alles wat hij als dichter ‘leven’ noemt, afhangt van de (zijn) taal. Eigenlijk staat er dus dat zijn leven er geen zou zijn zonder dat hij erover dicht, meer nog: dat er geen leven is buiten wat hij erover in taal heeft gecodeerd. De laatste strofe is bovendien verraderlijk complex: het ‘leven’ staat er al, in de eerste regel, maar het hangt daarbij af van de letters waarnaar even verderop wordt verwezen. Hoe kan dat? Het leven hangt dus af van zijn spiegelbeeld in letters, maar het is er al, als leven, om die letters mogelijk te maken. ‘Leven’ uit de eerste regel en de ‘letters’ uit de laatste zijn hetzelfde, en toch zijn ze iets anders - anders kon ‘leven’ niet naast die ‘letters’ staan. Als wijsgerige allegorie is deze spiegeling eigenlijk eindeloos. Een ingewikkelde dialectiek van oorzaak en gevolg, die in zichzelf blijft rondtollen. Complexer kan een dichter zich niet uitdrukken dan in deze kleine pirouette.
Niets is zo moeilijk bij vertalen als het overbrengen van specifieke, idiomatische associaties, die altijd ook cultuurgebonden zijn. Uit die clusters, waarin taal en traditie, taal en ervaring, taal en wereldbeeld samengaan, licht de specifieke kracht van een groot dichter op. Lorca's clusters, waarin woord en beeld elkaar vinden, zijn daardoor altijd sensitief en abstraherend tegelijk. Met mijn rudimentaire noties van het Spaans kan ik wel wat gedichten van Lorca lezen, maar het is pas in de Nederlandse vertalingen dat ik het raffinement van Lorca's beeldspraken en allegorieën kan vatten. Wanneer ik dan ga vergelijken, merk ik geregeld hoe consistent Bart Vonck zijn vertaalbeslissingen trouw blijft, hoe hij de uitwerking van een beeld zorgvuldig volgens de ‘nieuwe’ logica van de doeltaal transponeert. Elke vertaler weet wat acribie betekent, en hoezeer de meest subtiele en moeilijke vondsten het vaakst verborgen blijven, juist omdat ze er evident gaan uitzien. Ik neem aan dat heel veel van deze vondsten me als lezer ontgaan. Maar de zinderende toon, de helderheid die zelfs in de meer hermetische passages door blijft stralen, maakt van deze vertalingen volgens mij een zeldzaam goed. Er wordt vaak beweerd dat een dichter alleen door een dichter kan worden vertaald. Misschien doet zo'n uitspraak onrecht aan de vele voortreffelijke vertalers van gedichten, die zelf niet als dichter door het leven gaan. Maar een goed vertaler van gedichten wordt in elk geval zelf een dichter op het ogenblik dat hij op geslaagde manier een gedicht vertaalt. Bart Vonck is zelf een zorgvuldig en erudiet, aandachtig dichter. Dat zijn kwaliteiten die doorstralen in zijn vertalingen van Lorca. Vonck is een man die niet voor modes valt, en die nooit koketteert. De enige ‘gekleurde’ keuzes die de Noordnederlandse lezer wellicht zullen opvallen, zijn die voor Vlaamse varianten, waarin Vonck poogt de warmte van het origineel om te zetten in de warmte die
hij kent in zijn eigen taalvariant. Dat lijkt me alleen maar oprecht en consequent. In elk geval kiest Vonck altijd voor mogelijkheden die de taal van Lorca zo natuurlijk mogelijk transponeren. Dat maakt dat zijn vertalingen lang zullen meegaan, dat ze een klassieke toon bezitten, die nooit vermoeit. Deze verzamelde Lorca mag dan ook op de plank bij de grote, tijdloze vertalingen, en ik ben er Vonck zonder meer dankbaar voor.
Federico García Lorca, Verzamelde gedichten. Vertaald door Bart Vonck. Met een nawoord van Hagar Peeters. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2009.