Mr C.H.
DE dag dat de engels aan 't muiten zijn geslagen, zweefde de ziel van Mr C.H., voorzichtigheidshalve, langs den rand van het paradijs, tusschen de tamme en de giftige kruiden in. Dusdoende heeft zij haar deel gehad in de zaligmakende hoop des onbesuisden oproers, en het schouwspel bijgewoond, (en goedgekeurd), der triomfantelijke contra-revolutie, die met ijzeren vuist de belhamels over boord wipte.
Uit dit alles heeft Mr C.H. de qualiteit behouden, eigen aan de menschen die onder twee regimes hebben geleefd, open oog en oor hebben, maar de geestdrift missen die nieuwe waarden schept en bergen verzet, zulke menschen zijn wandelende pro-en-contra brochures, geschreven tot matiging eener al te luidruchtige jeugd.
Onder deze ietwat losse schare heeft Mr C.H. zijn bescheiden plaats. Hij droomt er van Klondijk'sche schatten, zoekt naar de motieven die den voortvluchtigen ontrouwen kassier hebben gedreven, en verdedigt het herinvoeren der guillotien. In zijn binnenste leveren de dief en de gendarm slag. En bij dit spel weet hij ten slotte zelf niet meer, wie van beiden zijn sympathie zal weghalen.
Elkeen heeft zijn tragedie.