Forum. Jaargang 3(1934)– [tijdschrift] Forum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 701] [p. 701] Het tweede Lied Ik was mijzelf niet meer, zoo zeer van u doormengeld; ik kon van u niet zijn, er was geen u en mij; uw klaarte en duister waren in de lucht verstrengeld, uw lende, uw oog, uw borst, zij gloeiden aan mijn zij. Mijn voet liep dansend op het dansen van uw voeten, verwonderd hoorde ik in mijn zang uw eigen lied; ik sloot den mond wel duizendmaal om u te groeten, en riep u niet bij mij, daar gij mij nooit verliet. Ik voel mij in den slaap naar uw verlangen neigen, en wakend is mijn arm nog om uw heup geleid. Maar als gij bij mij komt, zie ik uw mond niet hijgen en ik vergeet dat gij een vrouw, en wachtend zijt dat van een dubblen kreet ontsteld, mijn droom zou breken, waaruit gij, vleesch en bloed, mij eindelijk verrijst... En toen ik hongrend uit mijn vlucht ben neergestreken, waart gij, van talmen moe, ach, naar welk land verreisd? R. Herreman Vorige Volgende