheden, waardoor de Japanners zich gedwongen zagen gebruik te maken van het Indonesisch. Bovendien werd vanaf het basisonderwijs tot aan de universiteit het onderwijs in het Indonesisch gegeven. In zeer korte tijd werd het Indonesisch aangepast aan de veranderde en voortdurende veranderende maatschappij. In 1942 al werd een taalcommissie in het leven geroepen die op korte termijn het Indonesisch moest standaardiseren en adapteren. Standaardiseren, omdat er behoefte bestond aan een algemeen aanvaarde norm. Adapteren, omdat vooral de woordenschat moest worden aangepast aan de moderne samenleving. Onder leiding van S. Takdir Alisjahbana begon men met het schrijven van een normatieve grammatica, het stimuleren van bepaald woordgebruik en het samenstellen van termen voor moderne begrippen. Als op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid wordt uitgeroepen, is de keus tussen Indonesisch en Nederlands onwezenlijk geworden, en is het proces van standaardisering en adaptatie in volle gang. Zo werd het Indonesisch de taal van de Indonesische staat: het communicatiemiddel tussen overheid en burgers. Niet de officiële taal, althans niet de enige: aan het hof te Yogyakarta is het Javaans de officiële taal voor ceremonieel gebruik in de adatsfeer. Het Indonesisch is wel het symbool van de nationale eenheid. Met deze taal kan men in het gehele land terecht; in deze taal worden romans, gedichten en toneelstukken geschreven; het is de taal van de moderne communicatiemiddelen als pers, radio en televisie. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||
Indonesisch en MaleisischDe tegenstrijdige belangen van de koloniserende mogendheden Engeland en Nederland leidden in 1824 tot het Verdrag van Londen. In dit verdrag werden de beide invloedsferen afgegrensd door een demarcatielijn die door de Straat van Malakka liep. Het sultanaat van Malakka, dat voortgezet is in Johor-Riouw, werd in tweeën gesplitst: Malakka en Johor vielen onder Engelse invloed, Riouw onder Nederlandse. Een historisch gegroeide culturele, politieke en talige eenheid werd verscheurd: Indonesië en Maleisië als afzonderlijke staten zijn er het gevolg van. In Maleisië en Brunei is het Maleisisch de nationale, officiële taal. Dit Maleisisch is in Singapore de nationale taal en naast het Engels, het Chinees en het Tamil, een taal die in India gesproken wordt, een van de vier officiële talen. Deze taal sluit nauw aan bij het Standaard-Maleis van Balai Pustaka voor de Tweede Wereldoorlog. In hoeverre is dit Maleisisch dezelfde taal als het Indonesisch? Vooral na de Tweede Wereldoorlog heeft het Indonesisch een ontwikkeling meegemaakt die het steeds verder van het Standaard-Maleis verwijderde, een ontwikkeling die door een enkeling voor de oorlog al bepleit en gestimuleerd werd. Het Indonesisch is sterk beïnvloed door het Javaans en vooral door het Jakartaans, een lokale variëteit van het Maleis. Bovendien is de invloed van het Nederlands op de Indonesische woordenschat even groot als die van het Engels op de woordenschat van het Maleisisch. De confrontatiepolitiek van Sukarno tegenover Maleisië in het begin van de zestiger jaren leidde tot een politieke verwijdering die de taalkundige eenheid zeker niet bevorderde. Bovendien beschouwt de Maleisiër het Indonesisch als een door Javanen verbasterd Maleis, en de Indonesiër het Maleisisch als verouderd, verstard en boers. Toch beseft men zowel in Indonesië als in de andere staten steeds meer, dat het hier twee variëteiten van dezelfde taal betreft. Nadat de politieke betrekkingen genormaliseerd waren, is in 1972 door alle staten een gemeenschappelijke spelling ingevoerd. Zowel in Indonesië als aan de andere kant van de Straat van Malakka neemt men een liberaal standpunt in tegenover vreemde woorden, vooral de vreemde woorden die internationaal gangbaar zijn, veelal van Grieks-Latijnse afkomst. De spelling is volgens het principe: één foneem, één letterteken. Het Indonesische woord s(e)tasiun vindt men in het Maleisisch terug als s(e)tesyen; de Indonesische spelling is op de door het Nederlands beïnvloede uitspraak en de andere op de door het Engelse beïnvloede uitspraak gebaseerd. Toch vindt men ook ontwikkelingen, door de officiële taalbureaus gestimuleerd, die beide variëteiten doen afwijken van het Riouw-Maleis. Een enkel voorbeeld. Het Maleis beschikt over een grote hoeveelheid aanspreekvormen, voor een gedeelte persoonlijke voornaamwoorden van de tweede persoon, zoals in het Nederlands je, jij, jullie, u en soms gij. De veelheid aan aanspreekvormen weerspiegelde de ingewikkelde interpersoonlijke relaties in een sterk hiërarchisch gestructureerde maatschappij. Er was behoefte aan een neutraal persoonlijk voornaamwoord als het Engelse you. De taalbureaus hebben het gebruik van anda gestimuleerd, en gedeeltelijk met succes. Een tweede voorbeeld. Het Maleis beschikt over een groot aantal hulptelwoorden. In het Maleis zegt men niet drie honden, maar drie staarten van honden: tiga ekor anjing of anjing tiga ekor (‘honden drie staarten’ of beter: ‘honden drie stuks’); men zegt niet twee huizen, maar twee vruchten van huizen: dua buah rumah; men zegt niet vier militairen, maar vier mensen van militairen: empat orang militer. De zaken op zichzelf zijn in de taal niet telbaar, de hulptelwoorden moeten gebruikt worden: orang voor mensen, ekor voor dieren en buah voor de meeste dingen. Naast deze drie veel gebruikte komen nog veel meer hulptelwoorden voor, gebruikt bij voorwerpen met een specia- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||
le vorm: voor cilindervormige voorwerpen bijvoorbeeld batang (‘stam’) voor kleine ronde voorwerpen biji (‘korrel’), voor brieven pucuk (‘spruit’; in vroeger tijd rolde men de brieven op) en voor gebouwen ook wel atap (‘dak’). Deze hulptelwoorden verdwijnen, een ontwikkeling die gestimuleerd wordt door de taalbureaus. Een laatste voorbeeld. In het moderne Indonesisch en Maleisisch wordt meer dan in het oudere Maleis gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot vorming van abstracte zelfstandige naamwoorden als kleinheid, schaamte en walging, onder invloed van het Engels en het Nederlands. Wat vroeger uitgedrukt werd in meerdere woorden, wordt nu uitgedrukt in één woord, met behulp van een voor- of achtervoegsel. De mogelijkheid tot vormingen als kebesaran (‘grootheid’), een zelfstandig naamwoord dat met het discontinuë affix ke...an is afgeleid van het bijvoeglijke naamwoord besar, bestond in het oudere Maleis wel, maar wordt in het moderne Indonesisch en Maleisch pas op zeer productieve wijze gerealiseerd. | |||||||||||||||||||||||||||
Kenmerken van het IndonesischHet Indonesisch is een toegankelijke taal, een gemakkelijke taal, wordt zelfs vaak beweerd. Voor zover deze mening berust op wat koloniale kennis vanhet Pasar-Maleis is ze overigens niet interessant. Voor de grote mate van toegankelijkheid zijn enkele kenmerken van het Indonesisch verantwoordelijk. In het Indonesisch ontbreken allerlei categorieën waaraan wij in onze taal en in de ons min of meer vertrouwde talen gewend zijn. Het Indonesisch vervoegt en verbuigt bijna niet. Morfologisch wordt er geen onderscheid gemaakt tussen enkelvoud en meervoud, tussen tegenwoordige en verleden tijd, tussen de-woorden (woning) en het-woorden (huis), tussen mannelijk en vrouwelijk (zijn/haar), tussen aantonende en aanvoegende wijs (de president leeft/leve de president). Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat Indonesiërs niet beschikken over de mogelijkheid in de taal onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen, te verwijzen naar een gebeurtenis die in het verleden heeft plaats gevonden en een president iets toe te wensen. Deze mogelijkheden moeten met lexicale middelen of met een bepaalde zinsmelodie worden gerealiseerd; de vorm van het woord zelf geeft er geen gelegenheid toe. Aan de andere kant beschikt het Indonesisch over een enkele categorie die ons onbekend is. Het Indonesisch kent bijvoorbeeld twee woorden voor ons voornaamwoord wij, namelijk kita en kami. Het eerste wordt gebruikt als de toegesprokene erbij hoort (kom, dan drinken we een pilsje), het tweede als de toegesprokene er niet bijhoort (blijf jíj oppassen, dan drinken wíj een pilsje). Het Indonesisch bezit ook weinig overtolligheid. In hij hoort iets verschaft de slot-t in hoort geen enkele semantische informatie. Deze t zou even goed weggelaten kunnen worden, zoals in het Afrikaans dan ook gebeurd is. Hetzelfde geldt ook voor de slot-en in zij horen iets: het woord hoort betekent niets anders als het woord horen. Opgemerkt zij, dat de slot-en in honden wel degelijk iets bijdraagt tot de betekenis van het woord honden, namelijk zoiets als ‘meer dan één’; in horen is dat volstrekt niet het geval: het meervoud is vanuit het oogpunt van communicatie overbodig, redundant. Zulke verschijnselen doen zich in het Indonesisch nauwelijks voor. Het Indonesisch bezit bijna geen onregelmatigheden van het type zanger naast zingen in plaats van zinger. Hierdoor is bij afgeleide woorden het woord dat de basis vormde voor de afleiding, altijd herkenbaar. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||
De woordbouw is eenvoudig. De voorkeur gaat uit naar tweelettergrepige woorden met eerst een consonant, daarna een vocaal, dan weer een consonant, daarna opnieuw een vocaal en tenslotte een consonant (makan, ‘eten’). Deze voorkeur wordt enigszins doorkruist door het grote aantal leenwoorden, waardoor bijvoorbeeld het na elkaar voorkomen van twee consonanten in het Indonesisch niet ongewoon meer is: station is overgenomen als stasiun (maar ook als setasiun) en naast setop komt ook stop voor. Maar aan het woordeinde is de opeenvolging van twee consonanten niet mogelijk: het Nederlandse woord post is dan ook als pos ontleend. De voorgaande kenmerken hebben het Indonesisch de faam bezorgd een toegankelijke taal te zijn. Nu volgen nog een paar andere Indonesische eigenaardigheden. Het Indonesisch kent de vaste volgorderegel: eerst het bepaalde, daarna het bepalende. In het Nederlands zegt men deze kleine huizen, in het Indonesisch huizen kleine deze: rumah kecil ini. In het Indonesisch doet zich bij de afleiding van woorden op grote schaal een verschijnsel voor dat in een taal als het Nederlands zich maar incidenteel openbaart, namelijk dat hetzelfde voor- of achtervoegsel in verschillende categorieën wordt gebruikt. Een Nederlands voorbeeld. Het voorvoegsel ont- in werkwoorden die afgeleid zijn van een naamwoord, heeft meestal de semantische waarde ‘wegnemen van de zaak waarnaar het naamwoord verwijst’; ontdijken betekent ongeveer ‘de dijk wegnemen’ en ontblauwen betekent ongeveer ‘het blauw wegnemen’. Maar ontbloten betekent nu juist niet ‘het bloot wegnemen’, integendeel, er wordt steeds meer bloot zichtbaar, en ontbranden, dat gevormd is op basis van het werkwoord branden, betekent ongeveer ‘beginnen te branden’. In het Indonesisch gebeurt dit vaak: voor- en achtervoegsels met een totaal verschillende functie kunnen dezelfde klankvorm hebben. Tenslotte valt de invloed van andere talen op. In het Indonesisch komen veel ontleningen voor. In de literaire schrijftaal is van oudsher invloed van het Arabisch, het Perzisch en het Sanskrit aanwijsbaar. Buiten de literaire schrijftaal komen veel ontleningen voor uit het Tamil, het Chinees. Veel woorden zijn overgenomen uit het Portugees, het Nederlands en het Engels. Groot is ook de invloed van de regionale talen, vooral die van het Javaans. Van Nederlandse invloed op de Indonesische woordenschat getuigen woorden als asbak, baterai, bengkel (‘winkel’), bioskop, bir, duit, gelas (‘glas’), gubernemen (‘gouvernement’), introdusir, kulkas (‘koelkast’), lotere (‘loterij’), mentalitet, ongkos (‘onkosten’), pamili (‘familie’), persneling (‘versnelling’), pospaket, poswesel of wesel pos (‘postwissel’), residen (‘resident’), segel, setopeles (‘stopfles’), sopir (‘chauffeur’), torpedir en tuter (‘toeter’). Voor het Maleisisch zouden soortgelijke gevallen, maar aan het Engels ontleend, te geven zijn. De invloed van het Nederlands en het Engels beperkt zich niet tot de woordenschat; ook in de grammatica zijn invloeden te bespeuren. In het Indonesisch kunnen woorden worden verdubbeld. Het verdubbelde woord betekende in het Maleis ‘allerlei’; dus kursi-kursi betekende ‘allerlei stoelen’. Onder invloed van de Nederlandse en Engelse meervoudsvorming betekent het verdubbelde woord tegenwoordig veelal ‘meer dan één stoel’. De westerse invloed op de zinsbouw is in de schrijftaal opvallend en ook verwarrend. In kranten en tijdschriften treft men vaak bijna letterlijk vertaald Nederlands of Engels aan; deze westerse constructies komen niet in de spreektaal voor. Goed Maleis, en ook goed Indonesisch is rumah tempat saya tinggal (letterlijk ‘huis plaats ik woon’, dus ‘het huis waar ik woon’). Heel vaak komen constructies voor als rumah dimana saya tinggal, waarin dimana het vertaalde waar is. Volstrekt on-Indonesisch is rumah dalam mana saya tinggal, waarin dalam mana het vertaalde waarin is. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||
ProblemenAls men afgaat op het aantal inwoners van Indonesië, ruim 130 miljoen, en als men daarbij de ongeveer twaalf miljoen Maleisisch of een variëteit van het Maleis sprekenden buiten Indonesië buiten beschouwing laat, is het Indonesisch de zesde wereldtaal, na Chinees, Engels, Hindi-Urdu, Spaans en Russisch. Bekendere talen als Japans, Duits, Arabisch, Bengali, Portugees en Frans volgen in rangorde. Toch kent men hiermee het Indonesisch een indrukwekkender status toe dan gerechtvaardigd is. In de eerste plaats wordt het Indonesisch buiten Indonesië nergens gebruikt en ook betrekkelijk weinig bestudeerd. In de tweede plaats is het getal van 130 miljoen niet juist: veel oudere Indonesiërs kunnen het Indonesisch nauwelijks verstaan, laat staan actief gebruiken, en voor het overgrote deel van de Indonesischsprekenden geldt dat deze taal de tweede of derde taal is. In de derde plaats wordt het Indonesisch - nog steeds - gekenmerkt door veel variatie. De belangrijkste problemen waarmee Indonesië in taalpolitiek opzicht dan ook te maken heeft, zijn:
Voor weinig Indonesiërs is het Indonesisch de moedertaal. Het Indonesisch wordt in de meeste gevallen op school geleerd. In de lagere klassen van het basisonderwijs werd tot voor kort in de moedertaal - bijvoorbeeld Javaans of Balinees - les gegeven. Van de vele talen met een gering aantal sprekers mag in het onderwijs geen gebruik gemaakt worden. Vanaf de vierde klas wordt overgeschakeld op het Indonesisch. Nu wordt er in Indonesië minder onderwijs gevolgd dan officiële instanties willen doen geloven. Bovendien verlaten veel kinderen het basisonderwijs al na enkele jaren. Het onderwijs bevordert daardoor de kennis van het Indonesisch minder dan wenselijk is. Op een ander onderwijskundig probleem komen wij straks nog. De televisie heeft op de verspreiding van de kennis van het Indonesisch geen grote invloed; daarvoor is het aantal kijkers op het platteland en vooral buiten Java te gering. De pers in het Indonesisch kan de verspreiding van de taal ook nauwelijks bevorderen, want het aantal analfabeten is hoog. De invloed van de radio is groter. Overal wordt naar de radio geluisterd, ook naar de nationale Indonesische zender. De Indonesiër die het Indonesisch wel kent, is veelal meertalig. Hij bedient zich van zijn moedertaal, maar daarnaast van het Indonesisch in contacten van formele aard, van een lokale Maleise variëteit in contacten van informele aard, en voor zover hij boven de veertig jaar is en degelijk onderwijs heeft genoten, bovendien in allerlei situaties van het Nederlands en incidenteel ook wel van het Engels. Een voorbeeld. Een van de leidende Indonesische intellectuelen met Minangkabaus - sterk verwant met het Riouw-Maleis - als moedertaal, wordt op jonge leeftijd in een Javaans intellectueel gezin geplaatst om Javaans en Nederlands te leren. Beide talen leert hij goed beheersen. Hij volgt het onderwijs in het Nederlands, en studeert vervolgens enige tijd aan de Universiteit van Amsterdam. Als de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Indonesië worden verbroken, is hij gedwongen in de Verenigde Staten zijn studie af te maken. Zijn proefscrhift verschijnt daar ook. Terug in Indonesië wordt hij in Jakarta geplaatst, waar hij in korte tijd Jakartaans moet leren om ongedwongen met de winkelier maar ook met de Jakartaanse intellectueel te kunnen converseren. Afhankelijk van allerlei situationele factoren als toegesprokene, andere aanwezigen naast de toegesprokene, de plaats waar het gesprek plaats vindt en het onderwerp van gesprek, bedient hij zich van Minangkabaus, Standaard-Indonesisch, Nederlands, Engels, Jakartaans of een variëteit van het Javaans. Deze Indonesiër is representatief voor het intellectuele kader. Overigens is | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||
deze vorm van meertaligheid niet alleen positief te waarderen. Integendeel: van geen taal kan hij zich in alle omstandigheden bedienen, waardoor geen taal perfect wordt beheerst. De meertaligheid heeft ongewenste gevolgen, ook in die zin, dat vaak op willekeurige wijze verschillende talen door elkaar worden gebruikt, met name in intellectuele milieus. Het grootste taalpolitieke probleem is de variatie die het Indonesisch vertoont. Er bestaat een algemeen aanvaard geschreven Standaard-Indonesisch, waarnaast een gesproken formeel Standaard-Indonesisch voorkomt, hoewel fonetisch geschakeerd. In dit opzicht is er geen verschil met Nederland: men mag best laten horen waar men vandaan komt. Dit is de taal van de officiële toespraken, de taal van radio en televisie, de taal ook van de beste kranten en weekbladen; en natuurlijk ook: de regeringstaal in ambtelijke stukken. Deze taal moet ook op school worden geleerd en onderwezen. In de niet formele, gesproken sfeer is er veel variatie: de Javaan, de Sundanees, de Balinees, de Batak, de Molukker, ze hebben allen hun eigen Indonesische variëteit. Ook de Javaanse, Sundanese, Balinese, Batakse en Molukse onderwijzer. De onderwijzer uit de buitengewesten weet vaak zelf niet precies wat Standaard-Indonesisch is; voor hem is dat Indonesisch een kunstmatige taal, die hij op de onderwijzersopleiding onvoldoende heeft leren beheersen. Een van de belangrijkste taken in de komende tijd is de onderwijzer het Standaard-Indonesisch tijdens de onderwijzersopleiding te leren. Het Indonesisch wordt bedreigd door de vele variëteiten in de archipel. De grootste bedreiging vormt een heel bijzondere variëteit, namelijk die van de hoofdstad, Jakarta. Het Jakartaanse Indonesisch bezit namelijk wat de andere variëteiten missen: prestige. Het is de taal van scholieren en studenten; de taal van een groep die vaak goed Standaard-Indonesisch heeft geleerd. En langzamerhand wordt dit Jakartaanse Indonesisch de taal van de intellectuelen in de hoofdstad. Hiermede distantiëren de intellectuelen zich van de standaardtaal: een ontwikkeling die als gevolg moet hebben dat deze variëteit op den duur het Standaard-Indonesisch wordt, of dat het huidige StandaardIndonesisch een kunstmatige taal blijft. De prestigewaarde van het Jakartaans is er de oorzaak van dat deze taal ook via radio en televisie te horen is, dat geen journalist zich ervoor schaamt deze taal in de landelijke kranten, die in Jakarta verschijnen, te gebruiken. Juist deze ontwikkeling verontrust de Maleisischsprekenden in Malakka, Brunei en Singapore, want de scheiding van Indonesisch en Maleisisch vreest men daar. Ook het Nationaal Taalcentrum in Jakarta volgt deze ontwikkeling met bezorgdheid: het is de taak van dit centrum het Indonesisch te standaardiseren, het vertalen van wetenschappelijk werk in het Indonesisch te stimuleren en de Indonesische woordenschat op te tekenen. Het is de vraag of de strijd tegen de jakartanisering gewonnen kan worden. Politiek, economisch en cultureel is de positie van Jakarta te vergelijken met die van Parijs in Frankrijk. Van de Jakartaanse variëteit van het Indonesisch kan in ieder geval gezegd worden dat het een levende taal is, geen kunstmatig opgedrongen officiële taal. Het Frans van het Ile de France is uiteindelijk ook de taal van het gehele land geworden. De strijd voor een nationale eenheidstaal is in Indonesië nog niet beslist. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|