Panopticum
O, toon der kultuur!
Parijs, Dec. '34. - Ik ontvang twee proefnummers van
De Nieuwe Kern, socialisties maandblad voor politiek, kultuur
en wetenschap onder redaktie van J. de Kadt en S. Tas. Er staan wellicht enige
goede - altans honorabele - beschouwingen in over het politieke gebeuren van
deze tijd, men vindt er de nodige dingen over Spanje, de Februari-dagen in
Parijs, Marx en Freud... Wat mij vooral opvalt is de lelikheid alweer van dit
soort tijdschriften. Al deze ernstige denkers en sociologen schijnen, wat de
typografiese verzorging van hun ideën betreft, altijd hopeloos overgeleverd aan
de smaak van de eerste de beste drukkersknecht; en het gekste is nog, dat
socialisten en kommunisten niet schijnen te kunnen ontsnappen aan de bourgeoise
lelikheid, want ook met weinig middelen kan men presentabeler zijn of men zou
kunnen komen tot een pittoreske en eigen lelikheid, inplaats van steeds weer
deze typiese lelikheid te vertonen van bioskoop-programma's en officiële
rapporten.
Cultuurspiegel is een rubriek die in het eerste
nummer gevuld wordt door zekere heer Carnot, in het tweede door zekere heer
Lambrechts. Onverbeterlik als ieder intellektueel, heb ik mij natuurlik direkt
op deze Cultuurspiegel geworpen. Het is een spiegel van
bescheiden afmetingen, vervormend en toch niet genoeg om een behoorlike
lachspiegel te kunnen zijn, een spiegel die slecht gefoelied moet zijn en
bovendien van minderwaardig glas. De heer Carnot is bewonderend gestemd; hij
bewondert Plivier, Malraux en Silone. Waarom? Omdat ze goede revolutieromans
hebben geschreven. Het is een reden, en zelfs een reden die wel iets met de
kultuur uitstaande heeft, in zekere zin beschouwd. De heer Carnot schrijft tot
slot ook enige opmerkingen over de stijl van de drie besproken auteurs; hij
zegt daarover wat ieder oppervlakkig opmerker zou kunnen zeggen, niets bepaald
juists of onjuists, en uit heel deze beschouwing zou geen enkele
kultuurliefhebber opmaken dat Malraux zoveel groter schrijver en stylist is dan
Silone, als... laat ons zeggen
Couperus groter schrijver en stylist is dan
Ina Boudier. Een van de grootste boeken van onze tijd
vertoont zich in deze kultuurspiegel volkomen gelijkwaardig aan een aangrijpend
boek van zeer gewoon kunstgehalte, waarbij de kultuur te kort komt, ook al was
(wat ik nog betwijfel) hun politiek belang ongeveer gelijk.
De heer
Lambrechts is zeer afbrekend en zegt boze woorden voor
Theun de Vries,
Helman,
Jef Last ‘en hun soortgenoten’, welk laatste toevoegsel in
dit verband bedenkelik vaag is. Men zou geneigd zijn hem gelijk te geven, als
men niet vreesde voor zijn positieve waarden, als men
daarvoor - ik bedoel voor het minderwaardige daarvan - niet een al te zekere
garantie vond in zijn stijl, in de