Forum der Letteren. Jaargang 1977
(1977)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De oorsprong van het Sranan TongoGa naar voetnoot1 Jan Voorhoeve1. De functie van het Sranan Tongo (ST)Het ST is een op Engels gebaseerde creolentaal die in het Surinaamse kustgebied en in het bizonder in de hoofdstad Paramaribo gesproken wordt. De taal functioneert als moedertaal van een groot deel der Creolen, maar bovendien als contacttaal tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Een in 1950 verrichte telling heeft uitgemaakt dat 85-90% van de bevolking van 18 jaar en ouder Sranan Tongo kent en gebruikt, terwijl de andere talen (veel) lager scoren: 50-55% Nederlands, 30-35% Hindi en 15-20% Javaans.Ga naar voetnoot2 Wanneer men dit cijfer van 85-90% vergelijkt met de 30% van de bevolking waarvoor Sranan Tongo de moedertaal is, ziet men dat zijn voornaamste functie inderdaad die van contacttaal is. Op zich is dit niet verwonderlijk. Het Sranan Tongo heeft zijn ontstaan te danken aan deze contactfunctie. Het contact tussen de Engelse plantage-eigenaren en de slaven in de Engelse kolonisatieperiode (1651-1667) moet in deze taal hebben plaats gevonden, evenals wellicht het contact tussen de slaven onderling. De slaven kwamen uit verschillende delen van West Afrika en er is geen reden om aan te nemen dat slaven uit éénzelfde taalgebied op dezelfde plantage werden te werk gesteld. Eerder het tegendeel. Men kan veronderstellen dat de slaven in groepen werden ingekocht en dat daarom per schip wellicht linguistisch relatief homogene groepen werden aangevoerd. De eigenaars zullen echter zelden veel slaven tegelijkertijd hebben ingekocht, maar geleidelijk hun slavenmacht hebben aangevuld en uitgebreid. Het samentreffen van slaven uit dezelfde taalgroep op de plantage zal dan ook eerder uitzondering dan regel zijn geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een taal die als contacttaal ontstaat draagt daar de kenmerken van. Een contacttaal moet namelijk eenvoudig zijn om aan te leren. Men zou kunnen zeggen dat het gemak van de taalverwerver voorop staat, eventueel ten koste van het gemak van de taalgebruiker.Ga naar voetnoot3 In zeer grove generalisaties sprekend, zou men kunnen stellen dat dit type talen het geheugen zo weinig mogelijk belast. Kenmerkend hiervoor is bijvoorbeeld de afleiding zonder vormverandering,Ga naar voetnoot4 zodat eenzelfde lexicale monomorfematische eenheid verschillende functies kan vervullen. Het morfeem hebi van E. heavy kan gebruikt worden als adjectief (wan hebi lai, ‘een zware last’), als substantief (wan hebi, ‘een zwarigheid’), als intransief verbum (a tafra hebi, ‘de tafel is zwaar’), en als transitief verbum (a sani hebi mi, ‘het ding heeft me zwaar gemaakt’). Dit type derivaties is niet onbekend in andere talen. Opmerkelijk is echter de regelmaat die men in het Sranan Tongo aantreft, zodat men van vrijwel alle adjectiva op deze wijze zonder vormverandering substantiva, transitieve en intransitieve verba kan afleiden. Dit afleidingsprocedé maakt de taal geschikt om met een zeer geringe woordenschat zeer veel uit te drukken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Het ontstaan van de Surinaamse creolentalenHet Sranan Tongo werd een op Engels gebaseerde creolentaal genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit wil zeggen dat een overwegend deel van de basis woordenschat overeenkomst vertoonte met Engelse woorden en dat regelmaat gevonden wordt in de klankcorrespondenties.Ga naar voetnoot5 Een telling op basis van de 200-items lijst van Swadesh leverde het volgende resultaat voor de drie voornaamste creolentalen van SurinameGa naar voetnoot6:
Ik kan hier niet ingaan op de vele belangrijke vragen die deze telling oproept en verwijs daarvoor naar de oorspronkelijke publicatie.Ga naar voetnoot7 Suriname werd oorspronkelijk door Engelse kolonisten vanuit Barbados gekoloniseerd in 1651. Een belangrijk contingent van Portugees-Joodse kolonisten kwam de Engelse groep versterken in 1665.Ga naar voetnoot8 Een Zeeuws eskader onder Abraham Crijnssen veroverde Suriname in 1667. Een herovering vanuit Barbados werd ongeldig door de vrede van Breda die Suriname aan Nederland toewees. Vanaf 1668 was Suriname vast in Nederlandse handen en de Engelse invloed verdween geleidelijk, tot in 1680 de laatste groep Engelse planters verdween en slechts een kleine en onbelangrijke groep Engelsen in de kolonie overbleef. De invloed van het Nederlands op het Sranan Tongo (en via het Sranan Tongo ook op de bosnegertalen) is te begrijpen uit het contact met Nederlandse planters en Nederlands bestuur sinds 1667. Het is eerder verwonderlijk dat er nog zo'n grote invloed van het Engels is te onderkennen op de Surinaamse creolentalen, ondanks de relatief zeer korte Engelse periode tussen 1651 en 1667. Dit zou kunnen betekenen dat de Engelse invloed door de Afrikaanse slaven al in Afrika werd ondergaan, en dat de Afrikanen naar Suriname kwamen met een basiskennis van een Engels Pidgin dat langs de Afrikaanse kust gesproken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd. Dit zou tevens de overeenkomsten verklaren tussen Sranan Tongo en andere op Engels gebaseerde creolentalen in het Karaïbisch gebied (Jamaicaans Engels, Gullah, etc.) en West Afrika (het Krio van Sierra Leone, het Wes-Kos). Dit is de basis van de theorie van Ian Hancock, die de oorsprong van de Atlantische creolentalen ziet in een vroeg Engels Pidgin in Afrika.Ga naar voetnoot9 Er zijn echter geen serieuze aanwijzingen voor het bestaan van een Engels Pidgin in de 17e eeuw in Afrika, terwijl het cruciale jaartal 1667 en de door Herlein in 1718 gepubliceerde tekst in Sranan Tongo dit toch noodzakelijk zou maken.Ga naar voetnoot10 Aan de andere kant zijn er talloze aanwijzingen voor het bestaan van een Portugees Pidgin dat tot diep in de 17e eeuw in Afrika gangbaar was en door alle Europese handelaars in Afrika werd gebezigd.Ga naar voetnoot11 In dit verband is het daarom uiterst belangrijk een verklaring te vinden voor de grote invloed van het Portugees op het Saramakaans. Het feit dat het Saramakaans nog in 1783 werd aangeduid als Djoe-tongo (Jodentaal) doet in de eerste plaats vermoeden dat deze taal grote invloed heeft ondergaan van de taal der Portugese Joden in Suriname. Herskovits heeft er echter reeds in 1931 op gewezen dat deze theorie weinig waarschijnlijk is.Ga naar voetnoot12 Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat er op de Surinaamse plantages twee verschillende creolentalen werden gesproken: een Portugees creools op de Joodse plantages (wat de basis is geworden van het Saramakaans) en een Engels creools op de andere plantages (wat de basis is geworden van het Sranan Tongo). Bovendien is het uiterst onwaarschijnlijk dat ofwel er meer slaven van Joodse plantages naar het binnenland vluchtten, ofwel de slaven van Joodse plantages in hoofdzaak naar de Saramakarivier vluchtten (om de Saramakanse stam te stichten) en slaven van andere plantages naar de Marowijne (om de Aukaanse stam te stichten). Ook is het opvallend dat typisch Hebreeuwse woorden als kaseri ‘ritueel rein’ en trefoe ‘voedseltaboe’ wel in Sranan Tongo voorkomen en niet in Saramakaans. Tenslotte is duidelijk geworden dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Saramakaans de meest archaïserende creolentaal in Suriname is met zeer veel Afrikaanse relicten. Het is zelfs mogelijk gebleken de bron van deze relicten terug te vinden en regelmatige klankcorrespondenties met het Kikongo op te stellen.Ga naar voetnoot13 Herskovits heeft reeds in 1931 verondersteld dat niet zozeer de slaven van Joodse plantages, maar de zgn. zouwaternegers een overheersende rol hebben gespeeld in de ontvluchtingen. Deze waren kort geleden uit Afrika aangevoerd (met kennis van het daar gebruikte Portugese Pidgin) en hadden nog onvoldoende gelegenheid gehad zich aan het Engelse creools op de plantages aan te passen. Hun taal, het Saramakaans, kan daarom beschouwd worden als een m.i. uniek tussenstadium, een onderbroken relexificatieproces van Pidgin Portugees naar Engels creools. Vandaar het wonderlijke evenwicht tussen Portugees- en Engels gebaseerde woorden in het Saramakaans. Deze theorie verklaart ook het bestaan van merkwaardige doubletten in het Saramakaans: overeenkomstige woorden van Portugese en Engelse herkomst met identieke of overeenkomstige betekenis:
In vele gevallen is het woord van Portugese herkomst verouderd, en zal ws. verdwijnen. Belangrijk zijn ook de 31 woorden van Engelse herkomst in ST en 11 woorden van Nederlandse herkomst in de 200-items lijst van Swadesh die allen coresponderen met woorden van Portugese her- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komst in Saramakans. Men zou kunnen stellen dat dit in overeenstemming is met een onderbroken relexificatieproces.Ga naar voetnoot14 Wanneer echter het Saramakans beschouwd kan worden als het resultaat van een onderbroken relexificatieproces, ligt het voor de hand het Sranan Tongo te zien als het resultaat van een voltooid relexificatieproces. Dat wil zeggen dat het mogelijk moet zijn om de woordenschat van een taal zodanig te beïnvloeden dat een taal onder bizondere omstandigheden zelfs zijn basiswoordenschat verliest, zonder nochtans geheel samen te vallen met de modeltaal.Ga naar voetnoot15 Dit heeft belangrijke konsekwenties voor ons denken over taalverandering. Het is daarom de moeite waard na te gaan of er in het Sranan Tongo nog taalkundige sporen van een Portugees verleden verborgen kunnen liggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Sporen van Portugees in STIk zou hier niet willen ingaan op de problemen die een monogenetische theorie stelt. Sedert het artikel van ThompsonGa naar voetnoot16 is gesproken over de mogelijkheid dat alle creolentalen afkomstig zouden zijn van het oude, niet alleen in Afrika, maar indertijd over de gehele wereld verspreide Pidgin Portugees (dat zelf weer van het middeleeuwse Sabir afkomstig zou kunnen zijn). Er zijn redenen voor zulk een vergaande hypothese. Het verbalen-systeem van verschillende creolentalen in Azië, Afrika en Amerika vertoont grote overeenkomsten. Daarnaast vindt men een aantal algemene creolismen zoals het algemene voorzetsel na. Ook heeft men de seriële constructies in verschillende creolentalen als argument | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruikt. In de meeste gevallen zijn er echter andere verklaringen mogelijk dan de monogenetische theorie.Ga naar voetnoot17 Wanneer men zich uitsluitend op het ST concentreert, moet men toch een verklaring proberen te geven van het aandeel (5%) van woorden van Portugese herkomst in de basiswoordenschat. Zelfs wanneer men pan-creolismen als sabi ‘weten’ en pikin ‘klein, kind’ uit zou sluiten, omdat zij ook in andere Engelse creolentalen voorkomen,Ga naar voetnoot18 blijven er nog enkele onverklaarde ontleningen over. Als men buiten de basiswoordenschat komt, blijft de invloed van het Portugees ongeveer even groot. Een onderzoek van alle verba in de woordenlijst van het Sranan Tongo (1961) geeft het volgende overzicht:
Dit betekent ruim 5% van alle verba, tegen eveneens 5% van de basiswoordenschat. Men ziet hieruit dat de Portugese invloed gelijkelijk verdeeld is over de gehele woordenschat en moeilijk toegeschreven kan worden aan ontlening. De hiervoor reeds genoemde tekst van Herlein uit 1718 met de kritische aantekeningen daarop van 1765Ga naar voetnoot19 tonen aan dat er tussen 1718 en 1765 diverse doubletten bestonden. Tussen ronde haken staan die elementen die in de correcties van 1765 genoemd staan.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Engelse element fo trou is nog gebruikelijk in de betekenis ‘zeer’, terwijl grande alleen bestaat in samenstellingen. Het is zeer de vraag of grande in 1718 een bijwoord was. Men treft het aan in grande dankje (nu nog bestaand als grantangi, wat ‘dank je wel’ betekent), en in grandebon dat vertaald werd met ‘mooi’. Het is interessant te constateren dat in het Saramakaans bij Engels-Portugese doubletten het Engelse woord het Portugese verdrongen heeft (zie hiervoor), terwijl in het Sranan Tongo het Portugese woord het Engelse verdrongen heeft. De reden moet zijn dat het Engels via ST nog steeds invloed uitoefent op het Saramakaans, terwijl in 1718 de modeltalen niet langer invloed konden uitoefenen. Waar het Portugese element dus niet reeds verdrongen was in de Engelse periode, bleef het zich handhaven. In de meeste gevallen is de Portugese oorsprong zonder meer duidelijk. De verba van Portugese herkomst schijnen van de infinitief afgeleid en hebben klemtoon op de laatste syllabe, terwijl ST verder als regel de voorlaatste syllable beklemtoont: brasá ‘omhelzen’ /Pabraçar, gemé ‘zuchten’ /P.gemer, kabá ‘eindigen, reeds’ /P.acabar, pasá ‘voorbijgaan’ /P.pasar, etc. Er zijn echter uitzonderingen op deze accentregel zoals gersi ‘lijken op’, kibri ‘verbergen’, sabi ‘weten’ en misschien ook abi ‘hebben’. Niet alleen kan de invloed van het Engels blijken uit een wijziging van de klemtoon, ook andere klankveranderingen kunnen zúlke veranderingen teweeg brengen, dat de Portugese herkomst nog slechts met moeite aangetoond kan worden. Een voorbeeld is het bovengenoemde abi dat klemtoon op de voorlaatste lettergreep draagt en afgeleid zou kunnen zijn van E.have. Echter, na beklemtoonde /a/ gevolgd door een bilabiale consonant, verwacht men een epenthetische vocaal /u/, zoals in grabu /E.grab. Afleiding van P.haver zou de onregelmatige eindklinker verklaren, zoals sabi /P.saber. In de meeste gevallen is de Portugese oorsprong dus duidelijk, ook daar waar andere etymologieën in omloop zijn. Een goed voorbeeld is aswa ‘strijden’, ‘voortmaken’ dat wel is afgeleid van het Nederlandse haast u wat, hoewel (ondanks de klemtoon) afleiding van P.assuar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de hand ligt.Ga naar voetnoot20 Enkele meer problematische afleidingen worden hier behandeld: (1) kibri ‘verbergen’ is m.i. afgeleid van P.cobrir. EchteldGa naar voetnoot21 verondersteld afleiding van E.cover in de dialectische vorm kiver. De Saramakaanse vorm tjubí heeft zowel het vereiste finale accent, als de vereiste klinkercorrespondentie /u/, als een palatalisatie van de initiale medeklinker, wat wijst op een /i/-invloed. De preciese geschiedenis van dit woord kan nog niet geschetst worden, maar de Portugese afkomst schijnt toch het meest waarschijnlijk. (2) Het woord tapoe betekent zowel ‘stoppen’ als ‘op’ en is als zodanig duidelijk afgeleid van de Engelse woorden ‘stop’ en ‘top’. Het betekent echter ook ‘bedekken’. Men zou heel wel een betekenisuitbreiding kunnen veronderstellen vanuit de grondbetekenis ‘top’. In een onuitgegeven woordenboek van het ST uit 1783 bestaat er vormelijk onderscheid tussen de verba tapoe ‘stoppen’ en tapa ‘bedekken’. De onregelmatige eindklinker doet een afleiding vermoeden van P.tapar. Het woordenboek van Schumann geeft de klemtoon niet systematisch aan. Ik veronderstel dat de oorspronkelijke vorm tapá was en dat onder invloed van de meerderheid van woorden met klemtoon op de voorlaaste lettergreep de klemtoon wijzigde in tapá. Toen viel het woord onder de regel dat een woord met beklemtoonde /a/ gevolgd door een labiale consonant eindigt op /u/, tápa veranderde hierdoor in tápu en viel vormelijk samen met ‘stoppen’ en ‘op’. (3) fini ‘fijn’ kan niet zijn afgeleid van E.fine, noch van Nederlands fijn. De klankcorrespondenties zouden in dat geval gevoerd hebben tot *feni (zie feni /E.find), *fin (zie min /E.mind) ofwel, bij afleiding uit het Nederlands, tot *feini (zie feifi /N.vijf). Wel regelmatig zou zijn een afleiding uit P.fino, gegeven het feit dat de epenthetische vocaal /i/ is na beklemtoonde /i/. Ik veronderstel daarom dat een oorspronkelijke afleiding *finu de eindklinker geregulariseerd heeft tot fini. (4) djari ‘tuin’ kan niet zijn afgeleid uit E.garden. De klankcorrespondenties zouden *gari doen verwachten (zie gagu /E.gargle). Evenmin is een afleiding van E.yard mogelijk, wat nl. *jari zou opleveren (zie jari /E.yard ‘el’). Een mogelijke afkomst lijkt mij van P.jardím. In het Saramakans bestaat een tegenstelling tussen djaaí ‘ompaalde badplaats voor vrouwen in de rivier’ en djái ‘tuin’. Het eerste woord | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het woordenboek van C.L. Schumann in 1779 teruggevonden als djaralì met de betekenis ‘Garten; alles Umzäunte; Hof am Hause; der Zaun selbst’. De recente deletie van 1/r in Saramakans voert djaralì tot djaaì. De gravis duidt bij Schumann meermalen klemtoon aan, wat geïnterpreteerd moet worden als hoge toon in het Saramakaans. Dat wil zeggen dat het generieke woord djaralì in 1779 zich heeft ontwikkeld tot een sterk gespecialiseerd djaaì in het huidige Saramakaans. Het woord djái moet een leenwoord zijn uit ST djári ‘tuin’. Ik veronderstel dat een oorspronkelijk ST woord *djarí ‘tuin’ (zie nog barí /P.barríl) onder invloed van de vele woorden met accent op de voorlaatste lettergreep zich ontwikkelde tot djári. (5) pori ‘bederven’, ‘bedorven’ kan afkomstig zijn van E.spoil. Naast het Saramakanse pói (dat van ST pori is afgeleid) vindt men nog de woorden lótǝ /E.rotten en póndi (in 1779 opgegeven als pondri) dat duidelijk is afgeleid van P.podre. De hierboven voorgestelde Engelse afleiding is niet onmogelijk (cf. bori /E.boil en piki /E.speak), maar afleiding van P.podre lijkt mij evenmin uitgesloten. Het zou zeer wel zo kunnen zijn dat P.podre ‘bedorven’ en E.spoil ‘bederven’ zijn samengevallen in ST pori ‘bederven’, ‘bedorven’. Zoals hierboven uiteengezet kan van ieder adjectief een transitief en intransitief verbum worden afgeleid zonder vormverandering. Het omgekeerde is echter niet het geval. Alleen het Portugese adjectief podre kan dus tot de huidige betekenissen voeren, niet het Engelse verbum spoil. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Condities van taalveranderingHet linguistisch resultaat van taalcontact is op dit moment nog moeilijk te voorspellen. In het geval van Mbugu blijkt het contact van een Cushitische bevolking met een bantoetaal (Asu of Shambala) te resulteren in een taal die alle grammatische morfemen (inclusief de klasseprefixen, de concord prefixen, de markeerders van verbale tijden, enz) uit de bantoetaal heeft overgenomen, maar deze gebruikt bij grotendeels Cushitische wortels.Ga naar voetnoot22 In het geval van Sranan Tongo blijkt het korte contact van een grote Afrikaanse slavenmassa met een gering aantal Engelse eigenaars te resulteren in een taal met een verbluffend Engels vocabulair, maar gebed in een onengelse klankleer en syntaxis. Zonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zover te gaan als Suzanne Comhaire-Sylvain die het Haitiaans creools ‘une langue ewe à vocabulaire français’ noemde, kan men toch stellen dat het ST duidelijk on-Engelse en on-Europese trekken vertoont. De Cushiten nemen, in het geval van Mbugu, de grammatikale eigenaardigheden van de omringende bantoes over, maar klemmen zich vast aan de oorspronkelijke woordenschat, De Afrikaanse slaven, in het geval van ST, geven de eigen woordenschat op, maar behouden Afrikaanse grammatikale eigenaardigheden. Op de condities van taalverandering werd nader ingegaan door Sarah G. Thomason en Terence Kaufman in een voor zover ik weet nog ongepubliceerde paper ‘Toward an adequate definition of creolization’. De auteurs maken duidelijk dat bepaalde condities waaronder taalveranderingen plaats vinden van overheersend belang zijn: nl. de condities van handhaving en opgave van de eigen taal.Ga naar voetnoot23 Binnen deze tweedeling wordt nog onderscheid gemaakt tussen lichte, zware en extreme interferentie tussen de talen. In het geval van Mbugu trachtte de Cushitische bevolking de eigen taal te handhaven, ondanks de extreme interferentie van de omringende bantoetalen. In het geval van ST streefden de nieuw aangekomen slaven ernaar de taal van hun meesters aan te leren, gehinderd door extreme interferentie van de eigen talen. Het is duidelijk dat deze condities op hun beurt afhankelijk zullen zijn van sociale parameters, maar de studie daarvan bevindt zich nog in een beginstadium. Wel lijkt het mij mogelijk te stellen dat onder de condities van ‘language shift’ een overgang van de Afrikaanse moedertaal eerst op Pidgin Portugees en dan op Pidgin Engels niet onwaarschijnlijk is.
Rijksuniversiteit te Leiden |
|