Schildersintelligentie
Een kunstenaar bij wie de intelligentie geen daadwerkelijke rol speelt
in de exteriorisatie zijner persoonlijkheid, is onbestaanbaar. De bijdrage der
intelligentie, ik bepaal mij tot die van den beeldenden kunstenaar, kan
verschillen naar gelang van de persoonlijkheid, zoowel van aard als van
gehalte.
Zij kan zich bepalen tot een selectieve functie, dus tot het
vaststellen van het te schilderen onderwerp; dit niet in oppervlakkigen zin,
het onderwerp beschouwend als een schilderachtig stilleven, een landschap, een
liggend of staand naakt, of ook wel eens een portret. Hier heeft de bepalende
beperking een materieel en uitsluitend schilderkunstig karakter, hetwelk
ontstaat, wanneer de schilder alleenlijk door de kleur en de ‘belle matière’
tot naschilderen wordt aangezet. De selectie welke de intelligentie uitoefent,
is meer op te vatten als een resulteerend formuleeren van het thema. Hiermede
toont de kunstenaar wat het meest eigen aan zijn persoonlijkheid is.
Uit zijn keuze, welke keuze ook een drang is, zich te beperken tot het
portret, bewijst de schilder dat hij tot de intelligenten onder de broeders
behoort. Het psychologisch apport in het geschilderd portret is moeilijk alleen
een zuiver schilderkunstige eigenschap te noemen. Het psychologische portret
beweegt zich op het grensgebied tusschen schilderkunst en literatuur. De
geestelijke voorarbeid heeft men niet gelijk te stellen met die van een
wetenschappelijk psycholoog, maar eerder met een voortdurend waaksche staat der
intelligentie, welke gedurende de gansche existentie der persoonlijkheid
werkzaam is.
Tegenovergesteld aan het actief karakter der intelligentie welke in
dienst der wetenschap staat, heeft de intelligente waakschheid van den
psychologischen portrettist, eerder een receptieven aard. Een steeds, naar alle
zijden zijn voelhoorns uitstekende intuïtie, beveelt hier de intelligentie een
negatieve houding aan te nemen. De intelligentie immers, bevrijdt zich niet in
zichzelve, maar is een