gehad. Als men
die stem leert verstaan, dan bemerkt men ook dat het onverwachte toch gebeuren
kan en dat men in een intellectueele constructie als deze groteske is, een, zij
het dan ook bittere, ontroering kan vinden. Hart en verstand zijn niet zóó
onherroepelijk gescheiden als de teeder-al-te-teederen, die pro domo pleiten,
ons trachten te doen gelooven. Meer dan in zijn poëzie, welke zich jammer
genoeg te zelden van de theorie bevrijdt, is de mensch Van Ostayen met zijn
nerveuze prikkelbaarheid, zijn kritische drift, zijn spot, zijn afschuw van de
mooipraters; met zijn tics, zijn manieën en met zijn plotselinge vlagen van
echte, levende warmte, ons in dit boekje nabij. Het is bovendien in zijn vrij
gecompliceerd ensemble een merkwaardig verschijnsel, dat de moeite van het
bestudeeren dubbel en dwars loont en dat daarenboven alle eigenschappen bezit
om in Nederland en België door de zetelende kritiek misverstaan en misprezen te
worden. Daardoor alléén reeds krijgt het recht op onze genegenheid. Het lijkt
mij toe, dat vooral het gebrek aan een rechtzinnige moraal, van een moraal in
het algemeen, en de afwezigheid van een dierbaar woord van hart tot hart, sterk
zullen worden gevoeld. Wij weten het allen: zonder de Halfzachtheid geen
Heil....
Ook
Georges Vriamont behoort tot het propere Vlaanderen, het
Vlaanderen van hen, die hun geluk en hun ideaal ergens anders zoeken dan in een
overladen maag en den beangstigend daverenden lach der armen van geest, dewelke
misschien zalig, maar heel zeker volkomen onbelangrijk zijn. Zijn
gecomprimeerde roman ‘
De Exploten van Tabarijn’ deed eerst, in een geringe
oplage, de ronde onder de ingewijden, die er een innig genoegen aan beleefden.
Thans laat Stols te Maastricht een gewone uitgave het licht zien. Een oogenblik
heb ik gemeend, dat tusschen
Van Ostayen en Vriamont een vergelijking mogelijk was. Maar
bij herlezing zie ik de nutteloosheid, zoo niet de onmogelijkheid, daarvan in.
Ook bij Vriamont ontdekt men, met goeden wil, een tikje ironie, maar o zoo
weinig; ook bij hem zien wij een spel, maar een spel met andere regels en een
gehéél anderen inzet Terwijl Paul van Ostayen in