Forum der Letteren. Jaargang 1969
(1969)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |||||||||
Wat is ‘wetenschap’?Inleiding1. Als men er op gaat letten in welke betekenissen, of met welke ‘betekenisonderscheidingen’, de term ‘wetenschap’ in de nederlandse taal wordt gebruikt (en mutatis mutandis geldt hetzelfde voor de termen ‘science’, ‘wissenschaft’, enz. in andere talen), en vervolgens tracht een omschrijving te geven van die onderscheiden betekenissen, en ze te herleiden tot een grondbetekenis, dan blijkt de uitvoering van dit voornemen allerminst gemakkelijk te zijn. Toch is een dergelijk onderzoek ongetwijfeld uiterst nuttig, en zelfs onmisbaar voor een wijsgerige wetenschapsleer, omdat alleen de kennis van de betekenisvariaties van de term ‘wetenschap’ de gevaren voor misverstand op dat terrein kan verminderen of wegnemen. 2. De term ‘wetenschap’ blijkt, zoals dat met zoveel andere fundamentele en vaak gebruikte termen het geval is, een ‘analoge term’ te zijn, d.w.z. een term die symbool is voor verschillende begripsinhouden, die wel min of meer van elkaar onderscheiden zijn, maar toch ook gedeeltelijk overeenstemmen, of althans op de een of ander wijze met elkaar samenhangen. De hier bedoelde ‘analogie’ kan zich in hoofdzaak op twee manieren voordoen. a. Eenzelfde term kan vooreerst staan voor meer begrippen die wel een verschillende inhoud hebben, maar toch ‘onderling analoog’ zijn (d.w.z. onderling naar hun inhoud met elkaar verwant zijn), zodat er reden is ze met dezelfde term aan te duiden. Men spreekt dan o.a. van attributie-analogie en van metaforische analogie. In het algemeen zal bij deze analogieën het gevaar voor misverstand niet erg groot zijn, omdat het onderscheid tussen de verschillende betekenissen, ondanks de onderlinge samenhang, wel voldoende duidelijk is; b.v. bij de term ‘gezond’, gebruikt als bepaling bij de substantieven ‘mens’, ‘wandeling’, ‘geneesmiddel’, ‘gelaatskleur’, enz.; of bij de term ‘bloeiend’, gebruikt bij de substantieven ‘boom’, ‘stad’, ‘gezondheid’, enz. De hier bedoelde analogieën (vooral de attributie-analogie) vinden we ook veelvuldig bij het gebruik van de termen ‘wetenschap’ en ‘wetenschappelijk’; men denke b.v. aan de betekenis van de term ‘wetenschappelijk’ in combinatie met de substantieven ‘activiteit’, ‘boek’, ‘gebouw’, ‘ambtenaar’, enz. | |||||||||
[pagina 128]
| |||||||||
b. Meer gevaar voor misverstand dreigt, als we te doen hebben met de eigenlijke analogie (of evenredigheidsanalogie). Deze is aanwezig, als de ‘analoge term’ een begripsinhoud aanduidt, die zelf ‘analoog’ is, d.w.z. een begripsinhoud die (vanwege onvolledige abstractie), met behoud van de hoofdbetekenis, nog een aantal (of onbeperkt veel) verschillende bijzondere betekenisonderscheidingen in zich bevat, en daardoor ook verschillende, nader te specificeren en te nuanceren, toepassingen toelaat. De aangeduide objecten zijn dan in verschillende graad, of op verschillende wijze, datgene wat in de begripsinhoud is vervat. Als voorbeelden zou ik willen noemen begrippen (en termen) als: zijn, goedheid, individualiteit, substantie, enz. (Daarnaast kunnen bij deze termen natuurlijk ook nog de onder a bedoelde analogieën voorkomen.) Op de eigenlijke analogie moet men ook bedacht zijn bij het gebruik van de termen ‘wetenschap’ en ‘wetenschappelijk’, zoals in het vervolg van dit artikel duidelijk zal blijken. Zo is b.v. dezelfde begripsinhoud ‘wetenschap’ (bedoeld als systeem of gebied van weten; zie hierna onder w5 en w6) op analoge (en dus enigszins verschillende) wijze aanwezig in de diverse wetenschappen of groepen van wetenschappen, meestal terminologisch onderscheiden door toevoeging van een substantief of adjectief (b.v. natuur-, cultuur- en menswetenschappen, wijsgerige en theologische wetenschappen, enz.). 3. Om een overzicht te krijgen van de verschillende betekenissen of betekenisonderscheidingen (indien er eenzelfde grondbetekenis aanwezig is) waarin een bepaalde term gebruikt wordt, moet men uitgaan van het feitelijk taalgebruik, en dan proberen de voorkomende betekenissen in groepen te verdelen, waarbij dan verder onderzocht kan worden of er eenzelfde grondbetekenis is, en, zo ja, in welke mate deze in de betekenisonderscheidingen behouden is gebleven. Het zou te ver voeren, en waarschijnlijk ook niet nuttig zijn, om dit onderzoek hier in grote lijnen te reproduceren. Ik wil hier dus volstaan met de resultaten te vermelden waartoe een dergelijk onderzoek gevoerd heeft, waarbij ik er mij volkomen van bewust ben dat men (mede op grond van afwijkende wijsgerige opvattingen over zijn en kennen) gemakkelijk van mening kan verschillen over de aard en het aantal van de gemaakte onderscheidingen. Toch meen ik dat de hiernavolgende indeling goed verantwoord is. Ik hoop dan ook dat deze bijdrage voor anderen van enig voordeel mag zijn.Ga naar eind1 4. Verdeling der stof. Om het begrip ‘weten’, dat in de verschillende begripsinhouden van ‘wetenschap’ wordt meegedacht, enigszins te analyseren, zullen we in het eerste deel van dit artikel (i) een beschouwing wijden aan ‘kennen en weten’. Vervolgens zullen we in het tweede deel (ii) spreken over de verschillende betekenissen van de term ‘wetenschap’. 5. Afkortingen. Daar in dit artikel vele malen de woorden ‘weten- | |||||||||
[pagina 129]
| |||||||||
schap’, ‘wetenschappen’, en ‘wetenschappelijk’ voorkomen, zal ik in veel gevallen, waar dit n.m.m. niet storend is, kortheidshalve gebruik maken van de afkortingen w. (eventueel ‘w.’), wn en wl.; b.v. er is mode in de w., natuurwn, wl. methodes. | |||||||||
I. Kennen en wetenDe term ‘wetenschap’ is afgeleid van de term ‘weten’, en de corresponderende begripsinhouden zijn nauw met elkaar verwant. De term ‘weten’ is een ‘analoge term’ in de verschillende betekenissen die in de Inleiding onder 2, a en b zijn uiteengezet. Hij staat dus voor een begrip dat zelf ‘analoog’ is (eigenlijke analogie) of voor min of meer verschillende begrippen die ‘onderling analoog’ zijn (meestal attributie-analogie). Kennen. Alle begripsinhouden die door de term ‘weten’ worden aangeduid, omvatten een bepaald soort kennen dat op zijn beurt weer op diverse wijze analoog is, en naar zijn inhoud (zoals dit bij veel primaire en fundamentele begrippen het geval is) moeilijk door een goede omschrijving kan bepaald worden. In ieder geval duidt de term ‘kennen’ volgens het spraakgebruik op een bepaalde psychische activiteit die in eigenlijke zin alleen voorkomt bij sensitief-levende wezens (mens of dier), en waardoor deze op een bepaalde wijze in contact kunnen treden met hun milieu. Men onderscheidt tweeërlei wijzen van kennen, nl. sensitief of zintuigelijk kennen, en intellectief of verstandelijk kennen. De eerste wijze komt voor bij dier en mens; de tweede alleen bij de mens. Het sensitief kennen voltrekt zich in en met behulp van bepaalde lichamelijke uit- en inwendige organen (gezicht, gehoor, tastzin, reuk, smaak; inwendig gevoel voor honger, pijn, welzijn, enz.), en men gebruikt dan ook wel afzonderlijke termen als: zien, horen, tasten, ruiken, proeven, voelen, enz.). Het sensitief kennen in ruimere zin omvat echter nog meer, b.v. het bewaren van sensitieve kenbeelden van vroegere waarnemingen (sensitief geheugen); het passief en actief reproduceren, combineren en verwerken van relicten van vroegere waarnemingen (fantasie of voorstellingsvermogen); het combineren en unificeren van sensitieve waarnemingen van verschillende soort (algemene zin); het waarderen van het nuttige of schadelijke (voor soort of individu) in het waargenomen object (schattingsvermogen). Het intellectief kennen komt op aarde alleen bij de mens voor. Het heeft een geheel eigen karakter, transcendeert de sensitieve kennis, en grijpt (zelfs in de zwakste vorm) op enigerlei wijze het wezenlijke in de objecten. Het omvat het vermogen tot abstraheren van het individuele en concrete, en is in staat tot oordelen en redeneren. Kortheidshalve zal ik mij tot deze beknopte omschrijving beperken. | |||||||||
[pagina 130]
| |||||||||
Kennen is dus een activiteit die zowel in de sensitieve als in de intellectieve sfeer voorkomt, maar steeds betreft ze een bepaalde communicatie met het zijnde. Men zou het ‘kennen’ kunnen omschrijven als die speciale (psychische) activiteit waardoor een (kennend) subject een bepaald (van dit subject onderscheiden of als onderscheiden beschouwd) object op een bijzondere wijze in zichzelf tegenwoordig stelt, terwijl dit object (indien het reëel is) zijn eigen realiteit onveranderd behoudt. Een andere omschrijving (volgens Aristoteles) zou zijn: die activiteit waardoor het (kennend) subject op een bepaalde wijze ‘het andere wordt’. Het kennend subject wordt door de uitoefening van de ken-activiteit immers ‘geïnformeerd’ door de ‘kenbare vorm’ van het andere, en wordt daardoor qualitatief anders. Het spreekt vanzelf dat deze vage omschrijvingen niet de waarde hebben van een strikte definitie. Zij kunnen ons alleen enigermate bevredigen, omdat wij door eigen ervaring weten wat ‘kennen’ eigenlijk is. Bij het zintuigelijke kennen heeft men te doen met een actief grijpen en bezitten van een object naar zijn sensitief-waarneembare aspecten, terwijl bij het verstandelijk kennen een object in het kennend subject aanwezig komt (en eventueel blijft) naar zijn intelligibile aspecten. Bij de mens zal het zintuigelijke kennen tegelijk ook een verstandelijke doorlichting hebben. Wanneer men de term ‘kennen’ gebruikt, bedoelt men in het algemeen niet meer dan een louter feitelijk (actueel of habitueel) grijpen of bezitten van een object naar zijn kenbare aspecten, zonder specificatie of qualificatie tot een bijzondere wijze van kennen. Een nadere specificatie vindt men wel, zoals we aanstonds zullen zien, bij het gebruik van de term ‘weten’. Overigens kan dit feitelijke ‘kennen’ (zonder nader gequalificeerd te zijn tot ‘weten’) toch wel van hogere orde zijn dan het kennend contact met de ervaarbare dingen, zoals blijken moge uit de volgende voorbeelden: de waarheid kennen, kennen van het ‘zijn’, God kennen, enz. | |||||||||
‘Weten’Weten is, zoals boven reeds gezegd is, een analoge term, die veel verschillende, maar met elkaar samenhangende, betekenissen kan hebben, welke echter altijd betrekking hebben op een wijze van ‘kennen’. Volgens de bedoeling van de taalgebruiker wordt echter meestal de term ‘weten’ gebruikt om een bijzondere wijze van ‘kennen’ aan te duiden, een ‘kennen’ met nadere qualificaties, met bijzondere eigenschappen, zoals uit het volgende moge blijken.
| |||||||||
[pagina 131]
| |||||||||
Omschrijving van het begrip ‘weten’. Na de voorafgaande analyse komt men tot de volgende omschrijving van het begrip ‘weten’, indien dit tenminste genomen wordt met de hoog-gequalificeerde inhoud: ‘Weten’ is een verstandelijk kennen van een zijnde, naar waarheid en met zekerheid, met inzicht (in wezen, grond en oorzaken), en uitgedrukt in een verstandelijk oordeel. Het ‘weten’ dat door deze omschrijving wordt geformuleerd, moet gezien worden als een ideaal dat men moet nastreven, maar dat lang niet altijd bereikt kan worden. Het is het ideaal dat Aristoteles voor ogen stond, toen hij zei (Anal. Post. 1, 2; 71b, 9-12): ‘Wij menen dan zonder meer (d.i. in eigenlijke zin) een “weten” van iets te hebben, als wij de oorzaak menen te kennen waardoor een ding is, en tegelijk weten dat het de oorzaak is en dat het niet mogelijk is dat het anders met de zaak is gesteld’. Dit ideaal van weten wordt lang niet altijd bereikt. Vooreerst zijn er diverse graden van inzicht, die eventueel achter elkaar doorlopen kunnen worden; van het weten dat er een feitelijke samenhang is, tot een volkomen inzicht in het hoe, waarom en waardoor, van deze samenhang. Het is de vraag of deze hoogste graad van inzicht, buiten de ideële of formele wetenschappen (b.v. in de wiskunde) wel ooit door de mens bereikt kan worden. Wel zullen in veel gevallen de grenzen van het inzicht verschoven kunnen worden, maar er zal meestal wel een ondoorzichtige rest overblijven, die verband houdt met onze gebrekkige kennis van het mysterie van de stof en van de mens. Vaak zal het ideaal van weten ook niet bereikt worden, doordat waarheid vermengd is met dwaling, of doordat men niet tot volledige zekerheid kan komen. Meestal zullen er allerlei twijfels overblijven die uit- | |||||||||
[pagina 132]
| |||||||||
gedrukt worden door de modaliteiten: wellicht, misschien, waarschijnlijk, en dergelijke. Soms zal men niet verder komen dan een vermoeden of subjectieve mening. Het hoog-gequalificeerde weten, dat in de omschrijving bedoeld wordt, zal meestal slechts tot stand kunnen komen door een methodisch en kritisch verantwoord onderzoek, maar dit behoeft in de omschrijving zelf niet vermeld te worden. Dit onderzoek veronderstelt steeds een zintuigelijk en verstandelijk kennisnemen van alle gegevens die omtrent het betrokken object te verkrijgen zijn (eventueel door gebruik te maken van nauwkeurige waarneming en experiment), maar het vereiste inzicht kan eerst verworven worden door een begeleidend of volgend denkproces. Opm. Ofschoon meestal beperkt tot de menselijke sfeer, wordt de term ‘weten’ ook wel eens gezegd als het gaat over het kennen van dieren, maar toch meestal slechts in die gevallen waar het gedrag dat uit hun kennen voortkomt, lijkt op gedragingen van een mens die handelt op grond van verstandelijk inzicht. We hebben dan weer een betekenisverschuiving door ‘analogie’ of een ‘analoog’ woordgebruik. Zo zegt men b.v.: de vogel ‘weet’ welke materialen geschikt zijn voor de nestbouw, de hond ‘weet’ dat zijn meester in de buurt is, de trekvogel ‘weet’ dat de winter op komst is, enz. We hebben dan te doen met een ‘anthropomorfistisch’ gebruik van de term ‘weten’. | |||||||||
II. Verschillende betekenissen van de termen ‘wetenschap’ en ‘wetenschappelijk’Grondbetekenis. Volgens het voorgaande beschouwen we als grondbetekenis van ‘weten’: een verstandelijk kennen naar waarheid en met zekerheid, en met inzicht in wezen, grond en oorzaken van het gekende object. Dit ‘weten’ wordt uitgedrukt in een verstandelijk oordeel. Zoals ook reeds is opgemerkt, formuleert deze omschrijving een ideaal dat slechts zelden bereikt wordt, maar iedere onderzoeker als nastreefwaardig doel voor ogen staat. Men tracht steeds te komen tot ware kennis, tot grotere zekerheid, en tot dieper inzicht met betrekking tot het object van wetenschappelijk onderzoek. In de hierna volgende beschouwingen zal men er telkens rekening mee moeten houden dat iedere bijzondere begripsinhoud die door de term ‘wetenschap’ wordt aangeduid, weer ‘analoog’ is in die zin, dat hij in de individuele gevallen van eenzelfde groep of soort toch weer in verschillende gradaties en nuances kan voorkomen, wat waarheid, zekerheid en inzicht betreft. Daar dit een algemene mogelijkheid is, zullen we er in de afzonderlijke gevallen niet meer over spreken. Met de hier gegeven grondbetekenis van ‘weten’ hangen diverse andere betekenissen van de termen ‘weten’, ‘wetenschap’ en ‘weten- | |||||||||
[pagina 133]
| |||||||||
schappelijk’ samen, die dan ook onderling weer min of meer met elkaar verwant zijn. Dit maakt het vaak onmogelijk om scherpe lijnen van onderscheid aan te brengen, en eenzelfde woordelijke formulering kan soms verschillende duidingen hebben, zoals nog herhaaldelijk zal blijken. Daar bepaalde verschillen van betekenis in een nieuwe context soms vervagen of geheel verdwijnen, en van de andere kant in een nieuw verband ook weer nieuwe betekenisonderscheidingen door de woordgebruiker kunnen bedoeld worden, is een volledige opsomming van alle betekenisonderscheidingen ook absoluut onmogelijk. Terwijl we ons van al deze moeilijkheden terdege bewust zijn, menen we toch dat de hierna volgende betekenissen van de term ‘wetenschap’ van elkaar onderscheiden moeten worden, waarbij we in het midden laten of een verdere onderscheiding binnen eenzelfde groep nog zinvol zou kunnen zijn. Om verwijzingen gemakkelijker te maken zullen we de besproken betekenissen aangeven met de notaties w1, w2, w3, enz., terwijl verder vaak gebruik wordt gemaakt van de boven aangegeven afkortingen w., wn., en wl. Opm. Het is moeilijk te vermijden dat in de omschrijving van de verschillende betekenissen soms weer de termen ‘weten’, ‘wetenschappelijk’, enz. expliciet gebruikt worden, terwijl de door deze termen uitgedrukte begripsinhouden natuurlijk altijd in meerdere of mindere mate impliciet in de formuleringen worden bedoeld. Voor deze moeilijkheid staat men steeds, als men fundamentele begrippen moet omschrijven. Een strikte definitie volgens genus en soortmakend verschil is bij de meest algemene (en bij de individuele) begrippen niet mogelijk, maar alleen bij de z.g. ‘tussen-begrippen’.
w1. ‘Wetenschap’ in subjectieve zin, als activiteit of vermogen van een kennend subject.
| |||||||||
[pagina 134]
| |||||||||
w2. ‘Wetenschap’ in objectieve zin. Deze betekenis is aanwezig, als men wil aanduiden wat object of resultaat is van ‘wetenschap in subjectieve zin’ (w1, a en b), dus voor datgene wat actueel of habitueel door het ‘wetend subject’ ‘geweten’ wordt (‘scientia quae scitur’: wetenschap die geweten wordt). Voorbeelden van deze betekenis: zijn w. op dit punt is zeer gering (actueel of habitueel), voor zover mijn w. reikt, w. van iets krijgen, met die w. ging hij heen, de politie heeft daar w. van gekregen, w. is geordende ervaring, enz. Opm. Wordt de term ‘wetenschap’ in objectieve zin uitgestrekt tot de resultaten die verworven zijn (of kunnen worden) door een verzameling van mensen, dan gaat de betekenis in de richting van w6 of w7.
w3. ‘Wetenschap’ als naam voor de uitoefening van het geheel van de (natuurlijke) menselijke kenactiviteiten van intellectieve en (voor zover nodig) sensitieve aard, waardoor de mensen individueel of als collectiviteit kennis met inzicht verwerven kunnen op een bepaald gebied of in het algemeen. De term ‘wetenschap’ is dan ongeveer synoniem met de uitdrukking wetenschapsbeoefening in ruime zin. Voorbeelden van dit gebruik van de term ‘wetenschap’ heeft men in gezegden als: de w. is abstract (d.w.z. de mens kan met zijn kenactiviteiten slechts bepaalde aspecten van de werkelijkheid beschouwen en nooit de totaliteit ineens omvatten), de w. is gebonden aan ethische normen, de w. is begrensd door de beperktheid van de menselijke kenvermogens, de w. onthult ons de geheimen van mens en wereld, de w. bevorderen, taak en functie van de w., de w. voert tot God, of (volgens anderen) betekent een gevaar voor de godsdienst, voor de w. leven, geloven in de w. (ook in de zin van w7), de mens kan door de w. bezeten worden, enz. In deze betekenis kan de term ‘wetenschap’ ook geplaatst worden naast en tegenover andere termen die zelf weer onderscheiden sferen van menselijke activiteit aanduiden; b.v. geloof en w., w. en kunst, w. en kultuur, w. en techniek, w. tegenover mystieke beleving of paranormale kennisverwerving, enz.
w4. ‘Wetenschap’ als naam voor de wetenschapsbeoefening in strikte zin. Deze betekenis sluit natuurlijk nauw aan bij die van w3, maar de hier bedoelde wetenschapsbeoefening is hoger gequalificeerd en moet dus | |||||||||
[pagina 135]
| |||||||||
ook voldoen aan strengere eisen. Men kan volstaan met het geven van de volgende omschrijving welke m.i. die eisen goed formuleert: ‘Wetenschap’ in de betekenis van wetenschapsbeoefening in de strikte zin, is die menselijke activiteit waardoor men op een bepaald gebied, naar de eisen van het object en op geordende, logisch-verantwoorde en kritische wijze, tracht te komen tot ware, zekere (of althans waarschijnlijke), en (voor zover mogelijk) universele uitspraken aangaande relaties, wezen, grond en oorzaken van de objecten in het betrokken gebied. Voorbeelden van deze betekenis: de w. is gebonden aan de eisen van haar object, de w. eist methodische beperking, er is mode in de w., de griekse w. was sterk theoretisch gericht, enz. Sommige uitdrukkingen zullen natuurlijk zowel in de zin van w3 als in die van w4 kunnen worden verstaan.
w5. ‘Wetenschap’ als naam voor een bepaald gebied van wetenschapsbeoefening in de strikte zin. Het gaat hier om bepaalde gebieden van weten die op doelbewuste wijze reeds bewerkt zijn en nog verder bewerkt moeten worden volgens de eisen die aan een wetenschapsbeoefening in strikte zin gesteld moeten worden, en die onder w4 zijn genoemd. Het zou te ver voeren, als we die eisen hier verder zouden willen beschouwen. Een ‘wetenschap’ in de hier bedoelde zin heeft uiteraard een sterk veranderlijk en dynamisch karakter; zij neemt toe in omvang en diepte, is onderhevig aan allerlei wijzigingen, wordt telkens opnieuw geïnterpreteerd en gezuiverd, enz. door de voortdurende activiteiten van de wetenschapsbeoefenaars. Bij het hier besproken begrip ‘wetenschap’ wordt die wetenschappelijke activiteit (w4) dan ook steeds meegedacht. Soms kan zij zelfs zo op de voorgrond staan dat de begripsinhoud van w4 wordt benaderd, b.v. als men zegt dat de natuurwetenschappen gemakkelijk leiden tot een positivistische geesteshouding; het gaat dan nl. meer om de mentaliteit van de wetenschappelijke werker in die gebieden dan om de gebieden zelf. Zulke wetenschapsgebieden hebben door de aard van hun objecten, door de strekking en methodes van het onderzoek, enz. een zekere innerlijke samenhang, en ze vertonen zodanige kenmerken dat ze gemakkelijk van andere gebieden onderscheiden kunnen worden. Zij worden dan ook aangeduid met afzonderlijke benamingen die meestal betrekking hebben op het hoofdobject van onderzoek; b.v. geologie is de w. van de aarde, biologie is de w. van de levende wezens en van de levensprocessen, enz. Vaak wordt door toevoeging van een adjectief of door een samenstelling een nadere specificatie gegeven die iets meer zegt over de aard, strekking, methodiek van de betrokken wetenschappen; b.v. theoretische naast experimentele physica, chemische biologie, biochemie, geophysica, enz. In deze betekenis laat de term ‘wetenschap’ uiteraard de meervouds- | |||||||||
[pagina 136]
| |||||||||
vorm ‘wetenschappen’ toe, en men kan ook spreken van ‘een wetenschap’ of van ‘iedere wetenschap’, indien dit nodig mocht zijn. De verzameling van ‘wetenschappen’ kan volgens bepaalde criteria verdeeld worden in verschillende groepen; b.v. in speculatieve (of theoretische) en operatieve (of practische) wetenschappen; of, volgens een ander criterium, in theologische, wijsgerige, formele en ervaringswetenschappen, waarbij de laatste groep dan weer onderverdeeld kan worden in mens-, cultuur- en natuurwetenschappen. In ieder geval is het ontoelaatbaar (ofschoon dit helaas vaak gebeurt) de omvang van de term ‘wetenschap’ te beperken tot de natuurwetenschappen.
w6. ‘Wetenschap’ als naam voor een systeem, een systematisch geordend geheel van de resultaten van wetenschapsbeoefening in de strikte zin op een bepaald gebied (w4 en w5). In deze zin genomen, kan het begrip ‘wetenschap’ omschreven worden als een (volgens een bepaalde methode) geordend en samenhangend systeem van ware (of althans waarschijnlijke) en (voor zover mogelijk) universele uitspraken aangaande relaties, wezen, grond en oorzaken van de behandelde objecten op een bepaald gebied van weten, met vermelding van de onderzoekingen en redeneringen waar die uitspraken op steunen. Het is enigszins merkwaardig dat hiermee overeenkomende omschrijvingen soms de enige zijn die van het begrip ‘wetenschap’ gegeven worden, zelfs in boeken die zich speciaal met de wijsgerige wetenschapsleer bezig houden. Zo geeft BecherGa naar eind2 alleen de volgende omschrijving: ‘Eine Wissenschaft ist ein gegenständlich geordneter Zusammenhang von Fragen, wahrscheinlichen und wahren Urteilen nebst zugehörigen und verbindenden Untersuchungen und Begründungen, die sich auf denselben Gegenstand bzw. auf dieselbe Gruppe von sachlich zusammengehörigen Gegenständen beziehen’. Ook BeysensGa naar eind3 beperkt zich tot de omschrijving van ‘wetenschap’ als ‘een systeem of aaneengeschakeld geheel van demonstraties, waardoor trapsgewijze de adaequate kennis van het behandelde voorwerp naar grond, wezen, oorzaak en doel verworven wordt’. Met het geven van louter deze omschrijving van de betekenisinhoud van een term, die zoveel andere betekenissen heeft, kan men moeilijk volstaan, maar dat het feitelijk gebeurt wijst er wel op dat men gemakkelijk aan deze éne betekenis denkt, als men over ‘wetenschap’ spreekt; waarschijnlijk, omdat men zelf op deze wijze voor het eerst expliciet met ‘wetenschap’ heeft kennisgemaakt. Het object van deze kennismaking is een systematisch geheel dat men in boeken kan vinden, of dat op een geordende wijze gedoceerd wordt. Indien men echter te veel nadruk legt op deze betekenis, wordt gemakkelijk de indruk gewekt dat de ‘wetenschap’ een statisch en objectief | |||||||||
[pagina 137]
| |||||||||
bestaan heeft onafhankelijk van de mens. Zeer ten onrechte natuurlijk, want vooreerst is ‘wetenschap’, ook in deze zin genomen, steeds het resultaat van een typisch-menselijke activiteit, maar vervolgens heeft dit resultaat alleen waarde, als het weer geestelijk eigendom wordt van mensen die de geboden stof op persoonlijke wijze verwerken, en eventueel uitbreiden of wijzigen overeenkomstig nieuw verworven inzichten. ‘Wetenschap’ als systeem in de hier bedoelde zin moet dus evolueren in nauwe aansluiting bij de ontwikkelingen en verworvenheden op het betrokken wetenschapsgebied (w5), die zelf weer resultaat zijn van de wetenschapsbeoefening in strikte zin (w4) op dit gebied. Deze wetenschappelijke activiteit is dus impliciet altijd in de wetenschap als systeem aanwezig, en zij zal bij het vermelden van de onderzoekingen, waar de feitelijke resultaten op steunen, ook expliciet aan de orde moeten komen. Het spreekt vanzelf dat de term ‘wetenschap’ in de zin van systeem ook een meervoud toelaat, op dezelfde wijze en voorzien van dezelfde namen als dit bij ‘wetenschap’ als gebied van wl. activiteit kan gebeuren (w5). Zo kan men zeggen dat er bibliotheekafdelingen zijn voor de natuurwn, taalwn, enz., of dat er cursussen zijn voor de afzonderlijke wn.
w7. ‘Wetenschap’ als verzamelnaam voor het geheel van de resultaten die door wetenschapsbeoefening (w3 of w4) verworven zijn of kunnen worden. Voorbeelden van deze betekenis: de stand der w., uitbreiding of ontwikkeling van de w., de hedendaagse w. of de toekomstige w. (ook in de zin van w3 of w4 te verstaan), de w. van de grieken (ook w4), de w. vergemakkelijkt het menselijke leven en brengt het op een hoger plan, ons lot wordt mede bepaald door de w., betekenis van de w. voor de kultuur (ook w3 of w4), enz.
w8. ‘Wetenschap’ als verzamelnaam voor het geheel of een onbepaald deel van de beoefenaars der wetenschappen (zie w5). Deze betekenis vindt men o.a. in de volgende formuleringen: de w. heeft behoefte aan vrijheid, de w. heeft een zekere verantwoordelijkheid of een taak ten opzichte van de gemeenschap, de w. zoekt naar waarheid, de w. heeft gefaald, de w. moet objectief en onbevooroordeeld zijn, de w. staat daar nog machteloos tegenover, enz. In al deze uitdrukkingen worden aan de ‘wetenschap’ qualificaties en activiteiten toegekend, die een menselijke wijze van zijn veronderstellen en dus in eigenlijke zin alleen kunnen worden toegeschreven aan de menselijke beoefenaars der wetenschappen.
w9. Ten slotte wordt de term ‘wetenschap’, en vooral de term ‘wetenschappelijk’, talloze malen gebruikt om iets aan te duiden dat op de een | |||||||||
[pagina 138]
| |||||||||
of andere wijze in verband staat met de grondbetekenis van ‘weten’ (kennen met inzicht, waarheid en zekerheid) of met datgene wat door de voorafgaande betekenissen van ‘wetenschap’ (w1-w8) wordt bedoeld, zoals moge blijken uit de volgende voorbeelden. Een wetenschappelijke denkhouding, instelling, bedoeling, aanpak, enz. past bij de grondbetekenis en bij de eisen van een onderzoek dat tot echt ‘weten’ moet voeren (w3, w4 en w5). Een wl. man is iemand die de in w1 genoemde habitus en vaardigheid bezit, of die behoort tot de beoefenaars der wn (w8). Een wl. resultaat is door wetenschapsbeoefening (w3, w4) verkregen, of behoort tot een bepaalde w. (w5, w6). Wl. middelen of instrumenten en een wl. gebouw staan ten dienste van de beoefening der w. (w3, w4). Een wl. bibliotheek bevat boeken en geschriften over de wn (w5, w6). Een wl. ambtenaar of medewerker doet aan beoefening van de w. in strikte zin (w4) en behoort tot de in w8 bedoelde groep. In al deze voorbeelden hebben we voorbeelden van attributie-analogie. | |||||||||
OpmerkingHet is uiteraard mogelijk, zoals in het vorige trouwens reeds herhaaldelijk is gebleken, dat in eenzelfde woordelijke formulering de termen ‘wetenschap’ of ‘wetenschappelijk’ in verschillende betekenissen kunnen gebruikt worden. De bedoeling van de spreker of schrijver moet dan blijken uit de samenhang waarin de woorden voorkomen. Ter verduidelijking mogen nog enkele voorbeelden volgen. ‘De w. is een aangelegenheid van iedereen’ kan o.a. betekenen dat de beoefening der w. (w3 of w4) voor iedereen mogelijk moet zijn of een taak is voor iedereen; maar ook, dat ieder mens deel heeft of moet kunnen hebben aan de resultaten der w. (w7). In de uitdrukking ‘w. en maatschappij (of samenleving)’ kan de term ‘w.’ verstaan worden in de zin van w3 of w4 (de maatschappij moet nl. de beoefening der w. mogelijk maken); volgens w7 (b.v. de aard van de maatschappij wordt voor een groot deel bepaald door de verworvenheden der w.); of volgens w8 (b.v. de beoefenaars der w. hebben een belangrijke taak in de maatschappij), enz. ‘De w. bevorderen (of vooruitbrengen)’ kan betekenen: de beoefening van de w. (w3 of w4) stimuleren; of ook: zelf meewerken aan de uitbreiding van de wl. resultaten (w5 of w7) door te behoren tot de beoefenaars der w. (w8). Als men spreekt over ‘het gevaar van de w.’ of over ‘het conflict tussen mens en w.’ kan men bedoelen dat de beoefening der w. (w3 of w4) de mens zo in beslag kan nemen dat hij geen belangstelling meer heeft voor andere (misschien hogere en belangrijkere) menselijke activi- | |||||||||
[pagina 139]
| |||||||||
teiten; maar ook dat de onontkoombare toepassingen van de wl. verworvenheden (w7) de mens in een situatie kunnen brengen die niet meer in overeenstemming is met zijn menselijke waardigheid.
Slotopmerking. Uit het in dit artikel behandelde moge duidelijk geworden zijn, dat de veel gebruikte termen ‘weten’ en ‘wetenschap’ analoge termen zijn met veel betekenissen, die wel met elkaar samenhangen, maar toch onderscheiden moeten worden, als men misverstand wil voorkomen. In bepaalde gevallen kan het voor de duidelijkheid nodig zijn dat spreker of schrijver zich van de meerzinnigheid van die termen rekenschap geeft en dan door een nadere toelichting of door de boven gebruikte omschrijvingen laat blijken welke betekenis door hem bedoeld wordt. P.H. van Laer |
|