[43]
Menjou, de man met een geheimzinnigen glimlaçh: ‘ik kleed mij bij Hollenkamp!’ Maar dit zijn toekomstdroomen).
Voor de wetenschap, voor de paedagogie, voor het amusementsbedrijf en de journalistiek wordt hier een land van belofte ontsloten.
Maar ook dat regardeert ons niet. Wij, Liga-gegadigden, wij, film-epicuristen - wij hebben enkel en alleen te maken met film. En dat is, totnogtoe een luttel beetje.
Met drie films, welgeteld, zegt ‘notre président’ in F.L. II, 2. Hij dient het te weten; van zijn film-standpunt uit bekeken. Welnu: van muziekstandpunt al weinig anders. En er moge hier op gewezen worden: de vraag: film - muziek is totnogtoe veel te eenzijdig van het film-standpunt bezien.
De film-met-het-fabeltje - hoe geperfectioneerd ook, technisch; hoe geciseleerd ook, artistiek - is, voor de muziek-kwestie: hors concours.
Ondergeschikt; stemming-makend; illustreerend...meer kan daar de muziek nooit zijn. Mag zij zelfs niet zijn. Klachten tegen het gangbare repertoire, veelvuldig geuit, zijn ongegrond. Mahler-symphonieën, fuga's van Bach, oratoria van César Frank hooren niet in een bioscoopzaal. Geen enkele film, die dat ook verlangt. Of de ‘speelfilm’ als zoodanig kunstwaarde kan hebben - mij dunkt van wel - mogen wij nu daar laten: in elk geval heeft zij, ter muzikale begeleiding, voldoende aan wat zij op het oogenblik in de groote theaters krijgt. Voldoende en eigenlijk al te veel. Hoe ‘anspruchloser’ de muziek, die slechts fungeert als decor, hoe beter. Wij komen immers om de film. In de praktijk wordt menige ongenietbare rolprent door de kunst van heeren Tak en consorten zeer veraangenaamd - maar zoo'n film krijgt meer dan haar toekomt en dat is in principe verkeerd. De muziek brengt ons de stemming, waartoe de film niet bij machte is en na afloop zijn wij ons niet bewust, wat voor prul wij gezien hebben. Het is een feit: de goede muziek ‘redt’ menige rolprent en dat mag voor den theater-directeur heugelijk zijn, voor ons is het een gevaar. Ons oordeel wordt vertroebeld. Muziek is geen noodzakelijk complement van de speelfilm. De beste films - een Rus, een Chaplin - hebben volstrekt geen muziek noodig: dat merkt men bij het proefdraaien.
Bovendien: iedere film met muziekbegeleiding is tevens: muziek met filmbegeleiding. Wat dat zeggen wil, kunnen de Amerikaansche schoolkinderen vertellen, die tegenwoordig vergast worden op jeugd-concerten met film-illustratie. Beethoven's Mondschein met manestralen op het doek...Den wijze genoeg. Het zéér Amerikaansche denkbeeld is zoowaar al in Europa nagevolgd. Wij passen ons al aardig aan...Wat verder Edmund Meisel en Richard Strauss betreft: die moeten zelf maar weten wat ze doen.
Film. Dat is Ruttmann (niet zijn Berlin!), en Ivens; dat is sòms Dulac (niet de Invitation) en Abel Gance (Marines).
Een allereerste begin, meer niet. Gelukkig. Nog is het vroeg genoeg voor een contact tusschen: de absolute film en de absolute muziek.
Potstausend, zoo'n Ruttmann-opus! Vormen, wentelend, schuivend door elkaar. Figuren, die uit elkander ontstaan en zich in elkaar oplossen. Zuivere sonates-in-beelden; neen, geen ‘verbeelde’ muziek, maar beeld-muziek - rhythme, contrapunt, harmonie en disharmonie...Hier valt met een verbinding beeld-klank wat te bereiken. Een kunstvorm. Gesamt-kunstwerk? Och, wat baten woorden. Wagner en Nietzsche hebben aan deze combinatie toch niet gedacht.
Ik denk mij dat bijvoorbeeld zoo; een kort, plastisch motief klinkt...een kwadraat, een cirkel verschijnt op het doek. Expositie. Andere motieven voegen zich erbij; de doorwerking begint. Hoe precies? Op duizend verschillende manieren!
Deze muziek zal ook niet achteraf bij het filmwerk aangelapt worden. Neen, synthetisch worden beide, gelijktijdig, in het studio opgebouwd tot een onsplitsbaar geheel. Geen film-met-muziek, geen muziek-met-filmbegeleiding (bewaar ons!) neen; de film-zelf zal hoorbaar worden; de muziek-zelf wordt zichtbaar.
Het is alles nog buitengewoon vaag. Maar daarom niet minder uitvoerbaar. Want - en dat is het belangwekkende van het geval -: het technische middel, waardoor dit alles verwezen lijkt kan worden, en dat, voorzoover ik zie, alleen op deze wijze tot een nieuwen kunstvorm kan leiden,...dat hebben wij nu. Dat is de movietone.
Grau ist alle theorie...
Het bovenstaande was al overdacht en geschreven, toen ik in een oud nummer van de Deutsche Allgemeine Zeitung (van 29 Sept. 1928) las, dat Ruttmann met Guido Bagier een propagandafilm heeft gedraaid, waarbij gebruik wordt gemaakt van de ‘Triergon-Tonfilm’.
Wie weet tot welke resultaten de meester-zelfal is gekomen?
Naschrift. Naar verluid wordt, heeft Darius Milhaud onlangs muziek gecomponeerd bij...een film-journaal. Net iets voor hem.
In elk geval een origineel experiment. Maar dat journaal zal dan toch wel speciaal voor de gelegenheid geconstrueerd zijn?