taalonderzoek voor hun vak bieden en geeft suggesties voor nieuw onderzoek.
De uiteenlopende talen en culturen die de achtergrond vormen voor de casestudies geven het boek een kosmopolitisch karakter. De overgrote meerderheid van de auteurs en ook de samensteller zijn docenten of hoogleraren Engels(talig)e literatuur en/of cultuur ‘from all over the world’. Het boek bestaat uit een inleidend gedeelte gevolgd door drie delen met essays, onderverdeeld op basis van verschillende invalshoeken. Het vierde deel bevat een op onderwerp toegespitste lijst met suggesties voor vervolgstudie. In deze bibliografie zijn enkele algemene vertaalwetenschappelijke werken opgenomen, maar ze bevat hoofdzakelijk studies over de Shakespeare-receptie en -productie in verschillende taalgebieden.
Het eerste, descriptieve en analytische deel (Words and Cultures) behandelt algemene onderwerpen uit de vertaalwetenschap van uiteenlopende aard. Heel globaal gezegd gaat het over moeilijkheden die ontstaan door het overbrengen van een literair werk in een nieuwe culturele context. Zo gaat Susan Bassnett in op hedendaagse Shakespeare-opvoeringen in het Engelse taalgebied. Ondanks het feit dat de stukken meestal nog in vroegmodern Engels worden opgevoerd, zijn ze wel degelijk aangepast aan nu geldende normen en ideologieën. Bassnett wijst erop dat het gedrag van vrouwelijke personages, door tussenkomst van de regisseur, niet langer het vrouwbeeld van 1600 weerspiegelt, maar meestal met onze hedendaagse visie overeenkomt. De veranderde opvattingen over de rol van de vrouw maken onderdeel uit van de veranderlijkheid van culturen.
Shurbanov en Sokolova lichten toe welke invloed cultuurpolitieke mechanismen kunnen hebben bij het vervaardigen van vertalingen. Het oeuvre van Shakespeare werd in opdracht van het planmatige en centraal gestuurde cultuurbeleid in het communistische Bulgarije binnen enkele jaren integraal in het Bulgaars vertaald.
Bijzonder in dit deel is de bijdrage van Dirk Delabastita waarin hij talrijke ‘cross-language stituations’ (meertalige scènes) uit Shakespeares werk naar voren haalt en toelicht. Uit het gebruik van scènes waarin meertalige communicatie en de reflectie over taal als dramatische middelen fungeren, leidt Delabastita denkbeelden af over taal, meertaligheid en vertalen. Zo gaat hij in op de paradoxale beeldvorming over vertaling, die ten opzichte van de bron zowel in termen van gelijkheid als in termen van ongelijkheid wordt voorgesteld. Iets anders dat aan de hand van Shakespeares oeuvre naar voren wordt gebracht, is het vermogen van taal om groepsidentiteiten te scheppen en daardoor gelijkheid en ongelijkheid in en tussen sociale groepen te creëren. Uit deze analyse van Shakespeares stukken vanuit het oogpunt van multilingualiteit en vertalen blijkt dat scènes met meertalige personages vaak een komische ondertoon hebben en dat het vertalen, wanneer het in een toneelstuk is verwerkt, herhaaldelijk leidt tot de ontmaskering van een bepaald personage. Uit dit essay wordt duidelijk dat Shakespeare de kracht van het vertalen onderkende.
In het tweede gedeelte (The Translator at Work) komen hedendaagse Shakespeare-vertalers aan het woord. Zij lichten hun eigen vertalingen toe en behandelen problemen die zich daarbij voordeden. Dit gedeelte is eerder vertaalkritisch van aard en dus prescriptiever dan het eerste deel. De dramaturg Hamburger laat aan de hand van zijn eigen ervaringen zien dat vertalers onvoldoende beschermd zijn tegen plagiaat, aangezien taaldiefstal (uit vertalingen) blijkbaar moeilijker bewijsbaar is dan het stelen van geestelijk eigendom. Ik betwijfel echter of dit gevaar, zoals Hamburger suggereert, uitsluitend of met name voor Shakespeare-vertalingen geldt. Het feit dat Shakespeare als geen andere dichter