Folium Librorum Vitae Deditum. Jaargang 3
(1953)– [tijdschrift] Folium– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Portretten van bibliophielen V
| |
[pagina 39]
| |
zij René van Anjou, ‘le Roi René’, de bekende kunstzinnige koning van Provence, tot haar erfgenaam benoemd had. Tegen hem zette Alfonso de strijd nu voort en na allerlei wederwaardigheden (o.a. werd Alfonso door de Genuezen gevangen genomen en uitgeleverd aan de Hertog van Milaan), deed hij in 1443 opnieuw zijn intrede in Napels, ditmaal voor goed. Alfonso was een van de schitterendste en prachtlievendste vorsten van zijn tijd. Italië met zijn talrijke monumenten uit de oudheid had hem blijkbaar zo getroffen, dat hij zijn vaderland vergat en zijn Spaanse koninkrijken aan zijn broeder overliet. De diepe indruk, die de oudheid op hem maakte, bleek al uit zijn triomftocht in antieke stijl in 1443, toen hij op een gouden wagen de stad binnenreed, en uit de triomfboog, aangebracht in het Castel Nuovo, die hier nog steeds aan herinnert. Ziehier de karakteristiek, die Burckhardt geeft van deze merkwaardige vorst: ‘schitterend in zijn levenshouding, zonder vrees te midden van zijn volk, mild en grootmoedig jegens zijn vijanden, bescheiden hoewel zich terdege bewust tot een echt koninklijke familie te behoren, van buitengewone minzaamheid in de omgang’Ga naar eindnoot3). Alfonso was de gulste gastheer van zijn tijd. Helaas had deze medaille zijn keerzijde: de koning had zeer veel geld nodig en was weinig kieskeurig in de keuze van de middelen om de kosten van zijn verkwistende levensstaat op zijn onderdanen te verhalen. 't Meest kenmerkt Alfonso zijn grote liefde voor de bonae litterae. Voortdurend zocht hij relaties met geleerden, die hij aan zijn hof trachtte te binden. Talrijke Griekse teksten liet hij in het Latijn vertalen en de vertalers schonk hij rijkelijke beloningen. Zelf was hij een ijverig lezer en men zegt, dat hij Livius en Seneca, maar ook de Bijbel vrijwel uit zijn hoofd kende. Een dag, waarop hij niet minstens een uur aan lezen besteed had, beschouwde hij als verloren. Altijd had hij boeken bij zich, ook op zijn vele veldtochten. ‘Boeken zijn de beste raadgevers’, zei hij eens, ‘want hun raadgevingen worden noch door vrees, noch door vleierij ingegeven.’ 't Liefst zat hij in zijn bibliotheek in het Castel Nuovo met het mooie uitzicht op de zee te midden van geleerden, die discuteerden over ingewikkelde problemen zoals de triniteit. De lectuur van Livius verschafte hem, volgens zijn eigen verklaring, meer genot dan het schoonste concert. Hoezeer hij de Romeinse geschiedschrijvers vereerde, bleek toen er door de Venetianen een gebeente opgegraven was, waarvan men meende, dat het van Livius was. Alfonso rustte niet alvorens hij een bot in zijn bezit | |
[pagina 40]
| |
gekregen had, dat hij als een reliquie vereerde. Het is niet te verwonderen, dat de bibliotheek van deze gepassionneerde boekenliefhebber een van de rijkste van Italië was. Alfonso's embleem was dan ook een open boek. Ieder boek, zelfs het gewoonste, was hem meer waard dan een kostbare diamant. Zijn soldaten kenden zijn hartstocht en wisten, dat zij op een beloning konden rekenen, als zij de boeken, die hun bij het plunderen van steden en kastelen in handen gevallen waren, aan de koning brachten. Eens zond Cosimo de Medici, zijn doodsvijand, hem een prachtig handschrift van de zo vereerde Livius. Alfonso's lijfartsen wilden verhinderen, dat de Koning het boek aanraakte, omdat zij bang waren voor vergif. Alfonso stoorde zich echter niet aan hun raadgevingen en ging terstond het boek lezen. Zijn grootste gunsteling was zijn bibliothecaris, Antonio Beccadelli van Palermo, (Antonius Panormita), die zijn leven beschreven heeftGa naar eindnoot4). Dikwijls trok Antonio er op uit om handschriften te kopen voor zijn meester. Er is een briefje bewaard, waarin hij er bij Alfonso op aandringt een bepaald handschrift te kopen, hoewel het bekend was, dat het gestolen was, nog wel uit een van 's konings abdijen. ‘Maar,’ voegde Antonio er aan toe, ‘als Alfonso het niet koopt, zal het ongetwijfeld naar het buitenland gaan.’ De koning kocht het! Behalve Vespasiano da Bistici bezorgde ook Aurispa vele handschriften aan Alfonso. De koning was er steeds op uit om de beste calligrafen, Florentijnen, Fransen en Duitsers, naar Napels te halen en voor hem te laten werken. Toen Alfonso in 1458 stierf, werd zijn opvolger zijn natuurlijke zoon Ferdinand I, wiens moeder, naar men zegt, een Marraanse (d.w.z. een gedoopte Jodin) was. De zoon had niets van de grootmoedigheid van zijn vader. Of het kwam door zijn duistere afkomst dan wel door de voortdurende opstanden van de Napolitaanse baronnen, waaronder zijn naaste familileden waren, zeker is, dat Ferdinand een somber en verbitterd man was, een van de wreedste en bloeddorstigste vorsten, die Italië gekend heeftGa naar eindnoot5). Van hem wordt verteld, dat hij de lijken van zijn vermoorde vijanden liet balsemen en deze lugubere collectie in zijn paleis bewaarde. Maar één eigenschap had Ferdinand althans van zijn vader geërfd: ook hij was een vurig bibliophiel; zó zelfs, dat hij vazallen, die rijke bibliotheken bezaten, liet vermoorden om in het bezit van hun boeken te komen. Veel belangstelling toonde hij ook voor de inmiddels in zwang gekomen boekdrukkunst. Een boekdrukker uit Straatsburg, Sextus Riesinger, liet hij naar Na- | |
[pagina 41]
| |
pels komen en schonk hem als beloning een bisdom. De beide opvolgers van Ferdinand, zijn zoon Alfonso II en zijn kleinzoon Ferdinand II, regeerden beide slechts een jaar. In 1495 viel Karel VIII van Frankrijk, de erfgenaam van de Anjou's, het koninkrijk binnen en veroverde Napels. Ferdinand II vluchtte naar Sicilië. ‘Jamais homme cruel ne fut hardi’, getuigt de geschiedschrijver Commines van hem. De Fransen moesten spoedig het veld ruimen, maar niet zonder een rijke buit mee te nemen, waaronder 1100 boeken. Weer kwam een Arragon op de troon van Napels, Ferdinand III, zoon van Ferdinand II. Deze werd aanvankelijk gesteund door de Spaanse Koning, Ferdinand de Katholieke, maar toen laatstgenoemde zich in het geheim met Frankrijk verbonden had, kon de Napolitaanse koning zich niet handhaven en moest vluchten. Kort daarna stierf hij in Tours in ballingschap. Al spoedig kregen de beide bondgenoten Arragon en Frankrijk ongenoegen. In 1503 werd Ferdinand de Katholieke koning van Napels en in 1538 bij de vrede van Kamerijk werd dit koninkrijk definitief toegewezen aan Ferdinands kleinzoon Karel V. Tot 1735 zou Napels in handen van de Habsburgers blijven. Wat is er met de bibliotheek van de koningen van Napels uit het huis Arragon gebeurd? Een gedeelte ervan was, zoals wij zagen, door Karel VIII geroofd en een ander gedeelte werd door de laatste koning Ferdinand III medegenomen in zijn ballingschap en verkocht aan een vermaard Frans bibliophiel, kardinaal George d'Amboise, aartsbisschop van Rouen. Deze prelaat was een van de figuren, die er veel toe bijgedragen heeft om de intocht van de Renaissance in Frankrijk te bevorderen. Boeken uit Italië hebben daarbij een grote rol gespeeld. De kardinaal bewaarde zijn kostbare bibliotheek in het door hem gebouwde Renaissance-slot van Gaillon en vermaakte ze na zijn dood in 1509 aan zijn opvolger, die er slecht op paste. Een groot gedeelte van deze boekerij kwam later in het bezit van de Franse koningen. Zo zijn dus veel boeken van de Napolitaanse bibliotheek naar Frankrijk verhuisd en, na deel uitgemaakt te hebben van de koninklijke bibliotheken van Blois en Fontainebleau, gevoegd bij het Cabinet du Roi in het Louvre. Thans berusten zij in de Bibliothèque Nationale. Een ander gedeelte werd door de laatste afstammeling van de Napolitaanse Arragonezen vermaakt aan een klooster in Valencia en wordt thans bewaard in de Universiteitsbibliotheek van deze stad. Door de talrijke lotswisselingen, waar deze boekerij aan bloot | |
[pagina 42]
| |
gestaan heeft, zijn er echter vele boeken aan het zwerven geraakt en dientengevolge kan men de schatten van Alfonso en zijn opvolgers thans aantreffen in vele bibliotheken over de gehele wereld verspreid. In ons land bezit Leiden twee handschriften van deze herkomst. De geschiedenis van deze wijd en zijd verstrooide bibliotheek, waarmede verschillende geleerden zich reeds bezig gehouden hebbenGa naar eindnoot6), vormt het levenswerk van de bekende Italiaanse bibliograaf Tammaro de Marinis. Sinds 45 jaren houdt deze geleerde, die indertijd in Florence een vermaard antiquariaat dreef, zich met dit onderwerp bezig en de resultaten van zijn studie heeft hij neergelegd in het grote prachtwerk getiteld La Biblioteca Napolitana dei Re d'Aragona, dat sinds 1947 bij Hoepli in Milaan verschijnt. Door onvermoeid zoeken is het De Marinis gelukt een groot aantal handschriften op te sporen, die tot deze bibliotheek behoord hebben. Vele van deze manuscripten zijn te herkennen aan de koninklijke wapens, die de miniaturisten er in aangebracht hebben. Er zijn ook andere hulpmiddelen om de handschriften, de miniaturen en de banden te identificeren, o.a. verschillende oude inventarissen, waarvan de uitvoerigste is een acte opgemaakt in 1481, waarin Ferdinand I zijn gehele bibliotheek in pand geeft aan de Florentijnse koopman Battista PandolfiniGa naar eindnoot7). De koning had toen nl. veel geld nodig om oorlog te voeren tegen de Turken, die zijn rijk binnengevallen waren. Van de door hem gevonden handschriften heeft De Marinis in het tweede deel van zijn werk een uitvoerige catalogus samengesteld, terwijl het derde en het vierde deel bestaan uit voortreffelijke reproducties van de handschriften, de miniaturen, de banden, enz. Het eerste deel, dat dezer dagen verschenen is, is gewijd aan de geschiedenis van de bibliotheek en bevat alle bijzonderheden over de copiïsten, de miniaturisten, de boekbinders en de bibliothecarissen, die voor de koningen van Arragon gewerkt hebben. Al dit materiaal is geput uit de rekeningen van de Arragonese kanselarij in de staatsarchieven van Napels. Deze gegevens zijn des te kostbaarder, omdat deze archieven, die zoveel oorlogen en revoluties overleefd hadden, in de tweede wereldoorlog door de Duitsers in brand gestoken en geheel vernietigd zijn. Wat is nu het belang van deze handschriften, zoals deze thans door de goede zorgen van De Marinis zijn beschreven en afgebeeld? Dank zij dit grote werk kunnen wij ons een voorstelling vormen van de luister van deze waarlijk vorstelijke bibliotheek. | |
[pagina 43]
| |
Wat de inhoud betreft vormen verschillende van deze handschriften belangrijke schakels in onze kennis van de teksten der klassieke auteurs. Naar het uiterlijk worden wij getroffen door de schone vorm, die de Renaissance aan het geschreven boek geschonken heeft en die in zo menig opzicht b.v. door het lettertype en de bladverdeling, een beslissende invloed gehad heeft op de vorm van het moderne, gedrukte boek. De versieringen, de miniaturen, de portretten en andere illustraties zijn hoogst belangrijk voor de kunstgeschiedenis, als men ze in verband brengt met de schilderkunst van die dagen. Ook de boekbanden, waarvan er helaas slechts weinige bewaard zijn (vele boeken zijn door de Franse koningen overgebonden), zijn van bijzondere betekenis. Door de onderzoekingen van Gottlieb en Goldschmidt is gebleken, dat de techniek van het versieren en het vergulden, zoals deze uit Italië naar Frankrijk gekomen is omstreeks 1500, niet zoals men vroeger meende, uit Venetië afkomstig is en Oosterse voorbeelden volgt, maar uit Napels en wellicht onder Spaanse invloed ontstaan is. De bibliophielen van nu mogen De Marinis dankbaar zijn, dat hij, door zijn prachtige studie ten koste van grote opofferingen in een waarlijk vorstelijk gewaad te steken, een boek geschapen heeft, dat de bibliotheek van koning Alfonso de Grootmoedige geheel waardig is.
H. de la Fontaine Verwey. |
|