't Fonteintje. Jaargang 3(1924)– [tijdschrift] Fonteintje, 't– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 177] [p. 177] Firmin van Hecke: Uit ‘In memoriam G.H. Bruinsma’. II. De ontvatbre tijd, de onzichtbre lucht En de geheime vlucht Van 't dieper zelf en onbewuste wezen, 't Verleden en de toekomst, en de zucht En vreeze voor den dood, De soms zoo radelooze nood Om een ziel uit het stof verrezen: 't Is alles klaarder thans, om u die vrijer zijt, Gij die u vrij vocht wijl gebonden nog aan tijd. [pagina 178] [p. 178] VIII. Het stappen der gezellige uren Glijdt klankloos tusschen 's levens muren Doch traagzaam in droeve eenzaamheid Slepen de hielen van den tijd; Wat baat het al, geen werd geboren Die ooit heeft de eigen weg verkoren; En om ons slingert voort de tijd Op de effen maat der eeuwigheid. [pagina 179] [p. 179] IX. Terwijl de lucht nog zangrig is van 't tampen Der klokken van 't verdronken zieleland Waarover elke dag herinneringen spant Van kort geluk tusschen herhaalde rampen; Terwijl de nacht, soms klaar van oude lampen Nog mijn verlangen naar den overkant Lokt van 't geloof, stierft gij gerust, bestand Tegen 't gebrom des doods door de aardsche dampen. Ook mijne boot zal eindigen op den stroom Die noch begin noch einde heeft, en loom Gestrand, rusten tusschen het roerloos riet, Voor eeuwig stil langs een verlaten zoom Terwijl vergetelheid haar bleeken doom Uitsluiert over mij, vergaande in 't niet. [pagina 180] [p. 180] X. Wellicht ben ik het dichtst bij U wanneer Ik kalm, in eindlooze gelatenheid Mijn innigste gevoel niet meer vertolk, En doelloos over de oppervlakte van De stilte heenzeil en geen einder zie: Een stonde wentlen dan der wereld leed, Haar angst en ook haar oogenblikken heil Zoo snel dat alles wordt eenvoudig licht, Het licht verwekt door de oogen van wie eens Belangloos hebben 't leven liefgehad En thans, onzichtbaar, zien, wat zij graag zien. Vorige Volgende