Piet Schrijvers
Over vertalen, opleuken en redden van Martialis, een reactie
In Filter 27: 1 ‘Aparte vertalingen tegen het licht’ (maart 2020) verscheen een vernietigende recensie van mijn recente Martialisvertaling (Verzamelde epigrammen, Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2019) van de hand van David Omar Cohen. Ik ga niet in op de principiële tegenstelling die aan Cohens (C.) recensie ten grondslag ligt: ‘domestication’ (modernisering van vorm en inhoud, zijn voorkeur en die van vroegere Martialisvertalers) tegenover ‘foreignizing’ (zo veel mogelijk handhaving van de oorspronkelijke vorm en inhoud, mijn voorkeur). Ik hou me, ook vanwege plaatsgebrek, liever aan de feiten, dat wil zeggen aan andermans en mijn eigen vertalingen die Cohen citeert, bespreekt en waarop hij een groot aantal positieve en negatieve waardeoordelen baseert.
De held Philoctetes was verwijfd en hield van mannen:
dat was de wraak van Venus toen Paris werd verwond.
De Siciliaan Sertorius likt kutjes, dit is de reden:
Rufus, het schijnt dat hij bij Eryx is klaargekomen.
C.'s keuze van 2.84 voor een vergelijking tussen De Bruyn (1979) en Schrijvers (2019) is niet erg gelukkig. Het Martialisonderzoek heeft namelijk de afgelopen veertig jaar niet stil gelegen. In de laatste regel volg ik de Loebeditie van Shackleton Bailey (1993), die leest alter ab hoc caesus ('een tweede Eryx, door hem ‘geramd’) met als noot: ‘caesus, also in sens.obsc. = pedicatus’ (gepenetreerd). De Bruyn volgde nog de vulgaattekst (occisus ‘gedood’) en maakte gezien zijn toegevoegde uitleg (‘vrucht van Venus' eigen schoot’) van Eryx de zoon van Venus, die in de mythe evenwel door Herakles werd gedood. Het gaat in dit epigram om een Eryx, naamgenoot van de Siciliaanse held, zoon van Venus. Caesus, in het Latijn dubbelzinnig (vermoord/afgemaakt - gepenetreerd) en voorbereid door ‘verwond’ in de analogie van vs. 1 en 2, vraagt om een even dubbelzinnige term uit het Nederlandse (homo)seksuele vocabulaire. Ik geef direct toe: mijn vertaling kan beter, maar die van De Bruyn is achterhaald (en bevat geen pointe).
Je kleine hondje, Manneia, likt je gezicht en je lippen.
Ik verwonder me niet dat honden houden van stront.
Ik begrijp dat C. zich heeft gestoord aan mijn tweede regel met (?) anglicisme (‘I do not wonder that’). Beter Nederlands is: ‘het verwondert me niet dat’, of ‘geen wonder dat’. C. had in de tweede regel liever ‘want’ dan ‘dat’ vertaald en merkt op: ‘Zonder dat voegwoord blijft het verband tussen beide zinnen impliciet en daardoor minder grappig’. C.'s commentaar zal, denk ik, door geen enkele conferencier-humorist worden aan-