definitieve vorm. Het is heel bevreemdend om je werk in vertaling te lezen, al kun je zo speels of coulant zijn om te zeggen dat het vast is opgeknapt, waarmee je erkent dat je boek nu van de anderen is en mee-verandert. Op een gegeven moment is Kellendonk teleurgesteld in Marja Brouwers' vertaling van een lezing van hem in het Engels, omdat daarin ‘de woordkleur, het ritme en de typisch Nederlandse toespelingen verwijderd zijn’. Je snapt hem en toch: dat zegt híj, die juist de herscheppende taak van de ver-taler benadrukt. Het is ook wel weer menselijk. Alleen bij een ideoloog blijken standpunten van graniet.
En zo blijf je met deze schrijver in discussie, al overheerst de neiging zijn formuleringen bewonderend te omarmen. Het kan zijn dat al zijn denkbeelden elders en eerder zijn verwoord, wellicht in gezaghebbende fenomenologische of filosofische boeken, ik twijfel daar eigenlijk niet aan, maar hier is híj aan het woord. Hier wordt als oogst van noest essayistisch denken, vanuit genoemde intuïtieve drang om woorden te vinden voor een vooralsnog woordloos zeker-weten, tot springlevende conclusies gekomen, zomaar in het discours. Hoe verhouden taal en werkelijkheid zich? Lees Kellendonk. Hou je niet van maxime-achtige uitspraken? Lees deze brieven om ze in hun verband op waarde te kunnen schatten. Het aantrekkelijke is, en hij onderstreept het zelf, dat bij hem het wezenlijke aan de oppervlakte zit en niet aan het oog is onttrokken door mist, notenwillekeur of -ballast, of academische poeha, terwijl je hem, geschoold en bedachtzaam als hij was, ook zeker niet op onnozelheid zult betrappen. Hij is erg geestig. Hij wilde geen academicus zijn, maar een schepper en her-schepper van de meest ambitieuze soort.
Een schrijvende vertaler heeft datzelfde intuïtieve - Mann zegt prototypische - beeld van een werk, dat hij zoekend en benoemend anders maar hetzelfde gestalte geeft. Het resultaat bij een vertaling is zichtbaar hybride, zo niet dan is er vervlakt en is, laat ik overdrijven, de meerduidigheid vermoord. Twee talen, twee stemmen, twee verschillende omstandigheden versmelten in een onlosmakelijk duet. Daar moet wel iets uit voortkomen dat nieuw en bijzonder smaakt, anders is het abn de baas.
Is iedere vertaler uiteindelijk een schrijver? Vorig jaar zat ik aan bij een rondetafelgesprek in Banff, in Canada, waar de vraag een keer te vaak beantwoord werd met ja. Hou op met dat defensieve, begon ik te denken; je bent een schrijver, oké, klaar. Ook de Mexicaanse dichter/vertaler Francisco Segovia raakte geïrriteerd en draaide de boel doodleuk om: ‘Iedere zichzelf respecterende schrijver is een vertaler.’ Ik stel me voor hoe Kellendonk als hij daar had gezeten zou hebben gegrijnsd of net als ik, wat ik me bij hem toch minder goed kan voorstellen, had geklapt.
De laatste vertaling die hij publiceerde was Woeste hoogten, waarover weinig in De brieven te vinden is. Het is intussen 1989; er vallen gaten in de correspondentie, hij wordt langzaam gesloopt door aids, waarover overigens alleen het hoognodige, en daardoor des te dramatischer, wordt prijsgegeven. Hij was graag nog een halve eeuw doorgegaan met leven, stelt hij vast. Het beviel hem goed. Op 15 februari 1990 overleed hij, opgegaan in het mystieke lichaam van de kerk. Pater van Kilsdonk bewierookte zijn graf, of was hij met de wijwaterkwast in de weer? Ik zie het voor me, maar ben op dat vlak niet trefzeker. Kellendonk was, na al het tumult rond zijn vermeende antisemitisme, op het toppunt van zijn roem. Het was druk op Zorgvlied.
Ik denk aan die ene jaarborrel bij Meulenhoff, kort na de verschijning van Mystiek lichaam in mei '86. Hij en ik zaten in de redactie van De Revisor, hij als een veteraan al, streng, moeizaam