afgesleten zin is niet bevorderlijk voor het scheppen van klaarheid van voorstelling. Men rekt het begrip mythe toch wel bijzonder uit, wanneer men er niet slechts verhalen van paradijs en aurea aetas, doch ook de idealisatie van niet-Europese mensen en volken, Indiaanse ‘goede wilden’ en Chinezen met hun natuurlijke en redelijke godsdienst, onder rekent. Mythe is immers een verhaal van gebeuren, waarbij niet het al of niet fictieve karakter, maar de eeuwigheidswaarde en de principiële herhaalbaarheid essentieel zijn. Gelijk de mythe, zo lijdt ook de ‘bon sauvage’ - de schr. bezigt bij voorkeur de Franse term - aan inflatie: de edele emir van Babylon in het verhaal van Floris ende Blancefloer, zelfs de Chinezen, nota bene, vallen er onder (34, 64-65). Afgesleten als mythe zijn bij schr. de begrippen mystiek en mysticus, kennelijk ook onder Franse invloed (98). Wanneer moderne imperialisten als Rhodes of Lyautey geloof aan eigen of nationale missie bezaten, kan men dit desnoods als religieus, liever als pseudoreligieus bestempelen; deze lieden mystici te noemen schept, althans in het Nederlands, alleen maar begripsverwarring.
Het gemak waarmee de auteur zijn passe-partouts hanteert, leidt nu licht tot onzuiverheid bij de historische uitwerking. Oudchristelijke en middeleeuwse sporen van respect voor of verering van (gewoonlijk fictieve) niet-Europeanen: de Driekoningen, de kamerling uit het Morenland, het rijk van Priester Johannes, de barmhartige emir uit Floris ende Blancefloer, worden zonder meer tot voorlopers van de utopieën der zestiende eeuw, van de idylle der goede wilden en van de idealisatie der Chinezen, welke laatste naar bekend is in de achttiende eeuw hun hoogtepunt bereikten. Aldus kan schr. (44-45) spreken van het ‘diepzinnig probleem’, waarom de Indiaan in het Europees besef voorrang kreeg boven de neger (d.w.z. de Ethiopiër) van vroeger, alsof bijvoorbeeld het ideële rijk van Priester Johannes dezelfde functie in de Europese cultuurvoorstelling had als de projectie van alle oorspronkelijk en natuurlijke deugden op de Indianen! Aan de willekeurige, bonte vermenging van ‘Turken, Perzen, Huronen, Hindous(!) en Zuidzeevolken’ (73), die de schr. de auteur der ‘Indes galantes’ van 1735 verwijt, maakt hij zichzelf op andere wijze eveneens schuldig. Hij laat zijn fantasieflitsen op een dergelijke wijze door de tijden en ruimten heenschieten, dat de als Indianen verklede Amerikanen van het Theeoproer te Boston, de verering der Russische boeren bij de Russische intellectuelen der negentiende eeuw, en het boerinnetje spelen van Marie Antoinette in Petit Trianon vervloeien (81-82) tot één groot fenomeen van ‘primitivisme’, dat volgens Seillière de wortels bevatte van de negentiende-eeuwse gerichtheid op de ‘primitieve’ sociale klassen, waarbij vervolgens Renan geciteerd
wordt, die heeft gezegd (de plaats wordt niet geannoteerd) ‘dat sociale ideeën ontbindend en cultuurvijandig werken en dat hierin een soort van eeuwige tragedie der geschiedenis ligt’. Dit is de omschrijving van Baudet, die hieraan nog de opmerking vastknoopt: ‘Het komt overeen met wat Burckhardt “das grosse durchgehende Hauptphänomen” noemt.’ Zulk een vormgeving is typerend voor Baudet: hij tovert u de citaten als kleurige ballen voor ogen en ge moet er een vastgrijpen en nauwkeurig bekijken om te weten te komen, wat hij nu eigenlijk beduidt. Wat Burckhardt met het ‘Hauptphänomen’ bedoelt, wordt pas duidelijk, als men diens Weltgeschichtliche Betrachtungen opslaat: het is de revolutionaire doorbraak van de geest door de gevestigde staatkundige, maatschappelijke en levensvormen heen, de negatie en afbraak van deze en de opbouw van een nieuwe cultuur. Niet louter primitivisme derhalve!
Deze hele passage tekent Baudets gedachtenvlucht: vol schittering, maar al te vluchtig, raak soms, en goed (bij voorbeeld over de revaluatie van de Islam in de achttiende eeuw), verrassend (bij voorbeeld bij de vergelijking van Karl May's Old Shatterhand met de ‘praktische imperialisten’ van de late negentiende eeuw), maar hoogst aanvechtbaar elders, vol innerlijke tegenspraak