Filter. Tijdschrift over Vertalen. Jaargang 27
(2020)– [tijdschrift] Filter. Tijdschrift over Vertalen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||
Elke Brems
| |||||||||||||||||||||
Een georganiseerde flirtLiterair journalist Dirk Leyman zei in 2006: ‘Nergens is het uit elkaar galopperen van Vlaanderen en Wallonië pijnlijker zichtbaar dan in de literaire wereld.’ Dat gevoel was ook het uitgangspunt van een recent, opmerkelijk initiatief, namelijk de actie Flirt Flamand op de Brusselse boekenbeurs La Foire du Livre. In 2019 was Vlaanderen de eregast op die Franstalige boekenbeurs, met als doel de Vlaamse literatuur in Franse vertaling bekender te maken bij een | |||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||
Franstalig publiek (in België). Het ging om een politiek-institutioneel initiatief. Literatuur Vlaanderen had van de toenmalige Vlaamse minister voor Cultuur en Brussel Sven Gatz de opdracht gekregen deze ‘mise à l'honneur’ te organiseren. De actie werd Flirt Flamand genoemd. In zijn speech tijdens de persconferentie zei Sven Gatz: ‘Ik hoop dat Flirt Flamand geen eenmalig evenement is, maar een eerste stap om de gemeenschappen in Brussel, en bij uitbreiding het hele land, gezamenlijk van onze literatuur te laten genieten. Ik hoop dat de literaire sector in België elkaar beter leert kennen en meer gaat samenwerken. We willen een brug bouwen tussen Nederlandstalige en Franstalige Belgen die van boeken houden. En dat willen we in gang zetten met één groot feest, onder de titel “Flirt Flamand”’ (Persbericht 2019). Koen Van Bockstal, toenmalig directeur van Literatuur Vlaanderen, zei hierover: ‘We proberen het publiek te verleiden met het beste van wat Vlaanderen op literair vlak te bieden heeft en we zijn nieuwsgierig naar de rijkdom, de gelijkenissen en de verschillen met de Franse Gemeenschap. In de zeer uitgebreide programmatie gaan Vlamingen en Franstaligen - auteurs, vertalers en uitgevers - voortdurend in dialoog en gaan ze op zoek naar gedeelde waarden, dromen en verbeelding’ (Persbericht 2019). Vertalingen en vertalers stonden centraal in het podiumprogramma en in de boekendisplays: het belang van vertaling werd duidelijk erkend in de meertalige Belgische context, onder meer doordat in het kader van Flirt Flamand enkel die boeken aan bod kwamen die recent in het Frans waren vertaald. Er werd gezegd dat er ‘de laatste jaren’ (een wat vage periodisering) zeshonderd Vlaamse boeken in het Frans zijn vertaald, maar dat die makkelijker te vinden zijn in Parijs dan in Brussel. In de Franstalige Belgische pers kwam veel reactie op Flirt Flamand. In L'Avenir schreef Marie-Françoise Gihousse: ‘Voor de Vlaamse literatuur is de Federatie Wallonië-Brussel inderdaad “buitenlands”. De grote Vlaamse auteurs worden in feite in Frankrijk gepubliceerd. Ze worden meestal vertaald door Fransen die het Nederlands en, indien nodig, de Vlaamse subtiliteiten ervan, perfect beheersen.’Ga naar eindnoot1 En ze vervolgde: ‘de taalgrens lijkt soms een ondoordringbare muur. En cultureel is dat niet alleen dom, het is ook gewoon absurd’Ga naar eindnoot2 (Gihousse 2019). In Le Vif/L'Express lezen we: ‘Vanuit België gezien is de huidige belangstelling van Parijs voor de Vlaamse literatuur allesbehalve onbeduidend. In Vlaanderen en Wallonië zien we een gelijkaardige zwakte van het uitgeverslandschap, en een vergelijkbare afhankelijkheid van Amsterdam enerzijds en Parijs anderzijds (nog steeds de centra waar beslissingen worden genomen in de boekensector): onze auteurs moeten vaak geëxporteerd worden als ze kritische erkenning willen krijgen en economisch levensvatbaar willen zijn. De wat omslachtige trajecten van Jeroen Olyslaegers, Lize Spit en anderen zijn in dit opzicht verhelderend: uitgegeven door Nederlandse uitgevers en vertaald door Parijse uitgevers voordat ze in het andere landsgedeelte van België kunnen worden gelezen’Ga naar eindnoot3 (Anoniem 2019). Er is dus niet enkel de erkenning van het feit dat de Belgische literaturen weinig contact hebben, maar ook van de grote rol die Frankrijk en Nederland spelen in de vertalingen in respectievelijk het Frans en het Nederlands. Dat erkent ook Philippe Noble in een bijdrage voor de lage landen naar aanleiding van de Foire du Livre 2019: voor Belgische schrijvers is de omweg via het buitenland een noodzaak. ‘De grote Nederlandstalige literaire uitgeverijen zijn gevestigd in Amsterdam en hun Franstalige tegenhangers in Parijs.’ Hij betreurt dat ‘de literaire werelden uit beide gemeenschappen de neiging [hebben] om elkaar de rug toe te keren’. De delocalisatie | |||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||
van de vertaling van Belgische auteurs (of ze nu Nederlands- of Franstalig zijn) is geen nieuw fenomeen. Reine Meylaerts situeert het begin ervan na de Tweede Wereldoorlog, voordien was vertaling wel vaak nog een Belgische aangelegenheid. In de aanloop naar een omvattender project over intra-Belgische literaire vertalingen voerde ik twee verkennende onderzoekjes uit om na te gaan of het inderdaad zo is dat Franstalige Belgen en Vlamingen elkaars literatuur niet kennen. Ik heb daarbij gekeken naar schoolboeken en naar literaire vertalingen. | |||||||||||||||||||||
Belgische literatuur in schoolboekenHeel recent stelde de Gentse hoogleraar Yves T'Sjoen in de lage landen aan de kaak dat Belgen zo weinig vertrouwd zijn met elkaars literatuur, onder meer doordat aan de universiteiten ‘literatuuronderwijs niet door de natiestaat maar door de taal [wordt] bepaald’. Hij hield een pleidooi voor ‘een cursus Belgische letteren die door Nederlands- en Franssprekende docenten wordt aangeboden, die zowel in een module Nederlands als Frans wordt gepresenteerd’. Ook Noble merkt in zijn reeds genoemde bijdrage op dat onderwijs (niet enkel universitair, maar ook secundair onderwijs) een belangrijke rol speelt: ‘Al langer wordt geconstateerd dat er een culturele kloof gaapt tussen de twee grootste gemeenschappen van België. Het feit dat Vlamingen en Franstaligen al tientallen jaren worden opgeleid in volstrekt gescheiden onderwijssystemen [...] mist op den duur zijn uitwerking niet.’ Ook het gebrekkige onderwijs in de andere landstaal is daarbij problematisch: in de Vlaamse pers lees je voortdurend alarmerende berichten over het niveau van het Frans bij Vlaamse leerlingen. Nochtans leren leerlingen in Vlaanderen verplicht Frans vanaf het vijfde jaar van het lager onderwijs, dus acht jaar lang. In Franstalig België is Nederlands daarentegen niet (eens) verplicht, noch in het lager onderwijs, noch in het secundair onderwijs. In Brussel leren ze op Franstalige scholen wel al Nederlands vanaf het derde leerjaar lager onderwijs. In dit onderzoek focus ik niet op Brussel. Ik heb me voor dit onderzoekje gericht op schoolboeken voor het vak Frans in het vijfde en zesde jaar aso (Algemeen Secundair Onderwijs) met de vraag of er literaire fragmenten van Franstalig-Belgische auteurs aanwezig waren: hoe groot is het aandeel (Franstalige) Belgische literatuur in Vlaamse schoolboeken, vergeleken bij het aantal Franse auteurs? Leren leerlingen via hun handboeken voor het schoolvak Frans Franstalig-Belgische auteurs kennen? Opvallend genoeg bleek dat de succesvolste vorm van intra-Belgische literaire transfer in de handboeken Frans voor Vlaamse leerlingen strips betrof. In elk handboek stonden wel Franstalig-Belgische strips, met als koplopers Le Chat en Gaston la Gaffe. En een tweede opmerking: het viel me op hoeveel Franstalige auteurs van buiten Frankrijk er aan bod kwamen (de zogenaamde francophonie). Ik keek naar vijf handboeken: Parcours (Pelckmans 2003), Arcade (Van In 2006), Branché (Van In 2015), Quartier français (Pelckmans 2016) en Coup de Pouce (Plantyn 2015), telkens voor 5 en 6 aso dus. In Parcours 5 trof ik zeven hoofdstukken aan met daarin alles bij elkaar achttien zogenaamde ‘Rendez-vous littéraires’. Eén daarvan bevatte twee fragmenten van Cargo Vie van Pascale De Duve en de andere een fragment van Le Rideau van Jacques Sternberg. In Parcours 6 waren er zeven hoofdstukken met in totaal zestien ‘Rendez-vous littéraires’, maar daar was geen Franstalige Belg bij. In Arcades 5 heet één van de cultureel georiënteerde onderdelen ‘Grand C - Littérature’ (daarnaast bestaan Grand C - Film, Grand C - Chan- | |||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||
sons en Grand c-bd), met daarin 36 auteurs (hedendaags en klassiek) onder wie geen enkele Belg. In Arcade 6 vond ik in ‘Grand c - Littérature’ 43 auteurs waaronder geen enkele Belg. In Branché Contact et Ateliers 5 heeft elk van de zeven hoofdstukken een onderdeel literatuur, daarin staan in totaal veertien auteurs waaronder twee Belgen: Eric-Emmanuel Schmidt met een fragment uit Monsieur Ibrahim et les fleurs du Coran en Amélie Nothomb met een fragment uit Attentat. In Branché Contact et Ateliers 6 staan er in de zeven hoofdstukken in totaal 25 auteurs waaronder één Belg: Amélie Nothomb met een fragment uit Stupeur et Tremblements. In Quartier français 5 Lectures vond ik een belangrijk onderdeel literatuur met zestien auteurs (‘Nos incontournables’ en ‘Nos contemporains’), waaronder één Belg: Amélie Nothomb met vier fragmenten uit Barbe bleu. En in Quartier français 6 Lectures trof ik eveneens zestien auteurs aan, waaronder twee Belgen: Armel Job met vier fragmenten uit Tu ne jugeras point en Eric-Emmanuel Schmidt met twee fragmenten uit Ulysse from Bagdad. In Coup de Pouce 5 en 6 vond ik in totaal zeven auteurs waaronder geen enkele Belg. Ik vond dus in mijn corpus 191 vermeldingen van Franstalige auteurs, van wie er acht Franstalige Belgen waren, oftewel 4,18%. Het gaat om vijf verschillende auteurs: Pascal De Duve, Jacques Sternberg, Eric-Emmanuel Schmidt (2), Amélie Nothomb (3) en Armel Job.Ga naar eindnoot4 Dat zijn zeer kleine aantallen. De onlangs overleden auteur en journalist Jacques De Decker beweerde dat de Franstalig-Belgische literatuur ongeveer een twaalfde uitmaakt van de Franstalige letterkunde in haar geheel, wat neerkomt op 8%. Zelfs als je het zo bekijkt is de Franstalig-Belgische literatuur dus ondervertegenwoordigd in de handboeken Frans. De Belgische context waarin ze verschijnen (Vlaamse uitgeverijen) en gebruikt worden (Vlaamse scholen) heeft zeker niet tot een verhoogde aandacht voor Belgische schrijvers geleid, hoewel je dat wel zou kunnen verwachten, aangezien het auteurs ‘uit eigen land’ betreft. Voor handboeken Nederlands op Franstalige Belgische scholen bleek dit type onderzoek weinig zinvol: het niveau van de leerlingen geraakt nooit echt op het peil dat ze aan literatuur toe zijn. Literatuur is slechts zeer minimaal aanwezig in die handboeken. Leerkrachten Nederlands in Franstalig-Belgische scholen staan dan ook weigerachtig ten opzichte van het gebruik van literaire teksten.Ga naar eindnoot5 Ik keek naar de handboeken Graag gedaan 5 en 6 (Erasme 2008, 2009), waarin geen enkele auteur vermeld wordt, hoewel er wel gedichten zijn opgenomen van het internet (meer bepaald de websites 1001gedichten.nl en plint.nl). In de handboeken Onder de knie 5 en 6 (Plantyn 2012, 2013) vond ik telkens één auteur vermeld. In het vijfde jaar is dat een Vlaming, namelijk Bart Moeyaert, in het zesde jaar gaat het om Anne Frank. In Talenknobbel 5 en 6 (Plantyn 2007, 2009) vond ik geen literatuur. We kunnen hieruit concluderen dat er in ons corpus geen sprake van is Franstalige leerlingen in het schoolvak Nederlands met de Vlaamse literatuur te laten kennismaken. Uit deze beperkte pilotstudie blijkt dus dat er in de Vlaamse schoolhandboeken een minimale hoeveelheid Franstalig-Belgische auteurs aan bod komt (4% van het totaalaantal auteurs) en dat Vlaamse auteurs in de onderzochte handboeken Nederlands voor Franstalig-Belgische leerlingen nagenoeg afwezig zijn. We kunnen dan ook stellen dat er in België via het secundair onderwijs weinig kennis wordt overgedragen over de literatuur uit de andere grote gemeenschap van het land. Daarbij lijkt het erop dat | |||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||
Vlaamse leerlingen er wat dat betreft iets beter aan toe zijn dan hun Franstalige tegenhangers. Uiteraard moet uitgebreider onderzoek deze hypothese bevestigen of nuanceren. Daarbij is het mijns inziens belangrijk om ook te kijken naar de leeslijsten die individuele leerkrachten of vakgroepen aanbieden aan hun leerlingen. Mogelijk staan daarop - althans voor Vlaanderen - wel meer Franstalig-Belgische auteurs. De leeslijsten zullen ook meer inzicht geven in de attitude van de leerkrachten Frans in Vlaanderen ten opzichte van Franstalig-Belgische literatuur en vice versa, aangezien ze die zelf opstellen, terwijl ze voor de handboeken de keuze van de samenstellers volgen. | |||||||||||||||||||||
Literaire vertaling van Belgisch prozaEen tweede verkennend onderzoek dat ik uitvoerde in 2019 betrof intra-Belgische vertalingen. Ik heb meer bepaald gekeken naar het genre van het proza (romans en verhalenbundels) om te zien of er een productieve hedendaagse intra-Belgische vertaalstroom bestaat. Met andere woorden: vertalen we elkaars proza? Ik focuste daarbij op boeken die tussen 2000 en 2017 met een belangrijke literaire prijs zijn bekroond, omdat dat een belangrijk criterium is voor uitgevers om een bepaald boek in hun vertaald fonds op te nemen. Worden de Vlaamse prijswinnaars vertaald in het Frans en vice versa? Mijn corpus bestaat uit twintig romans en verhalenbundels voor elke taal.Ga naar eindnoot6 Voor de Franstalige boeken keek ik eerst welk Belgisch proza met de Franse Prix Goncourt of de Prix Médicis was bekroond. Dat waren er twee tussen 2000 en 2017: Éric-Emmanuel Schmitt won met Concerto à la mémoire d'un ange (Albin Michel) de Goncourt 2010 (vertaald in 2011 door Eef Gratama als Concert voor een gestorven engel bij Atlas) en Jean-Philippe Toussaint won in 2005 de Prix Médicis met Fuir (vertaald als Vluchten in 2007 door Marianne Kaas bij Prometheus). De resterende boeken zijn bekroond met de Belgische Prix Rossel, in 1938 door Le Soir ingesteld om de kwaliteit van de Franstalig-Belgische literatuur te bevorderen. De winnaars 2000-2017 waren:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||
Van de twintig prijswinnende boeken zijn er dus vier vertaald in het Nederlands (20%). Daaronder bevinden zich de twee boeken die de Franse (prestigieuzere) literaire prijzen hebben gewonnen. Drie van de vier vertaalde prozateksten werden origineel in Frankrijk gepubliceerd en de vertaling in Nederland (dus niet in België). Berenboom is een uitzondering, zijn roman werd aanvankelijk gepubliceerd bij een Frans-Belgische uitgeverij en de vertaling bij een Nederlands-Belgische. In totaal zijn maar twee van de twintig Franstalig-Belgische romans uit ons corpus niet in Frankrijk gepubliceerd (Berenboom dus bij Genèse Edition en Geneviève Damas bij Luce Wilquin). Van de vier vertalingen zijn er twee in Nederland en twee in België gepubliceerd (naast Berenboom ook nog Vleesetende verhalen bij Voetnoot). De vertalers zijn twee Nederlanders en twee Belgen.
Voor het Vlaamse proza heb ik gekeken naar de boeken die sinds 2000 met de Gouden Uil (Gouden Boekuil - Fintro), de ako (eci) Literatuurprijs of de Libris Literatuurprijs zijn bekroond. Dat leverde de volgende resultaten op:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||
Uit deze bevindingen kunnen we afleiden dat acht van de twintig Vlaamse boeken uit ons corpus in het Frans zijn vertaald (40%, tegenover 20% in de andere richting). Alle twintig originelen zijn gepubliceerd bij een Nederlandse uitgeverij. Van de acht vertalingen zijn er zeven bij een Franse uitgeverij gepubliceerd en eentje bij een Franstalig-Belgische (Les filles de l'Est bij Editions Luc Pire). De vertalers zijn vijf Belgen en twee Fransen.
Uiteraard is dit maar een beperkt onderzoek (een pilotstudie) en kunnen we er geen verregaande conclusies uit trekken. Enkele hypothesen kan ik wel naar voren schuiven: in beide richtingen wordt een kleine minderheid van de Belgische boeken vertaald, maar het lijkt erop dat er meer vertaald wordt uit het Nederlands (boeken van Vlaamse auteurs) in het Frans dan omgekeerd. Dat kan eraan liggen dat de bemiddelaars in die richting actiever (en talrijker?) zijn: misschien zijn de vertalers van Vlaamse romans dynamischer in het promoten van ‘hun’ literatuur? Van de zeven vertalers naar het Frans zijn er maar liefst vijf Belgen, zij hebben dus een voetje binnen bij Franse uitgeverijen. Het kan ook zijn dat Franse uitgeverijen over het algemeen welwillender staan tegenover Nederlandse literatuur (uit België en Nederland) dan Nederlandse uitgeverijen tegenover Franse literatuur (uit België en Frankrijk). Dat moet verder onderzocht worden. Opvallend is in ieder geval de (te verwachten) rol die Frankrijk en Nederland spelen, deze domineren de Franstalige en Nederlandstalige uitgeversmarkt (ten koste van de Franstalig-Belgische en Vlaamse uitgeverijen). Vlamingen hangen voor vertalingen van Franstalig-Belgische literatuur (nog steeds) sterk af van Nederland en Franstalige Belgen hangen voor de vertaling van Vlaamse literatuur (nog steeds) sterk af van Frankrijk. Wat een intra-Belgische transfer genoemd zou kunnen worden is dus grotendeels outsourced. Een intra-Belgische vertaalmarkt is er dus niet echt, er is in mijn corpus geen enkele Belgo-Belgische ‘transfer’. Het beeld kan natuurlijk helemaal anders zijn voor andere literaire genres. Dat onderzoek heb ik niet gevoerd. Philippe Noble schrijft dat er wel Belgo-Belgische transfers zijn voor strips en jeugdliteratuur: ‘Het enige gebied dat tot op zekere hoogte aan deze “marktwetten” ontsnapt, is dat van de kinder- en jeugdliteratuur en stripverhalen, bij uitstek een domein waarin Belgische uitgevers sinds lang uitblinken, en waar boeken met gemak de taalgrens rechtstreeks in beide richtingen overschrijden.’ Dat is op zich een intrigerende hypothese, die de categorie ‘genre’ centraal stelt in het ontstaan van vertaalstromen.Ga naar eindnoot7 Voor poëzie zijn er zeker ook enkele specifieke initiatieven, zoals, helemaal Belgisch geframed, de drietalige ‘Poète Nationale(r) Dichter des Vaderlands’ (op dit moment Carl Norac). Die titel, geïnitieerd in 2014, is een literair initiatief dat een brug slaat tussen de drie Belgische taalgemeenschappen (de Duitstalige gemeenschap | |||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||
heb ik in mijn analyse hierboven niet meegenomen). Het biedt de drie taalgemeenschappen de mogelijkheid om elkaars dichters te leren kennen. Een collectief van vertalers stelt de gedichten beschikbaar in drie talen, waardoor het meteen ook een poëzievertaalproject is. En het heeft een duidelijk politiek doel: Belgen dichter bij elkaar brengen, en voor België een meertalige culturele identiteit creëren. Eén van de partners van dat project is het Brusselse literatuurhuis Passa Porta, dat zelf ook veel andere initiatieven neemt voor de toenadering tussen verschillende literaturen, maar niet zozeer in een Belgisch als wel in een internationaal kader. In Brussel lijkt er meer animo te zijn voor die intra-Belgische uitwisseling dan elders in België.Ga naar eindnoot8 | |||||||||||||||||||||
Tot slotIn deze bijdrage heb ik gekeken naar aspecten van intra-Belgische vertaalstromen. In de handboeken uit mijn corpus vond ik geen enkel beleid met betrekking tot literatuur uit het andere landsdeel: in Vlaamse schoolboeken Frans is Frans-Belgische literatuur ondergerepresenteerd en in Franstalige handboeken Nederlands is literatuur grotendeels afwezig. Ik vond ook geen ‘Belgisch beleid’ terug in de bestudeerde vertalingen van prijswinnend proza, onder meer doordat de vertaalmarkt gedomineerd wordt door Franse en Nederlandse uitgeverijen, die geen enkele reden hebben om de Belgen met elkaars literatuur kennis te laten maken. Vertalers (met name Belgische) lijken als bemiddelaars wel een rol te kunnen (gaan) spelen. Het voorbeeld van de Foire du Livre met zijn Flirt Flamand toont aan dat er misschien wel animo is voor een ‘Belgisch beleid’ en aandacht voor de rol van vertalingen daarin. Op 7 maart 2020, net voor België in lockdown ging, vond er een nieuwe, zij het afgeslankte editie plaats van Flirt Flamand. Het is de bedoeling om de aandacht voor Vlaamse literatuur (en de Franse vertaling ervan) structureel te verankeren op die boekenbeurs en, andersom ook om de Franstalig-Belgische literatuur in Nederlandse vertaling meer zichtbaarheid te geven op de Antwerpse boekenbeurs. Op 2 november 2019 was er een ‘dag van de Franstalige literatuur’, op poten gezet door de stand van de Foire du Livre. Er lijkt dus beleidsmatig wel wat te verschuiven (onder meer door de rol die Literatuur Vlaanderen speelt). Toch is er nog veel meer actie en een duidelijker, daadkrachtiger en coherenter beleid nodig om de woorden van het Cultureel Akkoord in daden om te zetten en de daarin gewenste toenadering tot stand te brengen. Het is echter geen geheim dat de huidige politieke wind daarvoor geenszins gunstig staat. | |||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||
Bronnen
|
|