Nosferatu van Dr. F.W. Murnau
Dr. F.W. Murnau is tegenwoordig één der meest opmerkelijke cineasten, die Duitschland heeft opgeleverd. Van zijn werk zijn het meest bekend geworden: ‘Der Letzte Mann’ en ‘Faust’. ‘Der Letzte Mann’ dankt weliswaar een groot deel van zijn populariteit aan Emil Jannings maar was toch ook tevens het hoogtepunt van Murnau's kunnen; een hang naar de dampige sfeer van het beeldvlak, naar ‘malerische’ effecten van natuur en psyche (verbeelde psyche, een voorrecht van de film!) kenmerkt zijn talent in het algemeen, en blijft ook opvallend in zijn Janningsfilm, die in een hotelmilieu speelt. In ‘Faust’ ziet men de dampen dan onrustbarend over natuur en ziel trekken; de valsche mystische accenten van den cineast winnen het van zijn zuiver vormgevoel. De techniek neemt in perfectie toe, de geest verslapt. Daarop is Murnau naar Amerika gegaan, waar hij zijn jongste product ‘Sunrise’ maakte. Wij schreven daarover reeds in No. 2 van dit blad onder den titel ‘Ameropa’. Deze film, zorgvuldig gekweekt met de verblindende fotografie van onze overburen, getuigt nogmaals van Murnau's begrip van de natuur, door het idealiseerend oog van den droomer gezien; maar er moesten thans zooveel concessies aan het publiek gedaan worden, dat er van den europeeschen cineast niet veel meer overblijft dan een ter zake kundig regisseur, werkend onder de pressie van amerikaansche sentimentaliteit.
Wij brengen thans de reprise van zijn eerste werk ‘Nosferatu’. In de eerste plaats, om de film zelf. Hij dateert van 1920 en is ondanks den ouderdom nog altijd meer dan een curiositeit. In de scheepsscènes, in de macaber gesuggereerde détails van een Grand-Guignol-scenario bereikt Murnau met de onvolmaakte middelen, waarover men toen beschikte, typische resultaten, die alleen binnen het bereik van het filmrhytme liggen. Voor wie filmoogen heeft, is het in hoogen mate belangwekkend te zien, hoe het eigene krampachtig gezocht...en, plotseling, soms gevonden wordt. Maar in de tweede plaats laten wij in ‘Nosferatu’ een staaltje ophalen van een strooming in de filmwereld, die talrijke thans lang vergeten producten als ‘Schatten’, ‘De Pruik’, ‘Dr. Mabuse’, deels ook ‘Caligari’ en ‘Wachsfigurenkabinett’ op zijn geweten heeft: de na-oorlogsche cultus van vaag aangevoelde psychanalytische symbolen, die vooral de duitsche regisseurs jaren bezig gehouden heeft. ‘Eine Symphonie des Grauens’: deze ondertitel zegt al genoeg. Het irreëele, dat de groeiende film voor den verwonderden stilstandsmensch aanvankelijk had, zoekt de cineast hier te verwezenlijken in een ontvluchting van den dag, in een lichtschuw, spookachtig dolen in de grotten van het onbewuste. Het is ondoenlijk en overbodig een volledige collectie van dit genre cinegrafie aan de vergetelheid te onttrekken: één der meest representatieve voorbeelden, ‘Nosferatu’, is in staat de overspannen sfeer van zoeken en zeer gedeeltelijk bereiken weer even te doen herleven.
Wij draaien daarom ook de film in zijn geheel, hoewel hij geenszins als geheel gaaf te noemen is. Maar als ontwikkelingsetappe uit de moeizame worsteling der filmkunst is hij een werkstuk, dat de Liga-leden, én als document uit den strijd met de schoonheid, én als cultuurdocument, ongetwijfeld zal boeien.
M.t.B.