[13]
opname een ruimte, het is in zijn eindstaat een vlak. Het rhythme van de film is echter noch ruimtelijk, noch lineair, het is een eigen bewegings-sensatie. Noem het een vierde dimensie, als Gij persé een vergelijking wilt. Maar werp niet tegen, dat Gij een vierde dimensie niet ‘begrijpt’. ‘Begrijpt’ Gij den ether? Niemand begrijpt den ether, niemand analyseert den ether. Maar als ik voor mijn schrijfmachine zit, beeld ik mij niet in, dat ik radio uitzend. Terwijl men voor een zendtoestel van de zuiverheid der kleinste trillingen door den ether zeker is, ongeacht het onvermogen om het element ‘ether’ af te scheiden.
Een cinéast kan met zijn camera film ‘uitseinen’. Hij vraagt U niet naar den oorsprong te zien, maar naar het resultaat. Want even feilloos zuiver als het radio-bericht door den ether, is het rhythme film geworden door dat (scheikundig onbekend) aanwezig element film. Men kan er mee werken. Weest er dankbaar voor, want dat was zijn grandiooze ontdekking.
Film, muziek en dans zijn de kunsten, die slechts één axioma hebben: dat der feillooze zuiverheid. Alle inhoud maakt haar onmiddellijk tot programma-kunst. ‘Le Coquille et le Clergyman’ is als opschrift niet essentieeler dan het allegro moderato van een sonate of de titel van een ballet-pur. Wie dat door uitgewerkte begrippen wil substitueeren, haalt een onverandelijken hemel naar een hoogst individueel en waardeloos plekje aarde en verwisselt ontroering met zuiverheid. De film heeft geen ‘ontroering’ (in den gangbaren zin) op te wekken, zij slaat niet op het hart: dat beroemde hart-van-ontroering, dat de Grieken al niet wisten te vinden en tenslotte maar in de buurt van de milt classificeerden; dat beroemde hart, waarvan de kunst van deze eeuw het faillissement heeft aangevraagd en reeds verkregen.
Wij laten door de verdoovende middelen van het onscherp gestelde ‘gevoel’ de muziek, dans en film niet langer dément maken. Een goed societydansduo staat onbewust dichter bij een autonome kunst dan de door individueele gevoelscomplicaties getroubleerde pantomime-danseres. Charley, een dier grooten die men wellicht bedorven heeft door ze nadrukkelijk te zeggen dat zij groot waren, staat dicht naast Alex Allin, den clergyman met het stilzwijgend bezeten film-masker. Beiden behooren tot de zeer weinigen, die niet toch het brandmerk van anderen afkomst op het voorhoofd dragen, beiden zullen b.v. in hun films nimmer spreken teneinde (nogmaals: bewust of onbewust) de uitsluitende reagens van het oog niet op een ander zintuig af te leiden. Beide zijn zuivere media.
De ethiek heeft ons waarnemingsvermogen verpest en in goedkoope romantiek omgezet. Wij zijn gewend te reageeren op het leven. Een autonoom kunstbegrip is een verloren paradijs, waarheen religieuze colporteurs en sociale speculanten U den weg versperren. Men vergeet dat tegenover elk tegendeel ook een buiten-deel gesteld kan worden, en dat elke im-moraliteit haar a-moraliteit heeft. Wie in de - trouwens altijd particuliere - sfeer van het dagelijksch leven wil binnendringen, vergeet, dat de natuur de meest verregaande staat van ontbinding is, waaruit wij terugmoeten: alle zintuigen rotten er door elkaar, in dezen chaos kunnen wij niet meer zuiver waarnemen. Stel Uw zintuigen veilig: hoor muziek met het oor en niet met het hart, zie de dans en de film met het oog, dat daartoe geschapen is. En verwar niet de sociale collectiviteit die de Russen in hun films leggen, met het even collectieve, maar onbedorven, blanke posivitisme van de film als zoodanig, dat door geen ethisch ideaal gesubstitueerd, door geen met opzettelijken begrips-inhoud en ‘ontroering’ getroubleerd waarnemingsvermogen geimiteerd kan worden.
Als Gij Pijper niet begrijpt, vraagt Gij hem dan naar den ‘inhoud’ van zijn symphonie? Hij zal U antwoorden, dat hij slechts de eene toon naast de andere plaatste, omdat hij afgaande op de zuiverheid van den schepper, ‘het zoo hoorde’. Vraagt gij Pavlova naar den inhoud van een Rondo? Zij zal U verwijzen naar den ‘Stervenden Zwaan’, waaraan Gij net zooveel kluiven moogt als Ge wilt, omdat het programma-ballet is. Vraagt Gij Germaine Dulac naar den inhoud van den ‘Clergyman’? Zij zal U antwoorden, dat zij ‘het zoo zag’.
Het geven van een gestalte is identiek met het scheppingsproces van den kunstenaar. Zij eischt geen begrip, dat Gij kunt reproduceeren. Kunst, waarvan het scheppingsproces zelf het a priori vormt, kent geen andere mentaliteit dan zijn ‘thema’ en eischt niet gereproduceerd te worden. Zij eischt geen imitatie, maar een argeloos doordringen tot de schepping zelf, een zintuigelijk créeren van den toeschouwer, waarop de maker slechts de prioriteitsrechten doet gelden.
En dit is niet slechts een mogelijkheid, het is een noodzaak. Dit criterium is absoluter dan het gevoelsbegrip, de vreugde van den toeschouwer is feller naarmate zij ‘ongekleurd’ is. De ware vlam is wit. Waarom verwerpen wij Richter en Eggeling tegenover Ruttmann? Waarom de ‘Invitation’ tegenover den ‘Clergyman’? Omdat het scheppingsproces van de film geen geheimen heeft voor wie wil zien. Zij leeft niet achter de nevelen der romantiek. Het droomen-in-glas van den ‘Clergyman’ heeft de helderheid van een