't Fonteintje. Jaargang 2
(1922-1923)– [tijdschrift] Fonteintje, 't– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
En gansch de zon die brandt.
En witte umbelifeeren
die benglend op de hand
hun schaduwen doen keeren.
Ik floot een zacht lawijd
op een gespleten blaere:
Het was een schoone tijd,
mijn hart kan niet bedaren.
| |
II.Het leven heeft mij aan den arm genomen,
en gaf me mijnen naam,
opdat ik zingen zou onder de boomen
en uit het raam.
Opdat geen wind verwaaien zou
boven de stad,
die niet zijn luistervink en zijn
bewonderaar had.
Opdat ik iedren dag zou huldigen
onder God's gewelf,
en zijn rythme vermenigvuldigen
met me zelf.
| |
[pagina 6]
| |
III.Droomde ik niet eens van alle malkontenten,
hoe zij, hun bagno beu, zijn opgestaan?
Niet om de brave zielen in te prenten
al 't schroomlijk leed der menscheid aangedaan,
maar langs de donkre havens en de dijken,
met pieken en bombarden en lawijd,
uit al de Hanse-steden en de koninkrijken:
de honger en de tegenstrijdigheid,
de geesten die verrijzen uit de dampen,
de drenkeling met wier en lisch in zijnen baard,
tot zelfs de kromgekrulde hippocampen,
die droomen koestren van een edel paard...
Bij 't zien van dezen drom, mocht ik, o Haat!
uw aandeel bij de schepping voelen,
waar gij, als een matrijs, tot wil en waarheid slaat
de duizend vormen die rond ons krioelen!
| |
IV.De wereld is een fluit met zooveel duizend monden.
En elkeen blaast zijn lied. En 't maakt een droef geluid
waarin ik niets van eigen klank heb weergevonden.
| |
[pagina 7]
| |
En gij? Misschien hebt ge ook getikt aan meenge ruit
en werd ge als ik weer feestlijk wandelen gezonden!
Nochtans: Ik heb gedroomd, gehoopt;
en ik droeg boete.
'k Zag de Alpen, Vlaanderen en Straatsburg
aan den Rijn.
Ik heb bemind. Ik sloeg den trommel in veel stoeten.
Ik pluisde in boeken die vol oude wijsheid zijn.
Ik heb gezocht, als 't kan, met handen en met voeten.
En 't slot? Ik hield daaruit als onontvreemdbaar deel,
den troost van 't eigen lied, wanneer ik stil gezeten,
des avonds op den hoogen berm een wijsje speel,
niet voor 't heelal en de eeuwigheid,
maar slechts voor 't heden.
Dat maakt me een blijde dag te meer. En dat is veel.
|
|