De mooiste, intiemste Chinese geschiedenis kent ongetwijfeld De kleine Johannes van Frederik van Eeden, door toedoen van, alweer, Lu Xun. Volgens de Nederlandse Lu Xun-vertaler Klaas Ruitenbeek was het een levenslange liefdesgeschiedenis. Lu Xun kreeg het boek voor het eerst onder ogen in 1906, als twintiger; in 1928 verscheen zijn vertaling ervan, die hij vlak voor zijn dood, in een brief uit 1936, tot zijn beste vertalingen rekende, naast Gogols Dode zielen. Lu Xun waardeerde het boek in de eerste plaats als een groot literair werk - in een brief schreef hij ooit, en we nemen de koketterie voor lief, dat Van Eeden eerder een Nobelprijs verdiende dan hijzelf. Maar hij had er vooral een persoonlijke band mee. In zijn voorwoord bij de vertaling spreekt hij zijn liefde uit voor het betoverende Hollandse duinlandschap, zoals dat door Van Eeden wordt beschreven. Volgens Ruitenbeek voerde de dieren- en plantenwereld van de duinen, het symbool van Johannes' kindertijd, Lu Xun terug naar de Tuin met de Honderd Planten in zijn geboorteplaats Shaoxing, die vervolgens ook het symbool van zijn eigen jeugd werd. In een autobiografisch essay neemt de kleine Lu Xun die voortaan naar school moet afscheid van zijn Tuin in het Duits - de taal waaruit hij De kleine Johannes vertaalde. En zo bracht die Nederlandse ‘fabel voor volwassenen’, zoals hij het zelf noemde, een onverwachte sentimentele kant naar boven van de venijnige schrijver-polemist.
Lu Xun moest het doen met een beschrijving van het Nederlandse landschap - de dichter Xi Chuan kon er, na Van Crevels bloemlezing te hebben doorgespit, zelf een kijkje nemen. Wat hem opviel waren niet de blanke duinen, maar de rode fietspaden. Voor een dagelijkse fietser als hij, was dat het toppunt van beschaving. Terug in China bracht hij die nieuw verworven notie van beschaving meteen in de praktijk en las hij een onbeschofte buspassagier die de conducteur uitschold onverbiddelijk de les: hou je kop! Toch was hij verbaasd dat zijn positieve, zij het oppervlakkige indruk van Nederland totaal niet overeenkwam met het beeld dat uit de gedichten opdoemde. Bij Leo Vroman las hij: ‘want Holland is donker en klein./ Eén lichtroze koningin/ kan er maar stijfjes in/ als haar slepen niet te lang zijn.’ (Indian summer) En bij Remco Campert: ‘Dit gebeurde overal:/ de werkloze slenteraars/ de oorlogsinvaliden dromend/ van een corporatieve staat/ de rusteloze gepensioneerden/ aan wie groot onrecht was geschied.’ (Dit gebeurde overal) Xi Chuan: ‘Misschien denkt u: dichters zijn onbetrouwbaar, dichters zijn gekken. Maar ik zeg: een land dat naar zulke gekken luistert, dat zulke gekken respecteert, zo'n land verdient mijn respect.’
Beschaving, overgebracht door fietsers en dichters, mogen daar geen rood-witblauwe lintjes aan wapperen?
Helan xiandai shixuan (Bloemlezing moderne Nederlandse poëzie), samenstelling en vertaling Maghiel van Crevel, Ma Gaoming, Gu Biling, Zhang Xiaohong. Verschenen als eerste deel in de serie ‘Nederlandse cultuur en literatuur’. Guilin: Guangxi Normal University Press, 2005