Folium Librorum Vitae Deditum. Jaargang 2
(1952)– [tijdschrift] Folium– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |
BoekbesprekingenNieuwe Engelse boekenDe tweede helft van 1952 bracht uit Engeland een rijke oogst voor allen, die aan het leven van het boek willen deelnemen. Wij stellen twee werken voorop, die elk op zijn manier tot het belangrijkste behoren, wat op ons terrein in de laatste jaren verschenen is. H.S. Bennett schreef English Books and Readers 1475 to 1557.Ga naar voetnoot1) In zijn dubbele beperking doet de titel niet bijzonder aantrekkelijk aan. Van hoe weinigen - zeer zeker op het continent - kan men belangstelling verwachten voor het Engelse boek in de 15e en 16e eeuw? In waarheid verbergt zich achter deze titel de cultuurgeschiedenis van driekwart eeuw: de geschiedenis der Engelse beschaving in de tijd van Morus en Fisher en van Barclay, de ‘Tudor Poets’ etc. Het is duidelijk, dat het schrijven van dit boek slechts mogelijk werd gemaakt door het verschijnen van de Short-title Catalogue en door de voorarbeid van verschillende bibliographen, die zich de moeite hebben getroost het materiaal, dat de Short-title Catalogue bevat, te rangschikken naar tijdsorde en naar de drukkers. Uitgerust met deze werktuigen en steunend op zeer grondige kennis der boekproductie uit de behandelde periode kon Bennett aan het werk gaan. Hij deed dit in twee richtingen. De eerste is van meer algemene aard en zal daardoor allicht bredere belangstelling vinden. De resultaten van de tweede onderzoeking richten zich meer tot de specialist. De verandering in de structuur van het geestelijke leven, die teweeg gebracht werd door de uitvinding der boekdrukkunst, is in haar omvang en uitwerking niet meer te schatten. Wij zijn niet meer in staat ons de volkomen nieuwe situatie en al haar kanten voor te stellen, waarvoor de ondernemers zich geplaatst vonden, die als eersten gedrukte boeken de wereld inzonden. Lezerskring en oplage, literair aanbod, concurrentie en marktschommelingen en de gehele op deze en dergelijke factoren gebaseerde calculatie in het uitgevers- en - afhankelijk hiervan - in het druk- | |
[pagina 179]
| |
kersbedrijf, zijn heden vraagstukken die reeds lang in grote trekken hun oplossing gevonden hebben en die dan ook alleen nog in de meer bijkomstige bijzonderheden van het enkele geval moeilijkheden kunnen opleveren. De drukker van 1475 moet worden beschouwd als een soort tovenaar: voordien was een boek iets, dat van begin tot eind met de hand werd gemaakt; overeenkomstig hiermee werd de aanmaak-kwantiteit zo goed als uitsluitend door de vraag bepaald. De drukker echter kon plotseling het hele land overstelpen met duizenden van exemplaren van hetzelfde werk. Hij stond voor zijn taak zonder ooit iets gehoord te hebben van marktanalyse en lezers-enquêten, van auteurshonoraria, van papierconventies en drukkerstarieven. Bijna niets hielp hem bij de beantwoording der zo eenvoudige vragen: hoeveel mensen zullen dit boek willen lezen en - om dit te bereiken - bereid zijn hoeveel ervoor te betalen? Lezers waren gewend handschriften op hun standplaats in te zien of op vaak zeer omslachtige wijze te lenen. Zouden zij nu bereid zijn iets heel nieuws te doen: een gedrukt boek te kopen? Met opzet hebben wij de problemen, die zich bij het onderzoek van de meer algemene aspecten der drukgeschiedenis voordoen, enigszins gepopulariseerd. Au fond zijn het deze vragen, die Bennett opnieuw stelt en retrospectief tot oplossing tracht te brengen. In zeer gedetailleerde onderzoekingen doorloopt hij de literatuur der besproken periode naar vakgroepen (b.v. polemical works, legal works, herbals, rules of health, manuals for farmers, prognostications, chronicles, ballads, classical literature, translations). Hij bespreekt de handelstechnieken en de economische mogelijkheden der drukker-uitgevers en ook die der schrijvers, waarbij hij waardevol materiaal put uit de opdrachten of voorredenen der oude drukken. De grote betekenis van Bennett's werk kunnen wij in Nederland beter beseffen, als wij ons voorstellen, welk materiaal voor de cultuurgeschiedenis en voornamelijk voor de literaire cultuurgeschiedenis wij zouden bezitten, indien iemand het ondernam de gegevens, die de catalogi van Campbell en van Nijhoff-Kronenberg beschikbaar stellen, grondig te analyseren en uit deze analyse voor ons het literaire, literair-economische en literair-technische beeld der 15e en 16e eeuw op te bouwen. Dit namelijk is wat Bennett voor Engeland ondernomen heeft. De resultaten zijn dan ook bijzonder belangrijk en geenszins alleen voor Engeland. | |
[pagina 180]
| |
Niet minder zijn dit de uitkomsten van Bennet's tweede onderzoek, dat betrekking heeft op de meer technische zijde van het drukkersvak. Na vergelijkende beschouwingen over de werzaamheden der vroege Engelse drukkers (Caxton en zijn tijdgenoten, de Worde en Pynson, etc.) gaat Bennett in op alle drukkerswerkzaamheden, die toen in aanmerking kwamen en op de ermee verbonden moeilijkheden: het verkrijgen der copy en het maken van een zo foutloos mogelijk zetsel; de problemen van colophon en titelpagina, van proefvellen en correctie, etc. Bennett verzamelde interessante gegevens over de grootte der oplagen en vooral over de prijzen der boeken, over rivaliteit tussen de drukkers en over hun verhouding tot de boekhandel. In de drukgeschiedenis geïnteresseerden zullen een toegift dankbaar aanvaarden: op 37 bladzijden geeft Bennett de volledige lijst der drukken van Wynkyn de Worde: meer dan 800 uitgaven, waarvan ongeveer 250 aan de in de Short-title Catalogue genoemde titels konden worden toegevoegd. Een tweede toegift is geschikt de intensiteit der internationale literaire betrekkingen in de eerste eeuw der drukkunst duidelijker te belichten: Bennett stelt een lijst van vertalingen in het Engels samen, die tussen 1475 en 1560 in druk verschenen zijn. * * * Het andere werk, waarop wij boven doelden, is de History of the Bodleian Library 1845-1945Ga naar voetnoot1) door Sir Edmund Craster. Bibliotheken en hun geschiedenis behoren tot de meest verhelderende manifestaties onzer beschaving. Wij hebben dan ook herhaaldelijk op het algemene en nog zeer weinig naar waarde geschatte belang der bibliotheekgeschiedenis gewezen. Toch hebben wij, toen wij het nieuwe boek over de Bodleian Library in handen kregen, niet verwacht een zo boeiend en zo veelzijdig inspirerend werk te ontvangen als het reeds bij de eerste kennisneming bleek te zijn. De geschiedenis der Bodleian Library, die in Oxford de plaats van de universiteitsbibliotheek inneemt, tot de oudste der grote wetenschappelijke bibliotheken behoort en een der grootste bibliotheken der wereld is, moet noodzakelijk tegelijkertijd een geschiedenis der wetenschap zijn. Van deze ruime opzet is Craster dan ook uitgegaan en dit maakt zijn boek zo veel interessanter | |
[pagina 181]
| |
dan b.v. de Annals of the Bodleian 1868-80 door Macray. Craster's geschiedenis van het tijdperk 1845-1945 is gebaseerd op een zeer grondige studie der archiefbronnen en op grote ver trouwdheid met bibliotheekwezen en bibliotheekpolitiek. De indeling, die Craster aan zijn onderzoek geeft, doet op het eerste gezicht nuchter aan: vier perioden worden onderscheiden en in elke periode worden behandeld: administration (met inbegrip van personalia, catalogiseringsproblemen, butgetering), printed hooks (aanwinsten door schenking of koop, altijd met een afzonderlijk hoofdstuk Early printed books, vaak daarnaast met bijzondere aandacht voor het zeldzame en kostbare boek), manuscripts, gebouwen, technische uitrusting en dergelijke. Geen moment echter is de inhoud zo droog als deze indeling laat vrezen. Een willekeurig gekozen citaat uit een onderafdeling van het eerste hoofdstuk, de beschrijving der First-floor Rooms, zoals zij in 1845 waren, kan het best duidelijk maken, hoe Craster de lezer weet te pakken. Wij laten hier de beschrijving van de Douce Room volgen: The Auctarium and the adjoining school together occupied the first floor of the southern range. Beyond them, and turning left, one comes to the old Astronomy School, which lies over the Logic School. It had been annexed to the library in 1828, and in 1834 a bequest of 17,000 volumes by Francis Douce made it necessary to shelve it forthwith. As had been done in both the schools of the south range, its window looking into the quadrangle was blocked. So also was the door which had originally led into it from the staircase. Its walls were lined with cases which were carried across the room near its south end, cutting off the southern portion to form a separate room - subsequently named the Spanish Room - for Douce manuscripts. None of the great collections which make up the treasures of Bodley is so strongly marked with the individuality of the man who formed it as that of Francis Douce. It was gathered together in the Dibdin age of unrestricted enthusiasm for fine print. It was rich in incunabula (of which it contained 311), in block-books, and in books printed on vellum. Here were fragments of works by the first English printers and much early French literature. Many of its books were in the finest bindings; some in embroidered and ivory covers. It was very strong in bibles, Horae, Primers, and other liturgical works. History and biography formed a dominant feature; and the whole was stamped with a romantic | |
[pagina 182]
| |
antiquarianism worthy of a correspondent of Walter Scott. Here was abundance of books on antiquities; of works dealing with manners and customs, sports and pastimes; of literature on the fine arts. Its 400 manuscripts included superb specimens of illumination by artists of the Middle Ages. An individual note which runs throughout the collection is Douce's love of the singular, the recondite, and the grotesque. Here were black-letter ballads; large collections of chap-books and children s books of the eighteenth and early nineteenth centuries; even playing-cards. Albums, boxes, and portfolios were filled with scraps - much that was precious (like Caxton's advertisemen of his works), much that was purely ephemeral. A small but choice collection of charters contained many seals of the first quality. Of Douce's coin-cabinet we have already spoken. Besides coins it held fine series of fifteenth-century Italian medals and of English tradesmen's tokens. Douce's collection of prints and drawings (which Thomas Dodd, a London print-dealer, had been employed to catalogue) was especially rich in the products of the German Renaissance, and would alone have sufficied to make his name famous. The spacious room was worthy of its contents. Its light oak wall-cases, and the harmonious colouring of the gilt-lettered bindings behind the metal grills, charmed young Mary Arnold, when, an impressionable girl of seventeen, she was permitted by the fatherly indulgence of the librarian to work in the adjoining room. Many years afterwards she recorded what she felt. The treasures of the Douce collection ‘shone’, she said, ‘like jewels in the golden light of the room. That light was to me something tangible and friendly. It seemed to be the mingled product of all delicate browns and yellows and golds in the bindings of the books, of the brass latticework that covered them, and of reflections from the beautiful stonework of the Schools quadrangle outside. In these noble surroundings there sank deep into me the sense of history, and of the recorded past, from which generations rise and into which they fall back.’ Naast de eigenlijke geschiedenis der bibliotheek en in nauw verband ermee geeft Craster talrijke interessante details over de wijze, waarop de Bodleian Library aan haar ontelbare en onschatbare zeldzaamheden en kostbaarheden gekomen is. Men is steeds weer verrast door de traditionele gulheid, waarmee Engelse verzamelaars de grote Engelse bibliotheken te allen tijde verrijkt hebben. Vanaf de 17e eeuw is op deze manier in de Bodleian een onafge- | |
[pagina 183]
| |
broken stroom van verzamelingen gevloeid. De laatste eeuw maakt hierop geen uitzondering. Wij noemen de periodica-verzameling van John Thomas Hope (1300 delen), die in 1860 werd geschonken; de handschriften-verzameling van Montagu Montagu (1863): Monro's Homerus-verzameling (1905). Wij verwijzen verder naar de ‘long and interesting history’ van een belangrijke aanwinst: de Radcliffe Library. Spannender zijn vaak nog de verslagen over de aankopen en over de - soms mislukte - ruilpogingen. Boeiende details over het lot der Phillipps-collectie, vele sidelights op de verhouding tussen bibliotheek en antiquariaat en op die tussen bibliotheek en verzamelaar zullen het boek tot een interessante lectuur maken, ook voor velen, die niet rechtstreeks in de bibliotheekgeschiedenis geinteresseerd zijn. * * * The Society of London Bookbinders 1780-1951Ga naar voetnoot1) door E. Howe en J. Child behandelt uitvoerig en gedocumenteerd de geschiedenis van de Londense boekbinders-vakvereniging van af haar strijd om het bestaansrecht. Deze geschiedenis is vol van spannende momenten, die de loon- en prijsvaststelling en de regeling der arbeidsvoorwaarden in ruim anderhalve eeuw illustreren. * * * De technische kant van de boekbinderij behandelt A.W. Lewis in Basic BookbindingGa naar voetnoot2). 11 platen en 127 illustraties verhelderen de toch al zeer duidelijke tekst, zodat het boek zeker aan zijn bedoeling zal voldoen, de beginnende leek, die zijn eigen boeken wil leren binden, een bruikbare handleiding te geven. Voor de liefhebber en antiquaar is het boek nuttig door de gedetailleerde boekbinders-terminologie, die er uit te lezen is. * * * Agnes Allen heeft de aantrekkelijke taak op zich genomen de geschiedenis van schrift, papier en boek aan kinderen te vertellen. Zij kweet zich van haar taak op een zeer amusante manier, hoewel vaak iets te omslachtig en helaas - maar zeer begrijpelijk - te zeer beperkt tot Engeland en Engelse verhoudingen. Haar boek The Story of the BookGa naar voetnoot3) is goed geïllustreerd en goed verzorgd, maar dan ook niet goedkoop. * * * | |
[pagina 184]
| |
In de reeks Phillipps Studies is een tweede deel verschenen. A.N.L. Munby, de schrijver van het eerste deel (The Catalogues of Manuscripts & Printed Books of Sir Thomas Phillipps), verzorgde ook het tweede: The Family Affairs of Sir Thomas PhillippsGa naar voetnoot1). Phillipps, over wiens verzamelaarsloopbaan wij berichtten (zie Folium I, blz. 97 vlg.) toont zich hier voor de eerste keer als mens - maar helaas niet als een sympathiek mens. Nu en dan worden wij aan zekere Dickens-figuren herinnerd, die wij sedert onze jeugd niet meer uit onze angstdromen kunnen verbannen. Een citaat uit het voorwoord karakteriseert de mens Phillipps volkomen: ‘a man who loved his books so much that he had little affection to spare for his family and his friends’. De bron voor dit, zoals voor alle andere delen der reeks, zijn de ‘Phillipps Papers’, die de kopers van het grote intact gebleven deel der bibliotheek mede verworven en voor deze publicatie ter beschikking gesteld hebben. De talrijke documenten, tussen de tekst gelast, zijn door de schrijver opnieuw levendig gemaakt en vertellen een fascinerend verhaal. * * * De Engelse vereniging van Antiquaren heeft een eerste jaarboek uitgegeven: A B A AnnualGa naar voetnoot2), dat uit samenwerking tussen verzamelaar, bibliothecaris en antiquaar is ontstaan en de belangen van hen allen dienen zal. De vraag, op welke wijze men verzamelaar en boekhandelaar nader tot elkaar kan brengen en de band tussen hen kan verstevigen, is vaak gesteld. Men kan ze op verschillende manieren beantwoorden, door een tijdschrift b.v., door tentoonstellingen of lezingen, door een gemeenschappelijke vereniging, etc. Het idee van een jaarboek is zeker niet de slechtste bijdrage tot de oplossing van het vraagstuk. Een jaarlijks verschijnende uitgave betekent - en voor de uitgever en voor de lezer - niet een zo vaste verplichting als een tijdschriftabonnement en zij is blijvender dan een tentoonstellingsindruk. De twaalf bijdragen van het jaarboek 1952 zijn zeer veelzijdig. Michael Sadleir spreekt als verzamelaar tot de handel. Op zijn charmante manier vertelt de Californische bibliothecaris Laurence Clark Powell van zijn Engelse reisindrukken (Essences of Britain). E. Ph. Goldschmidt refereert over de geschiedenis der Fuggerboekbanden, vooral over die van hun waardevermeerdering tussen | |
[pagina 185]
| |
de veilingen Oettingen-Wallerstein (München 1933-35) en Wilmerding (NewYork 1950-51). H.G. Gwyn Jeffreys behandelt de geschiedenis der aquatint-illustratie. P.H. Muir, een der sterkste literaire steunpilaren van het Engelse antiquariaat, besluit de bundel met een bijzonder aantrekkelijke beschouwing over Caxton. * * * Wij besluiten dit overzicht over nieuwe Engelse uitgaven op het gebied van het boek met de even geestige als nuttige verzamelaarsencyclopaedie van John Carter ABC for Book-CollectorsGa naar voetnoot1). Het grote succes van Carter's Taste and Technique in Book-Collecting is nog vers in herinnering. Zijn nieuwe boek bevat op ruim 180 bladzijden een terminologie van het verzamelen met definities en commentaren. Het is dus geen vakwoordenboek voor bibliographen of boekhandelaren, maar de schrijver hoopt terecht, dat zijn boek ook in de handen van de jongere antiquaren waardevolle diensten zal bewijzen. Een indruk van de strekking, de veelzijdigheid en bruikbaarheid van het ABC verschaft misschien het gemakkelijkst de opsomming der trefwoorden, die zich onder één letter bevinden, b.v. B: backed; backstrip, bevelled edges; bibliography; bibliomania (a bibliomaniac is a book-collector with a slightly wild look in his eye); bibliophily; binder's cloth; binder's tickets; binding copy; binding myths; binding variants; black letter; blank leaves; blind; block; block books; blurb; boards; Book Auction Records; book form; book-label; book-plate; Book Prices Current; book-stamp; border; boss; bound; breaking-up; breaking copy; The British Museum Catalogue of Books printed in the 15th Century; broadside; brochure; broken type; Brunet. Wij zouden het prettig verzorgde boek niet graag meer in onze handbibliotheek willen missen. | |
[pagina 186]
| |
De Duitse nationale bibliographieOok voor de boekhandel en zijn organisatie heeft de splitsing van Duitsland in Oost en West ongelukkige gevolgen gehad. Leipzig heeft voor het Oosten zijn oude plaats als centrum van uitgeverij en boekhandel weer ingenomen. Voor het Westen ligt het echter in het buitenland, en men heeft met grote inspanning in Frankfort een nieuw centrum moeten opbouwen. De organisatie der boekhandelaren draagt in Leipzig de oude naam ‘Börsenverein der Deutschen Buchhändler’. De nieuwe tegenhanger te Frankfort is de ‘Buchhändler-Vereinigung GMBH’. In de laatste maanden heeft zich het tragische feit voorgedaan, dat beide organisaties ongeveer gelijktijdig voor den dag zijn gekomen met de eerste afleveringen van bijna dezelfde grootse onderneming, die hier en ginds langdurige en kostbare voorbereiding vereiste. Zoals men weet, bestaat het voornaamste en practisch alleen bruikbare gedeelte der Duitse nationale bibliographie uit het Deutsches Bücherverzeichnis, waarvan de voorlopers tot vroeg in de 19de eeuw teruggaan en dat onder de namen Heinsius, Kayser und Hinrichs de Duitse boekproductie sedert het jaar 1700 in een ononderbroken reeks bibliographisch registreerde. Sedert 1911 is het Deutsches Bücherverzeichnis de enige samenvattende bibliographie, die in hanteerbare vijfjaardelen uitkwam. Het deel, dat de jaren 1936 tot 1940 omvatte, was het laatste. Inmiddels heeft men de behoefte gevoeld ook de intussen verlopen 10 jaren bibliographisch te ontsluiten, en deze behoefte heeft jammer genoeg niet ertoe geleid, dat op dit gebied Oost en West samenkwamen en in een gemeenschappelijke inspanning het grote werk volbrachten. Integendeel: er ontspon zich een felle wedloop. Nu liggen deze beide publicaties voor ons en de verslaggever heeft de moeilijke en enigszins penibele taak zijn oordeel te vellen. Uit Frankfort kwam de eerste aflevering van de Deutsche Bibliographie 1945-1950. Bücher und Karten. Leipzig kwam voor den dag met de eerste afleveringen van Deutsches Bücherverzeichnis (Bücher, Zeitschriften und Kartenwerke). Dreiundzwanstiger Band 1941-1950. Het is hier niet de plaats voor een gedetailleerde vergelijking. Zeker is het, dat de Oostduitse uitgave in verschillende opzichten de voorkeur verdient: zij omvat de gehele ontbrekende periode en niet slechts de laatste zes jaren; zij vermeldt zeer uitvoerig ook | |
[pagina 187]
| |
alle wetenschappelijke tijdschriften. Leipzig zal circa 310.000 titels vermelden, Frankfort circa 120.000. Bij summiere vergelijking zijn wij desondanks in de Westduitse uitgave verschillende titels tegengekomen, die Leipzig niet vermeldt. Alle bewondering voor de aan beide zijden verrichte en door de grenstrekking zoveel moeilijker bereikte prestatie wordt overschaduwd door de gedachte aan de krankzinnige kracht- en geldverspilling, die door deze dubbele uitgave wordt gedemonstreerd. | |
Bibliographie der zestiende eeuwDe 16de eeuw is een bibliographisch nog tamelijk onontgonnen gebied. Vooral in de landen met een grote en daardoor moeilijk overzienbare boekproductie was men tot nu toe aangewezen op monographieën en op de catalogi der grote bibliotheken. Wie bibliographisch werk verricht, loopt bij het onderzoek van boeken der grote literaturen - Duits, Engels, Frans - steeds weer vast. Een grote stap vooruit brengt ons een boek, dat achter zijn bescheiden vorm ongelofelijk veel geduld en kennis bij de voorbereiding verbergt. J. Benzing heeft eindelijk zijn Buchdruckerlexikon des 16. Jahrhunderts (Deutsches Sprachgebiet)Ga naar voetnoot1) in het licht gegeven. In alphabetische volgorde worden de Duitse, Oostenrijkse, Zwitserse en Elzassische drukplaatsen behandeld en in elke plaats de zelfstandige drukkers chronologisch volgens het beginjaar van hun werkzaamheid vermeld. Het lexicon bevat vaak gedetailleerde mededelingen over herkomst, familierelaties, vestiging en bedrijf. Bovendien worden bij kleinere drukkers alle bekende drukken genoteerd, bij grotere de belangrijkste. In alle gevallen wordt naar de speciale bibliographische bronnen verwezen. Het boek zal blijken voor elke bibliograaf onmisbaar te zijn. | |
[pagina 188]
| |
Een leerboek voor het antiquariaatMet verbazing moet men altijd weer vaststellen, dat bij het niet onmiddellijk met het oude boek verbonden gedeelte van het publiek het woord antiquaar vrijwel onbekend is. Een hooggeplaatst ambtenaar heeft nog onlangs tegenover een antiquaar, die erop stond, dat de door een ondergeschikt ambtenaar vermelde beroepsaanduiding ‘antiquair’ veranderd zou worden, beweerd, dat ‘antiquaar’ geen Nederlands woord, in elk geval geen vaststaande beroepsaanduiding zou zijn: ‘Ken ik niet, nooit van gehoord.’ Nu bestaat weliswaar reeds sedert vele jaren een bij koninklijk besluit goedgekeurde ‘Nederlandse Vereeniging van Antiquaren’ en talrijke belangrijke firma's noemen zich boekhandel en antiquariaat, maar zelfs van Dale's Nieuw Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, laatste druk, 1950, maakt geen onderscheid tussen antiquaar en antiquair. Beide worden samen genoemd: ‘antiquaar,.... quair (Fr.), m. (....qua(i)ren, -s), handelaar in oudheden, in 't bijz. in oude boeken.’ In de practijk bestaat er echter wel degelijk verschil: antiquairs zijn handelaren in oudheden behalve boeken, antiquaren zijn handelaren in oude boeken (op de grensstrijd tussen de begrippen antiquaar en tweedehandsboekhandelaar zullen wij hier niet ingaan) en eventueel prenten. In het buitenland is trouwens deze begripsmoeilijkheid, die haar oorzaak uiteindelijk wel in het feit zal hebben, dat in vroeger eeuwen nieuwe en oude boekhandel niet als gescheiden beroepen bestonden, eveneens aanwezig. De Engelse taal heeft geen zelfstandig naamwoord als beroepsaanduiding: men behelpt zich met ‘antiquarian bookseller’. In Frankrijk heeft men het woord bouquiniste van het uit het Duits overgenomen ‘bouquin’ afgeleid. Grotere moeilijkheden haast nog dan het beroep biedt de zaak zelve: het antiquariaat. De Franse taal omschrijft het met ‘librairie ancienne’, overeenkomstig het Italiaans met ‘libreria antiquaria’, in het Engels vermijdt men de naam ‘secondhand bookshop’. Alleen in het Duits (en in de Scandinavische talen) zijn Antiquar en Antiquariat gevestigde en erkende, voor iedereen verstaanbare begrippen. En in Duitsland bestond dan ook reeds lang voor de oorlog Bernhardt Wendt's leerboek voor antiquaren: Der Antiquariatslehrling. Het was het enige boek in zijn soort en was internationaal vermaard. Met genoegen hebben wij de nieuwe druk ter hand genomen, die | |
[pagina 189]
| |
onlangs onder de veranderde titel Der Antiquariats-Buchhandel, ein Lehrbuch für junge AntiquareGa naar voetnoot1) verschenen is. Het is inderdaad een handboek, dat alle kanten van het vak zo grondig bespreekt, als dit in het beschikbare bestek mogelijk was. Wendt verdeelt zijn boek in twee hoofdstukken: de practischtechnische leer van het antiquariaat en de theoretische grondslagen voor de beoefening van het vak. Na een algemene en een historische inleiding bespreekt het eerste hoofdstuk voornamelijk de drie belangrijke handelingen, die het antiquarische boek ondergaat: inkoop, voorbereiding van de verkoop, verkoop. De inkoopbronnen en de mogelijkheden tot stimulering van de inkoop, die zich niet alleen uit aanbod kan voeden, maar wel degelijk grote activiteit van de antiquaar nodig heeft, worden uitvoerig besproken. Is het boek eigendom van de antiquaar geworden, dan begint de voorbereiding van de verkoop: collationeren en catalogiseren (Wendt besteedt hieraan 32 bladzijden). De antiquaar is op een goede handbibliotheek aangewezen. Wendt's hoofdstuk ‘Fachbücherei’ vermeldt een uitstekende, internationaal georiënteerde keus van handboeken. Er volgen hoofdstukken over reclamemogelijkheden buiten die, die de catalogus biedt, over prijsbepaling, calculatieproblemen, over het veilingwezen en over correspondentie en balans. Het tweede deel - theoretische kennis - bevat in korte trekken de geschiedenis van het boek, de indeling der wetenschappen, verklaringen van wetenschappelijke vaktermen, vertaling van Latijnse plaatsnamen, het Griekse, Hebreeuwse en Russische alphabet, calendarische hulpmiddelen, een uitvoerige lijst van afkortingen, die boekhandel en bibliographie in verschillende talen gebtuiken etc. Door zijn rijkdom aan algemene gegevens zal Wendt's handboek ook in de hand van de verzamelaar en liefhebber veel nut hebben. | |
[pagina 190]
| |
Nederlandse bijbelsHet jubileum der 42-regelige bijbel van Gutenberg, het feit, dat 475 jaar geleden de eerste Nederlandse bijbel verscheen en de verschijning van de Nieuwe Bijbelvertaling, hebben de bijbeluitgevers Proost en Brandt N.V. als aanleiding genomen voor de uitgave van een overzicht: Nederlandse Bijbels en hun uitgevers, 1477-1952Ga naar voetnoot1). De druk werd aan de firma Joh. Enschedé en Zonen toevertrouwd. Dit maakt het overbodig over de uiterlijke verzorging iets te zeggen. De inhoud bestaat voornamelijk uit een beknopte bibliographie (zonder meer details dan jaartal, plaats en drukker), die ons langs ruim 50 belangrijke Nederlandse bijbeluitgaven leidt, waarbij ons steeds het historisch verband voor ogen wordt gehouden. Het fraai geïllustreerde boekje is bijzonder geschikt de belangstelling voor Nederlandse bijbels en hun geschiedenis opnieuw levendig te maken. Wij hebben er vroeger eens op gewezen, dat de waardering voor de vaak zelzame en bijna steeds fraaie oude Nederlandse bijbels teleurstellend gering is. Dit is onlangs opnieuw gebleken: een kostbaar exemplaar der enige door Elsevier gedrukte uitgave der Statenbijbel (1663), dat enige tijd geleden uit het buitenland weer naar Nederland terug werd gebracht, kon hier niet geplaatst worden en moest tenslotte weer naar het buitenland worden verkocht! |
|