Engels, Latijn of Grieks kwam. Met zijn eigen culturele bagage, een encyclopedie en wat woordenboeken werd de lezer in staat geacht zichzelf te redden, net zoals een moedertaalspreker dat deed. En als hij iets wat hij niet begreep niet wilde opzoeken was dat zijn zaak. Vrijheid blijheid; geen betutteling.
Toen ik in de jaren tachtig begon te vertalen was ik zo geconditioneerd door het lezen van literaire vertalingen waarin ik vrijwel nooit een voetnoot tegenkwam dat geen haar op mijn hoofd eraan dacht in een Nederlandse vertaling een voetnoot te gebruiken. Ik ging er zonder meer van uit dat het uit den boze was. Dus werkte ik in vertalingen uit het Portugees met verklarende woordenlijstjes en, soms, aantekeningen.
Een jaar of tien later begon ik Nederlandse literatuur in het Portugees te vertalen en leverde ik een eerste vertaling in met een verklarend woordenlijstje. De uitgever fronste zijn wenkbrauwen. Hij wilde voetnoten. Niet alleen hij, ook de Portugese lezer wilde voetnoten. Ik kon praten wat ik wilde, er moesten voetnoten komen. Er kwamen voetnoten en ook in volgende vertalingen, bij verschillende uitgevers, verschenen voetnoten. Ik mocht ze weliswaar tot een minimum beperken, maar mijn argument dat ze de leeservaring verstoorden werd keer op keer weggewuifd. ‘Dat doen woordenlijstjes en eindnoten ook,’ was steevast de reactie. En dat storen gold alleen voor lezers die geen voetnoten, eindnoten of woordenlijstjes nodig hadden. De lezer die wel behoefte had aan uitleg werd door alle drie de toelichtingsvormen in zijn leeservaring gestoord. Voetnoten waren verreweg de elegantste oplossing. De lezer kon ze negeren, maar als hij ze wilde lezen had hij ze onder aan de pagina meteen bij de hand en hoefde hij niet omstandig door het boek te bladeren. Punt voor de uitgevers, vond ik.
Maar hoe zat het dan met de autonomie van de vertaalde tekst, de onzichtbare vertaler en de geëmancipeerde lezer? Die waren in de literatuur- en vertaalwetenschap tot vrij stellige leerstukken uitgegroeid en de vertalersvoetnoot werd in dat licht beschouwd als de capitulatie van de vertaler, de erkenning van diens falen en een brevet van onvermogen. Niet mis allemaal. Ik zocht naarstig naar verzachtende omstandigheden en ontsnappingsclausules. Niet alleen in Portugal werden vertalersvoetnoten regelmatig gebruikt. In het Engels, Frans, Duits, Spaans en Italiaans kwam en kom je ze ook tegen, maar doorgaans niet zo uitbundig als in het Portugees. Een kras voorbeeld: de recente vertaling van Komt een vrouw bij de dokter van Kluun bevat op 374 bladzijden 123 vertalersvoetnoten. En het hadden er gerust nog ruim honderd meer kunnen zijn. Sample-schrijver Kluun gebruikt zelf weliswaar ook noten, om zijn lezers op de herkomst van zijn wramples te wijzen of commentaar te leveren, maar dat zijn er maar enkele tientallen. De meeste vertalersnoten bevatten de Portugese vertaling van de aan Engelstalige popsongs ontleende motto's boven de korte hoofdstukjes waarin het boek is verdeeld. De vele aan Nederlandse liedjes ontleende motto's boven die hoofdstukjes zijn rechtstreeks uit het Engels in het Portugees vertaald, zodat daar de voetnoten achterwege konden blijven.
Het is een merkwaardig geval, maar het past in een breder kader: buitenlandse woorden en zinnen moeten in een voetnoot worden vertaald. Ook in de Portugese vertalingen van bijvoorbeeld Het bittere kruid, Bezonken rood, De zwarte met het witte hart en De joodse messias werd een flink aantal vertalersvoetnoten gebruikt. Het zijn dan ook boeken waarin voor de Portugese lezer vreemde talen en culturen een rol spelen. In de vertaling van Adriaan van Dis' In Afrika daaren-