Filmliga
(1927-1931)– [tijdschrift] Filmliga– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[Van de redactie]
| |
[pagina 120]
| |
[2]
waarmede alles aan den toeschouwer voorbijtrekt - en die zeer vermoeiend voor de oogen is - dan door geest.’ Ach kom, had Uw vermoeide oogen toch gesloten, anonymus, het was U van harte gegund geweest! Enzoovoort. Van Walter Ruttmann, wiens werk toch zeker tot het belangrijkste behoort van wat de Liga hier te lande geintroduceerd heeft, nam men slechts notitie door een vluchtig, eveneens ongeteekend verslagje, in flagrante tegenstelling tot de overige pers. Het verschijnsel absolute film bestond als probleem voor de Telegraafredactie niet.Ga naar voetnoot1) Dit is te opmerkelijker, omdat in denzelfden tijd de beide kunstredacteuren, de heeren Arntzenius en Werumeus Buning, op de films ‘Twee Menschen’ en ‘Sunrise’, die in de Tuschinski-bioscoop werden vertoond, met het gansche apparaat van dithyramben, waarover het grootste dagblad beschikt, werden losgelaten. ‘Twee Menschen’, dit onvergankelijk sentimenteel gewrocht met wonderoliefotografie en stroopmoraal, heette een ‘werk van gestalte’, dat ‘alle krachten inzet’, het steeg uit ‘boven het experiment en boven het steriele zoeken’. Over ‘Sunrise’: ‘Men behoeft deze film niet veel goede woorden mee te geven (die echter in een voorafgaande kolom al meegegeven wáren! Red.); zij zal met haar tragiek midden in het alledaagsche en haar warme levende menschelijkheid de Hollandsche harten, die juist hiervoor gevoelig zijn (dit heet n.b. critiek! Red.), wel treffen door haar eigen kracht. Men behoeft er slechts op te wijzen, dat zij deze eigenschappen waarlijk heeft: dat zij het hart raakt.’ Met dergelijke speculaties op het Hollandsche hart, dat ook voor oude klare steeds zoo gevoelig blijkt, weshalve toch oude klare nog geen goede film is, werd hier een werk opgehemeld, dat, tot zijn ware proporties teruggebracht, geen andere pretentie kan hebben, dan een handig compromis van een Europeaan tusschen Sudermann en Amerika. Wij zouden dit alles niet memoreeren, wanneer niet deze ‘critiek’, met naam en toenaam was onderteekend en kolommen druks besloeg, terwijl de Filmliga met een anonymus werd afgescheept, die aan den stijl van schoolopstellen een voorbeeld kon nemen. Op de vragen, die men uit het publiek tot ons gericht heeft, of het niet mogelijk was deze anonyme ‘critiek’, die meer dan iets in strijd is met den opzet der Liga, met een openbaar dementi te voorzien, hebben wij voorloopig niet kunnen antwoorden. Wij hebben tot het uiterste de mogelijkheid van een misverstand willen aannemen. Teneinde zekerheid te krijgen, heeft ten laatste het Ligabestuur zich tot de kunstredactie van De Telegraaf gewend en een onderhoud aangevraagd. De resultaten van dit onderhoud, dat op 13 Dec. j.l. plaats vond, hebben ons nog dermate verrast, dat wij aanvankelijk niet wisten, waarover wij ons meer te verwonderen hadden, over de cynische wijze, waarop men er voor uitkwam, dat men er geen belang bij had een ‘besloten vereeniging’ te steunen, dan wel over de argumenten, die ter tafel werden gebracht. In het kort waren het de volgende bezwaren, die de redactie tegen het optreden van de Liga aanvoerde en die haar zedelijk verplichtten ons door een stamelenden leek te laten ‘afdoen’: De Liga voert in haar orgaan ‘Filmliga’ een hoogen toon tegenover het bioscoopbedrijf en met name tegenover den Heer Tuschinski, die haar niet past. De Liga maakt zich tot martelaar voor de film, terwijl zulks volkomen overbodig is. Ook zonder de Liga zouden de goede films wel naar Holland gekomen zijn. De Liga kortom, verhoudt zich niet anders dan iedere exploitant tot de film en behoeft dus, als besloten vereeniging, volstrekt niet op een andere behandeling aanspraak te maken dan de overige exploitanten. Eigenlijk is zij dus tot op heden nog veel te clement behandeld, omdat zij een besloten vereeniging is tegenover het openbaar bedrijf der bioscopen. Zij mag blij zijn, dat zij niet onder de rubriek ‘Bioscoop’ afgedaan wordt, waar men de ‘objectieve’ verslagen vindt. (Objectief; het woord is van de Telegraaf-redactie!) Ziehier de hoofdzaken van de ‘bezwaren’ der Telegraaf-redactie. Hoewel zij niets met de kern der zaak, de filmcritiek, te maken hebben, al zeer kennelijk voorwendselen zijn, en wij niet de minste verplichting hebben ons b.v. over journalistieke manieren tegenover een blad als De Telegraaf te verantwoorden, willen wij wel even onze meening zeggen over deze ‘bezwaren’, die het der redactie onmogelijk maakten met een onbevlekt geweten onze matinee's aandacht te schenken. Onze ‘hooge toon’ en ons ‘martelaarschap’ zijn, waar men ze meent te ontdekken, noodige en volkomen secundaire reactieverschijnselen op een anderen, meer speciaal onuitstaanbaren, toon en een volslagen gebrek aan martelaarschap voor de film aan den kant der bioscoopdirecties, met name het theater Tuschinski. Tegenover de film zelf nemen wij geen andere dan een critische houding aan, hetgeen de Telegraaf-redactie uit de verschenen nummers van ons blad kon gebleken zijn. Dat films als ‘En Rade’, ‘Entr'acte’, de absolute films van | |
[pagina 121]
| |
[3]
Ruttmann, ‘Fait Divers’ zonder de oprichting van een Liga naar Holland zouden zijn gekomen, is onwaar en zelfs als voorwendsel al heel slecht gevonden; geen bioscoopdirectie denkt er aan (en nogmaals: van haar standpunt terecht) om dit werk aan het publiek voor te zetten, zoomin als De Telegraaf er aan denkt haar fotopagina met fotogrammen van Man Ray te vullen. Wij hebben nooit beweerd, dat men in de bioscopen ook bij tijd en wijle geen goede films zou zien; wij beweren slechts dat de bioscopen nog onmachtig zijn als regel en volgens een principe goede films te geven; dat goede films zònder commercieele waarde dus alleen door de Liga geïntroduceerd worden. Tenslotte: wij, verhouden ons juist dààrom anders tegenover de film dan de gewone exploitant; weliswaar niet omdat wij zelf films maken (voorloopig), maar omdat wij de films introduceeren op de basis van een critisch oordeel en zonder den noodzaak van een batig saldo. Alleen daarvoor hadden wij den vereenigingsvorm noodig, alleen daarvoor bestendigen wij onze publieksorganisatie als besloten vereeniging. Dat de pers daarvan dus nota neemt, is geen gunst, maar (als zij althans op de reputatie van op filmgebied welingelicht te zijn prijs stelt) een normale belangstelling. Het voorwendsel ‘besloten vereeniging’, inderdaad formeel het eenige houdbare, bewijst, dat De Telegraaf die belangstelling niet bezit. Tot zoover onze commentaar. Maar men begrijpe het goed, daarom gaat het ten eenenmale niet. Op de vraag, of men het gehalte van onze programma's gering achtte, is de Telegraaf-redactie ons het antwoord schuldig gebleven. Sterker: toen wij de opmerking maakten, dat men dan toch onze films critisch kon beoordeelen en daarnààst de houding van het Liga-bestuur naar hartelust kon berispen, kregen wij als repliek te hooren, dat het groote, grootere, grootste, allergrootste dagblad voor dergelijke futiliteiten geen tijd had! De Telegraaf-redactie heeft m.a.w. duidelijk te kennen gegeven, dat haar de artistieke of cultureele waarde van de Liga-films in het minst niet interesseert en dat zij het theater Tuschinski bevoegder acht de introductie van avantgarde-films op zich te nemen, waarnaar zij dan wèl zal gaan kijken. Wij kunnen dan slechts zeggen, dat wij benieuwd zijn, welke avantgardefilms dat zullen zijn, en met welke bescheidenheid onze tactvolle collega A. Tuschinski ze in het ‘Tuschinskinieuws’ zal aankondigen.
Wij weten dus thans, waaraan wij ons te houden hebben. De Telegraaf zal voortgaan de bioscoop Tuschinski te beschenken met weldoorvoede en welonderteekende aanbevelingen; zij zal voortgaan de Filmliga te negligeeren door anonyme verslagjes, die zich in niets van de gewone verhaaltjes onderscheiden dan door ondeskundige pseudo-deskundigheid. Zij doet dat onder voorwendselen, waarvan de gezochtheid onmiddellijk voor de hand ligt. Wij stellen er dus in het vervolg geen belang meer in, of de anonymus zich bij onze voorstellingen laat zien of niet. Wij zullen hem den toegang niet weigeren, zooals het theater Tuschinski de recensenten, die zich uitlaten naar eigen smaak, de deur wijst: hij bestaat voor ons niet meer, wij kunnen hem missen. Men kan ons thans doodzwijgen, men kan een magnaat of een professor huren, om ons af te maken voor het oog der 100.000 bevoegde lezers: het laat ons koud. Het is niet de houding van De Telegraaf, het is slechts de wijze, waarop zij die houding nog heeft willen ‘verdedigen’, die ons nog een oogenblik verraste. Wij richten ons niet tegen personen; daarom zullen wij ook het komische accent, dat in het geval-Tuschinski onvermijdelijk was, hier niet naar voren brengen. Wij richten ons tegen het systeem De Telegraaf dat zich van personen bedient, na hen van hun persoonlijkheid ontdaan te hebben, dat steunt op de goedlachsche en goedgeloovige massa der 100.000. Wij richten ons tegen het systeem, dat den tijd, toen Matthijs Vermeulen in het Concertgebouw ‘Leve Sousa’ durfde roepen, lang vergeten is, dat achter Chaliapine aanloopt en scherpe critiek durft leveren, o heldendaad, op....Jhr. v. Riemsdijk! Tegenover dit régime aarzelen wij niet ons idealisten te noemen, al voelt de Telegraaf-redactie zich door dien jeugdigen overmoed gechoqueerd.
Over de unio mystica tusschen De Telegraaf en den Heer Tuschinski zullen wij verder niet spreken. Zij berust, zooals wij reeds opgemerkt hebben, op beider warme liefde voor de avantgarde-films als ‘Twee Menschen’ en ‘Sunrise’. En met een dergelijke gemeenschap des geestes mag men niet spotten. Men weet toch, dat het publiek, dat De Telegraaf leest en Tuschinski bezoekt, tot die avantgarde behoort, waarvoor de arrogante Liga geheel en al overbodig is.... |
|