Forum der Letteren. Jaargang 1977
(1977)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
Kritiek op kritiek: iets over Lukacs' ‘Moskouse periode’ A. MeintemaSamenvatting. - Over de waarde van het literatuurtheoretische werk van Georg Lukács wordt zeer verschillend gedacht; de waarderingen lopen uiteen van ‘onbegrijpelijke onzin’ tot ‘een der belangrijkste bijdragen tot de ontwikkeling van de hedendaagse literatuurwetenschap’. Voor één bepaald onderdeel van Lukács' oeuvre, de tijdschriftartikelen uit zijn ‘Moskouse periode’, blijkt de afkeer vrijwel algemeen te zijn; zelfs zij die verder zeer positief tegenover het werk van Lukács staan zijn over deze artikelen meestal zeer slecht te spreken. Naar de mening van de auteur is dit nogal vreemd, daar de gewraakte artikelen in wezen weinig verschillen van zijn overige werk op literatuurtheoretisch gebied. De auteur verklaart de negatieve waardering voor de Moskouse artikelen uil het feit dat bij de evaluatie ervan niet zozeer naar de inhoud als wel naar de politieke situatie waarin zij ontstonden wordt gekeken. | |
IOmdat ik al heel lang wilde weten welke essays en tijdschriftartikelen van de Hongaarse filosoof en literatuurcriticus Georg Lukács (1885- 1971) in de jaren 1933-1944 in het Russisch vertaald werden, bracht ik in september 1975 een bezoek aan de in Moskou gevestigde Leninbibliotheek. Mijn belangstelling voor de verspreiding van het Lukácsiaanse denken in die tijd onder de Russische bevolking was gewekt door Claude PrévostGa naar voetnoot1 en Helga GallasGa naar voetnoot2, die beiden Lukács' ‘Moskouse periode’Ga naar voetnoot3 als een zeer belangrijk moment in de Sovjetrussische literatuurkritiek beschouwen. Om mijn nieuwsgierigheid in dezen te bevredigen had ik natuurlijk ook een bibliografie kunnen raadplegen; maar ten eerste had ervaring mij geleerd dat bibliografieën - vooral waar het tijdschriftartikelen betreft - zelden geheel volledig zijn, en ten tweede had men mij verteld dat in de Leninbibliotheek tenminste één exemplaar van alle | |
[pagina 80]
| |
ooit in het Russisch vertaalde boeken en tijdschriftartikelen (of één exemplaar van alles wat ooit op de wereld in druk verschenen is, dat ben ik vergeten) aanwezig is. Ik was er dus zeker van dat ik in de systematische of alfabetische catalogus van de Leninbibliotheek zou kunnen vinden wat ik zocht. Het bezoek liep echter op een teleurstelling uit: omdat ik geen schriftelijke aanbeveling van een hoogleraar kon overleggen was de bibliotheek - zelfs de catalogus - voor mij verboden terrein. Twee vriendelijke bibliotheekmedewerksters (zij hadden, een interessant détail voor het verdere verloop van dit verhaal, Russische literatuur met als specialisme marxistische literatuurkritiek gestudeerd) zeiden tegen me toen ik het doel van mijn komst had uitgelegd dat het wel vervelend, maar toch weer niet zo heel erg was: immers, het werk van ‘die Lukács’ stelde zo heel veel niet voor, en in zijn tijdschriftartikelen ‘had hij nooit één enkele originele gedachte geuit’. Mijn hierboven geschetste ervaringen met Lukácscommentaren zijn illustratief voor de verdeeldheid welke onder deskundigen ten aanzien van het werk van Lukacs heerst: sommigen vinden hem niet meer dan een verkoper van in onbegrijpelijk proza verpakte onzin, een opportunist die ‘vreselijke oefeningen in partijgetrouwheid’Ga naar voetnoot4 bedrijft, een desperaat verdediger van de ‘boy meets tractor-literatuur’Ga naar voetnoot5; anderen achten zijn werk van wezenlijk belang voor de ontwikkeling van de marxistische literatuurkritiek en voor de literatuurwetenschap in het algemeen. Het komt ook voor, dat één en dezelfde criticus voor bepaalde geschriften van Lukacs grote bewondering koestert terwijl hij andere met de diepste verachting verwerpt. In zo'n geval blijkt de verachting altijd voornamelijk betrekking te hebben op de tijdschriftartikelen welke verschenen tijdens Lukács' ‘Moskouse periode’. Voor dit naar mijn mening toch wel merkwaardige verschijnsel wil ik trachten in dit artikel een verklaring te geven. | |
IIHet werk van Lukács kan op verschillende manieren benaderd, en daarom ook op verschillende gronden gewaardeerd (of niet gewaardeerd) worden. R.G. Renner waarschuwt in een onlangs verschenen studie over de aesthetische theorie van Lukács: ‘Man muss grund- | |
[pagina 81]
| |
sätzlich zwischen einer wissenschaftlichen und einer journalistischen Lukácsrezeption unterscheiden, die von unterschiedlichen Erkenntnisinteressen ausgehen, sich aber gegenseitig beeinflussen. Für beide kann gesagt werden, dass gerade die Publizität, die Lukács auf Grund der verschiedensten historischen, politischen und gesellschaftlichen Entwicklungen erlangt hat, zur methodischen und begrifflichen Differenzierung in diesen Untersuchungen nicht beitragen konnte. Eher ist das Gegenteil der Fall. Lukács wurde aus den verschiedensten Gründen für die verschiedensten Zwecke zus Gewährsmann gemacht, wobei Lukács und sein Gedankengebaude immer wieder in anderer Beziehung gesehen wurden’.Ga naar voetnoot6 Hoe waar de hierboven aangehaalde woorden ook mogen zijn, toch geven ze naar mijn idee niet duidelijk aan waar de schoen in feite wringt. Om de ‘Irrungen, Wirrungen’ rond het ‘Gedankengebaude’ van Lukács te verklaren zou ik een principiëel onderscheid willen maken niet tussen een ‘wetenschappelijke’ en een ‘journalistieke’ Lukácsreceptie, maar tussen een intrinsieke en een extrinsieke benadering van zijn werk. De intrinsieke benaderingswijze baseert zich op de inhoud van zijn geschriften op zichzelf; de extrinsieke benaderingswijze neemt de politieke constellatie waarin Lukacs leefde en werkte als uitgangspunt bij de bestudering en beoordeling van zijn werk. Naar mijn mening is vaak het doorelkaar toepassen van deze twee methoden de oorzaak van een onjuiste interpretatie van Lukács' geschriften. Het bovenstaande geldt uiteraard niet voor Lukács' politieke geschriften: de inhoud daarvan is zo verweven met de buitenwereld, dat een intrinsieke benaderingswijze nauwelijks mogelijk is. Ik zal mijn theorie adstrueren aan de hand van Lukács' werk op literatuurtheoretisch en literatuurkritisch gebied, omdat juis dit het meest vatbaar blijkt te zijn voor bovengenoemde kwaal. Alvorens hier dieper op in te gaan zal ik eerst de hoofdlijn geven van Lukács' literatuurtheorie. | |
IIILukács' exegeten larderen hun commentaren vaak met allerlei verontschuldigingen, zo in de trant van: ‘Toch is het niet eenvoudig zijn geschriften op waarde te schatten en deze te verklaren’Ga naar voetnoot7 ...‘Einen Beitrag zu einer kritisch-realistischen Interpretation des Werkes von | |
[pagina 82]
| |
Georg Lukács zu geben, ist eine (...) komplizierte Aufgabe’Ga naar voetnoot8 ...‘The task is a formidable one, by virtue of the sheer bulk and range of Lukács' work’Ga naar voetnoot9 ....Een en ander doet vermoeden dat het pad van degene die Lukács' geschriften wil begrijpen en verklaren doornig is en vol voetangels en klemmen. Geheel onjuist is dit vermoeden niet. Lukács heeft erg veel, en over de meest uiteenlopende onderwerpen, geschreven (His main interest was literature, but he was interested in everything else as wellGa naar voetnoot10); voorts is zijn schrijftrant nu niet bepaald helder en begrijpelijk te noemen. Een moeilijkheid bij het interpreteren van zijn geschriften is ook het feit dat hij - ten eerste omdat hij zo lang geleefd heeft en ten tweede omdat hij zich aan verschillende politieke régimes heeft moeten aanpassen - nogal eens van mening verandert, waardoor op sommige plaatsen in zijn oeuvre tegenstrijdigheden voorkomen. Van wezenlijk belang zijn dergelijke ommezwaaien echter alleen voor zijn politieke geschriften: tussen het propageren van de burgerlijke democratieGa naar voetnoot11 en sympathiseren met het stalinismeGa naar voetnoot12 ligt een wereld van verschil. Lukács' theorieën op het gebied van literatuurwetenschap en literatuurkritiek zijn echter in de loop van zijn lange leven opmerkelijk weinig veranderd. Men moet bedenken dat Lukács vrijwel zijn gehele leven (in elk geval vanaf 1918) de leer van het marxisme heeft aangehangen, en dat hij dientengevolge de literatuur vóór alles ziet als een product van de maatschappelijke verhoudingen waarin zij ontstaat. De marxistische leerstelling van de onderbouw die de bovenbouw beïnvloedt loopt als een rode draad door zijn literatuurtheoretisch oeuvre heen.Ga naar voetnoot13 | |
[pagina 83]
| |
Lukács' eerste werk waarvan de strekking marxistisch genoemd zou kunnen worden is het in 1915 onder invloed van de hegeliaanse aesthetische theorie geschreven ‘Die Theorie des Romans’. De roman en het klassieke epos worden hierin gehistoriseerd, beschreven als literaire genres waarvan het ontstaan gebonden is aan bepaalde historische condities. Het klassieke epos is een ‘harmonieuze, totale en gesloten kunstvorm’, die uitsluitend kon ontstaan in een kosmos waarin alles leek te behoren tot een evenwichtig systeem en waarin de mens de totaliteit van de hem omringende wereld nog kon bevatten, omdat alles wat onbegrijpelijk zou kunnen zijn terug te voeren is op de wil der goden. Het genre van de roman daarentegen is oorzakelijk verbonden met een maatschappij die door de kapitalistische bourgeoisie ontwricht is, met een maatschappij waarin de mens van zichzelf en van zijn wereld ontvreemd is. Romanhelden zijn onzeker, zij zoeken iets maar weten zelf niet wat, zij zijn niet thuis in hun wereld. Hieruit komt de melancholieke sfeer voort die kenmerkend is voor alle ‘werkelijke grote’ romans. Het bovenstaande geeft toch wel duidelijk aan, dat Lukács al in 1915 beïnvloed werd niet alleen door de hegeliaanse aesthetiek, maar ook door de literatuurtheorie die inherent is aan het marxisme. Zeer treffend is in dit verband een opmerking van Lukács zelf in het voorwoord van de in 1962 verschenen uitgave van ‘Die Theorie des Romans’: ‘Der Verfasser der “Theorie des Romans” (...) suchte eine im Wesen der ästhetischen Kategorien, im Wesen der literarischen Formen begründete, historisch fundierte allgemeine Dialektik des Genres, die eine innigere Verknüpfung von Kategorie und Geschichte anstrebt, als er sie bei Hegel selbst vorfand’. In de jaren 1933-1944 verschijnen veel publicaties van zijn hand in ‘Internationale Literatur’, een in Moskou uitgegeven Duitstalig literair tijdschrift; in 1937 verschijnt in Moskou de eerste (Russische) uitgave van ‘Der historische Roman’ De teneur van dit laatste werk is in grote lijnen dezelfde als die van ‘Die Theorie des Romans’: de historische roman kon pas ontstaan tegen de achtergrond van de napoleontische oorlogen. Daarvoor waren de mensen zich niet bewust van de rol die zij speelden in de dialectische beweging van de geschiedenis, omdat het wereldgebeuren werd bedisseld door een paar koningen en keizers, en oorlogen werden uitgevochten door huurtroepen. Pas de napoleontische oorlogen met hun mobilisatie van practisch de gehele Europese bevolking maakten de mensen attent op het feit dat er zoiets bestaat als | |
[pagina 84]
| |
geschiedenis, op het feit dat elk volk een historische achtergrond heeft. De voor 1812 verschenen historische romans zijn - volgens Lukács - niet echt ‘historisch’: in Walpole's ‘The Castle of Otranto’ bijvoorbeeld zijn alleen de kleren en de huizen van de romanfiguren aangepast aan de tijd waarin de handeling plaatsvindt; de psychologie van de helden daarentegen is geheel in overeenstemming met de tijd waarin het boek geschreven werd. Onder de in ‘Internationale Literatur’ verschenen artikelen zijn die over Balzac het meest opvallend.Ga naar voetnoot14 In ‘Erzählen oder Beschreiben?’Ga naar voetnoot15 tracht Lukács door middel van een vergelijking tussen het werk van Balzac en dat van Zola te komen tot een definitie van het ‘ware realisme’. De voornaamste opgave die aan het literaire kunstwerk gesteld dient te worden is - zo zegt Lukács - het geven van een zo waarheidsgetrouw mogelijke afspiegeling van de ‘maatschappelijke werkelijkheid’ in al haar facetten, in haar ‘totaliteit’; alleen zo kan de literatuur de bewustwording van het proletariaat helpen bevorderen. De meest geeigende methode hiertoe acht Lukács het realisme. Nu is het met dat realisme een moeilijke zaak. Een literair kunstwerk moet weliswaar een getrouwe ‘Widerspiegelung’ of ‘Nachahmung’ van de werkelijkheid zijn, maar dit wil niet zeggen dat een schrijver alleen maar op hoeft te schrijven wat hij ziet. Want een boek schrijven is niet hetzelfde als een foto maken: de copie die de schrijver maakt van de werkelijkheid verschilt in veel opzichten van het origineel. De schrijver moet ‘het essentiële’ weten te scheiden van ‘het niet-essentiele’; hij moet ‘erzahlen’ en niet zonder meer ‘beschreiben’. Zola nu is volgens Lukács een typische ‘Beschreiber’, een ‘Beobachter’. Omdat hij niet in staat is het totaalbeeld van de maatschappij waarin hij leeft te overzien kan hij absoluut niet bepalen wat wel en wat niet essentieel is voor het levenslot van zijn hoofdpersonen. Hij schrijft op goed geluk maar wat op. Als hij het bijvoorbeeld over een schouwburg heeft, komt hij met allerlei détails aandragen die voor de ‘totaliteit’ helemaal niet ter zake zijn. | |
[pagina 85]
| |
Balzac daarentegen is een ‘Erzahler’, een ‘Gestalter’; hij geeft zo'n zelfde schouwburg weer als een ‘Knotenpunkt menschlicher Bestrebungen, ein Schauplatz oder ein Schlachtfeld der kampvollen Wechselbeziehungen der Menschen zueinander’. De détails van Balzac, al zijn ze op het eerste gezicht nog zo onbenullig, zijn ‘künstlerisch notwendig’: zij dienen om het voor de totale maatschappelijke werkelijkheid specifieke aan de belevenissen van de hoofdpersonen weer te geven. Karakteristiek voor het ‘erzahlende’ realisme is het voorkomen van de ‘vermittlende Held’: door hun levensomstandigheden behoren Balzacs hoofdpersonen (bijvoorbeeld Eugène de Rastignac) altijd tot verschillende maatschappelijke groeperingen tegelijk, hetgeen - zeker als een roman slechts één hoofdfiguur heeft - noodzakelijk is voor het geven van een totaalbeeld van de maatschappij die beschreven wordt. (‘Oblomov’ van Gončarov en ‘De dode zielen’ van Gogol' worden door Lukács als mislukkingen beschouwd, omdat de schrijvers met resp. Oblomov en Cičikov een te eenzijdig beeld geven van de maatschappij, en de maatschappelijke werkelijkheid dus niet naar behoren beschrijven). Het verschil tussen het werk van Balzac en dat van Zola komt volgens Lukács voort uit het verschil tussen de maatschappelijke constellaties waarin beide schrijvers leefden (uit het het verschil in beider ‘onderbouw’ dus). Balzac is in staat de totaliteit van de maatschappij die hij beschrijft te onderkennen en weer te geven, omdat hij deze maatschappij - die van het kapitalisme en de bourgeoisie - zich heeft zien constitueren. Zola daarentegen kan, omdat hij leeft in het tijdperk van ‘der fertige Kapitalismus’, de maatschappelijke problemen welke de bourgeoisiemaatschappij aankleven niet plaatsen in een totaalbeeld, hij ondergaat ze passief, als ‘soziale Tatsachen, als Resultate, als caput mortuum einer Entwicklung’. Vandaar zijn ‘beschreibende’ en ‘beobachtende’ realisme. ‘Erzahlend’ realisme in de trant van Balzac wordt ook bedreven door de grote Russische realisten uit de negentiende eeuw. De historische conditie die een schrijver als L. Tolstoj hiertoe in staat stelt is de omstandigheid dat in Rusland de geschiedenis een andere loop heeft genomen dan in West-Europa: werd West-Europa in de zestiger en zeventiger jaren van de negentiende eeuw geheel in beslag genomen door de opkomst van de bourgeoisie, in Rusland vormde de lijfeigenschap toen het centrale maatschappelijke probleem. Tolstoj maakte, evenals Balzac, de geboorte van een nieuwe maatschappij mee. ‘Tolstoj drückt nach Lenin die Stimmung jener Millionenmasse des russischen | |
[pagina 86]
| |
Volkes aus, ‘die die Herren des gegenwärtigen Lebens schon hasst, die aber noch nicht zum bewussten, konsequenten, bis ans Ende gehenden, unversöhnlichen Kampf gegen sie geelangt ist’.Ga naar voetnoot16 Ook in de na de ‘Moskouse periode’ geschreven literatuurkritische verhandelingen houden Lukács' hierboven geschetste theorieën onveranderd stand. PuškinGa naar voetnoot17 en SolzenicynGa naar voetnoot18 behandelen in hun werk ‘het gehele complex van sociale verschijnselen’. Ook zij kunnen omdat zij in een maatschappelijke overgangsfase leven de totaliteit van hun wereld onderkennen: Pu<kin omdat hij te maken had met de nasleep van de Franse revolutie,Ga naar voetnoot19 Solzenicyn omdat hij de overgang van de stalinistische naar de poststalinistische maatschappij meemaakte. | |
IVIk kom nu toe aan het punt waar het mij in dit artikel om gaat, n.l. de kritiek op de kritiek op Lukács. Bovenstaande beknopte, maar naar mijn mening toch wel representatieve bloemlezing uit de literatuurkritische geschriften van Lukács toont aan, dat zijn opvattingen omtrent literatuur nooit wezenlijk veranderd zijn. Als het werk van Lukács op de door mij eerder aangegeven ‘intrinsieke’ manier benaderd wordt, zal op geen enkele plaats enige wezenlijke verandering in zijn stellingname ten opzichte van literatuurtheoretische problemen geconstateerd kunnen worden. De ‘onderbouw beïnvloedt bovenbouw’-theorie en de noodzaak tot een waarheidsgetrouwe weergave van de totale maatschappelijke werkelijkheid vormen de banden welke Lukács' literairtheoretisch oeuvre samenbinden tot één consistent en consequent geheel. Merkwaardigerwijze echter vinden vele onder Lukács' interpretatoren dat zijn geschriften uit de jaren 1933-1944 wezenlijk verschillen van zijn overige werk. ‘Es wird die Zeit der Sklavensprache’Ga naar voetnoot20 ...; ‘Veel hiervan (van Lukács' werk op het gebied van de aesthetiek, AM) is geschreven gedurende de stalinistische tijd en behelst daardoor veel wat | |
[pagina 87]
| |
alleen maar als rommel kan worden aangeduid. (...) In de late dertiger jaren geschreven, toen Lukács als een nauwelijks gedulde vluchteling uit Duitsland in Moskou woonde, en in verschillende tijdschriften gepubliceerd die aan propaganda onder fellow-travelers gewijd waren, verdienen deze essays niet de aandacht van wie zich ernstig bezighoudt met de Franse of Russische literatuur’,Ga naar voetnoot21 Ik ben het met een dergelijke kritiek op Lukács' literatuurkritische geschriften die ontstonden tijdens de ‘Moskouse periode’ niet eens. Natuurlijk, men kan Lukács' opvattingen op het gebied van de literatuurkritiek verwerpen; maar dan dient men ook alles aan te duiden als ‘rommel’, en niet het een wel en het ander niet. Naar mijn mening begaan commentatoren die redeneren als Raddatz en Lichtheim de fout dat zij het werk van Lukács meten met twee maten, d.w.z. dat zij de Moskouse geschriften benaderen volgens de extrinsieke methode, en de rest volgens de intrinsieke methode. Immers, wat is nu eigenlijk het wezenlijke verschil tussen ‘Die Theorie des Romans’ en ‘Erzählen oder Beschreiben’? Dat Lukács in laatstgenoemd werk wat vleiende opmerkingen maakt over Lenins inzichten op literatuurkritisch gebied? Maar dat doet hij niet alleen in zijn Moskouse tijd: in 1932, toen Lukács nog niet ‘een nauwelijks gedulde vluchteling’ in Moskou was, sprak hij zich in het artikel ‘Tendenz oder Parteilichkeit?’Ga naar voetnoot22 al op een dergelijke manier over Lenin uit. Bovendien zegt hij in 1962 (lang na zijn verblijf in Moskou en lang na de destalinisatie) dat hij juist tijdens zijn verblijf in Moskou tot een werkelijk historisch-systematische methode bij het ‘ausgraben’ en ‘weiterbilden’ van de marxistische aesthetiek kwam.Ga naar voetnoot23 Dat is dus wel iets anders dan ‘Sklavensprache’ en ‘Vreselijke oefeningen in partijgetrouwheid’! Helga Gallas gaat zelfs nog verder: zij meent dat het werk van Lukács van doorslaggevende invloed is geweest op de ontwikkeling van de Russische literatuurpolitiek in de dertiger jaren.Ga naar voetnoot24 Geheel uit de lucht gegrepen lijkt dit standpunt niet. Het in 1934 officieel tot enig toegestane literaire methode verklaarde ‘socialistisch realisme’ werd in de dertiger jaren steeds meer verbonden aan een bepaalde literaire | |
[pagina 88]
| |
voorstellingswijze, aan een bepaalde literaire techniek; in de practijk kwam dit hierop neer, dat alle literatuur die met geschreven was in de trant van het negentiende-eeuwse realisme werd afgewezen. Dit nu is geheel in overeenstemming met de artistieke ideeën van Lukács, die een hartgrondige hekel had aan alles wat ook maar enigszins van traditionele literaire vormen afweek. Hiermee is natuurlijk met gezegd dat Lukács in de dertiger jaren in dezen de trendsetter is geweest; het is echter niet zo dat Lukács tegen wil en dank, onder druk van de Russische autoriteiten, theorieën verkondigde waarmee hij het eigenlijk niet eens was. Wel is het naar mijn mening zeer waarschijnlijk dat Lukács invloed heeft gehad op de Russische literatuurpolitiek t.o.v. de Russische ‘klassieke’ schrijvers. De omstandigheid dat voor bepaalde schrijvers ( Shakespeare, Homerus) eeuwenlang, ondanks alle maatschappelijke veranderingen die zich intussen voltrekken, waardering blijft bestaan, is voor marxistische literatuurtheoretici altijd een moeilijk punt geweest: dit is immers in strijd met de doctrine van de ‘onderbouw’ die de ‘bovenbouw’ beïnvloedt. Na 1917 werden de problemen die deze doctrine schepte nog groter: de Russische revolutie had in Rusland de ‘onderbouw’ veranderd, want de dictatuur van het proletariaat was een feit geworden. Met spanning werd nu gewacht op de veranderingen in de ‘bovenbouw’ Een aantal schrijvers, onder wie Vladimir Majakovskij de meest bekende is, trok de consequenties en zette zich aan het scheppen van een nieuwe, met de nieuwe onderbouw in overeenstemming zijnde, literatuur. De Russische overheid richtte ‘werkplaatsen’ op waar arbeiders en boeren in staat werden gesteld het ‘schrijversambacht’ te leren. Kortom, ieder droeg op zijn eigen manier een steentje bij voor de nieuwe bovenbouw. De verwachte gevolgen bleven echter uit: de literaire werkplaatsen boekten weinig succes, Majakovskij's gedichten en toneelstukken kregen slechte kritieken, de lezers bleven Puškin en Tolstoj mooi vinden en de schrijvers bleven schrijven op de manier waarop ook voor de onderbouwwisseling geschreven werd. Omstreeks 1930 werd ingezien dat alle pogingen tot het construeren van een nieuwe literaire bovenbouw op een mislukking waren uitgelopen. Majakovskij pleegde zelfmoord en de literaire werkplaatsen werden opgedoekt. Wat de contemporaine literatuur betreft werd besloten dat zij vóór alles moest dienen als ‘wapen in de klassenstrijd’ en dat ‘de inhoud moest praevaleren boven de | |
[pagina 89]
| |
vorm’; de veranderingen die de nieuwe onderbouw veroorzaakte in de literatuur betroffen dus uitsluitend de inhoud, en niet de vorm. Lukács' uitspraken in het reeds eerder genoemde artikel ‘Tendenz oder Parteilichkeit?’ komen in feite op hetzelfde neer, al wordt het ook allemaal wat sierlijker gezegd: ‘(...) die richtige dialektische Abbildung und schriftstellerische Gestaltung der Wirklichkeit setzt die Parteilichkeit des Schriftstellers voraus (...) sondern Parteilichkeit für jene Klasse, die Trägerin des geschichtlichen Fortschritts in unserer Periode ist: für das Proletariat’ ... ‘denn seine ( = van de proletarischrevolutionaire schrijver, AM) Wirklichkeitsgestaltung selbst muss das Schicksal jener Forderungen, die konkret und real aus dem Klassenkampf herauswachsen, als integrierende Momente der objektiven Wirklichkeit, in ihrer Entstehung aus ihr, in ihrer Wirkung auf sie, mitenthalten, wenn er die Wirklichkeit richtig, - dialektisch - abbilden will’. Om misverstanden te voorkomen: Lukács nam niet aan dat een marxistisch schrijver uitsluitend op grond van zijn overtuiging ‘die richtige dialektische Abbildung und schriftstellerische Gestaltung der Wirklichkeit’ zou kunnen geven. In ‘Erzählen oder Beschreiben?’ beschuldigt hij de sovjetliteratuur van ‘Ersatz der Fabel durch die stofflich vollständige Beschreibung aller Dinge, die zum Thema gehören’, en uit de mond van Lukács is dat een zeer ernstig verwijt, want Zola en ‘der kleinliche Naturalismus’ worden van dezelfde fout beschuldigd). Over de Russische klassieken wordt vooralsnog gezwegen; pas na 1935 wordt ten opzichte van hen een bepaalde politiek uitgekristalliseerd. Men gaat hen beschouwen als ‘boven de klassen staande’, als mensen die door hun begaafdheid een juist inzicht hadden in de ‘objectieve werkelijkheid’. Zo beeldde Dostoevskij ‘de laagheid uit waartoe de mens kwam onder de druk van het privé-eigendom’, overigens zonder dit zelf te beseffen; met andere woorden: ‘onvergankelijke’ schrijvers als Homerus, Puškin, Tolstoj werden niet met de helm, maar met de rode muts geboren. Voor een dergelijke houding nu maakte Lukács al in 1932 (alweer in ‘Tendenz oder Parteilichkeit?’) propaganda: ‘So hebt Engels über Balzac (...) hervor, dass seine bewusste Absicht eine Verherrlichung der untergehenden Klasse des französischen ancien rëgime gewesen ist, dass er aber “gezwungen” war, gegen seine eigenen Klassensympathien und politischen Vorurteile ein richtiges und erschöpfendes Bild der Gesellschaft seiner Zeit zu geben. Seine “Tendenz” steht also in Widerspruch zu seiner Gestaltung’. Ook Balzac onderkent dus ‘malgré soi’ | |
[pagina 90]
| |
de objective, eeuwig ware werkelijkheid, waardoor zijn werk altijd belangwekkend zal zijn, hoezeer de ‘onderbouw’ waarin degenen die hem lezen zich bevinden ook moge veranderen. | |
VDe opvattingen van Lukács op literatuurtheoretisch gebied zijn in wezen nooit veranderd. Altijd - en dit geldt zowel voor zijn vroege als voor zijn latere werk - is zijn voornaamste doel geweest het verbinden van bepaalde literaire genres aan bepaalde historische condities; dit geldt ook voor zijn Moskouse artikelen. In deze laatste geschriften heeft hij enige keren een knieval gemaakt voor Stalin, dat is waar; maar moet men daarom al het in de ‘Moskouse periode’ geschrevene zonder meer als louter ‘Sklavensprache’ verwerpen? Naar mijn mening niet. Men kan Lukács' methode onzinnig vinden en nergens op gebaseerd - dat is ieders goed recht; maar in feite is de methode die in ‘Die Theorie des Romans’ wordt toegepast precies dezelfde als de methode waar Lukács in de Moskouse artikelen gebruik van maakt. Het enige verschil is dat in ‘Die Theorie des Romans’ de feiten worden gehuld in een wat waziger taal dan in de Moskouse artikelen het geval is. Eventuele onzinnigheden treden daarom in laatstgenoemde geschriften wat duidelijker naar voren. De kreet ‘And yet, alas, how general, how abstract!’ zou kunnen opgaan voor het gehele literatuurtheoretische oeuvre van Lukács - want wat houdt het nu eigenlijk in, al dat gepraat over ‘totaliteit van de maatschappelijke werkelijkheid’ en ‘objectieve werkelijkheid’? De kreet ‘Es wird die Zeit der Sklavensprache’ is echter nooit van toepassing. Lukács' critici zijn het met de dingen die hij in zijn Moskouse artikelen zegt niet eens, en met zijn overige uitspraken wel; zij trachten dit te verklaren uit het feit dat Lukács in de jaren 1933-1944 wel niet zal hebebn gemeend wat hij zei. Zij passen dus op het in deze tijd verschenen werk de extrinsieke benaderingsmethode toe, terwijl zij zijn overige werk intrinsiek benaderen. En dit is - naar mijn mening althans - de enige reden waarom ook diegenen die Lukács' oeuvre in het algemeen toch wel bewonderen zo afwijzend staan tegenover zijn ‘Moskouse periode’. |
|