Filmliga
(1927-1931)– [tijdschrift] Filmliga– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||
Nederlandsche Filmliga
|
a. | het introduceeren hier te lande van werkelijk artistieke films, |
b. | bevordering van vertooning van interessante filmexperimenten van welken aard ook, |
c. | het bevorderen van goed begrijpen en waardeeren van filmkunst door uitgifte van doelmatige geschriften of andere propagandamiddelen, |
d. | het met wettige middelen optreden voor die belangen bij de bevoegde autoriteiten, |
e. | alle andere wettige middelen, die aan deze doeleinden bevorderlijk kunnen zijn, en zulks hetzij alleen of in samenwerking met andere vereenigingen. |
VOORZITTER VAN HET HOOFDBESTUUR:
Henrik Scholte
SECRETARIS-PENNINGM. VAN HET HOOFDBESTUUR:
(SECRÉTAIRE-TRÉSORIER GÉNÉRAL)
Menno ter Braak, den Texstr. 31b, AMSTERDAM-Centrum. Postgiro 131747
ALGEMEENE TECHNISCHE LEIDING:
(CONSEIL TECHNIQUE)
Joris Ivens en Ed. Pelster, Ceintuurbaan 187, AMSTERDAM-Zuid. Tel. 29775
ALGEMEEN BUITENLANDSCH VERTEGENWOORDIGER:
(CORRESPONDANT GÉNÉRAL POUR L'ÉTRANGER)
M.H.K. Franken, 4 Rue Crébillon, PARIS VI
AFDEELINGSSECRETARISSEN:
Amsterdam: Menno ter Braak, den Texstr. 31b (C.)
Rotterdam: Mej. Ida Liefrinck, Stationsweg 46
's-Gravenhage: Mr. Leo Bakker, Hooistraat 2
Utrecht: Ir. S. van Ravesteyn, Adm. van Gentstr. 33
Groningen: Halbo C. Kool, Stoeldraaierstr. 2
Haarlem: F. Althoff, Ged. Gracht 148 r.
Eindhoven: voorl. J.M. Brandel
BUITENGEWONE AFDEELING:
Delft (‘Vrije Studie’): B.A. van Nes, Kolk 26
JURIDISCH ADVISEUR:
Mr. J.H. Polenaar
Nederlandsche Filmliga
In een 11 November j.l., in het American Hotel te Amsterdam, onder voorzitterschap van den Heer Henrik Scholte gehouden vergadering, welke door afgevaardigden van alle afdeelingsbesturen werd bijgewoond, is het beleid van het Dagelijksch Bestuur aan uitvoerige besprekingen onderworpen en vervolgens goedgekeurd. Voor de resultaten verwijzen wij naar het in gemeenschappelijk overleg geredigeerde hoofdartikel in dit nummer.
Eenige plaatselijke belangen werden nog afzonderlijk geregeld.
Het beleid van de Redactie van dit blad werd zonder meer goedgekeurd.
Betreffende de financieele afwikkeling zullen de afgevaardigden ruggespraak houden met hun bestuur. Zoo mogelijk zullen de afdeelingen niet een progressief, doch een vast bedrag per voorstelling betalen, terwijl Amsterdam het surplus voor zijne rekening neemt.
De Heer Mr. Joh. Huyts, als voorzitter van de oudste afdeeling, dankte daarna met eenige hartelijke woorden het Hoofdbestuur voor de vele verrichte werkzaamheden. De vergadering werd met een gemeenschappelijken maaltijd besloten en des avonds werden in de Studio Capi een paar merkwaardige avant-garde films vertoond, welke later eventueel in Liga-programma's zullen loopen.
De liga en het buitenland
De organisatie van onze betrekkingen met het buitenland, die steeds groote vormen aanneemt, is thans overgedragen aan onzen Parijschen vertegenwoordiger M.H.K. Franken, 4 Rue Crébillon, Paris VI, die daarover zoo spoedig mogelijk als de stand der werkzaamheden zulks toelaat, in ‘Filmliga’ zijn communiqué's zal publiceeren
La ligue et ses relations internationales
Nous avons chargé notre correspondant à Paris M.H.K. Franken, 4 Rue Crébilion, Paris VI, de l'organisation de nos relations internationales. Si tot que possible il publiera ses communiqués dans la revue mensuelle ‘Filmliga’.
Filmliga Amsterdam
Van het tweede programma werd d.d. 29 Oct. in het Centraaltheater te Amsterdam de première gegeven. Hoewel het programma eenigszins overladen en daardoor te vermoeiend was, heeft men het over het algemeen toch zeer gunstig ontvan-
[13]
gen. Het experiment der vooroorlogsche films - op de muziek van een klein draaiorgel - sloeg zeer in en zal althans voor Amsterdam ook zeker herhaald worden. Over René Clair's ‘Entr'acte’ - ten onrechte zonder muziek vertoond - liepen de meeningen uiteen.
Ten gevolge van een betreurenswaardig misverstand hebben de vorige maal ook zij, die geen plaatsen wenschten te reserveeren, f 0.10 aan de kassa moeten betalen. Dit bespreekgeld is in het vervolg natuurlijk alleen door hen, die vooruit reserveeren, verschuldigd. Aan de kassa zijn op den middag zelf kostelooze nummerbewijzen verkrijgbaar gesteld.
Op de vergadering van 27 October j.l. werd de heer ir. A. Boeken, Heerengracht 614, Gem.giro F583, tot penningmeester der afdeeling gekozen.
Filmliga Rotterdam
Het tweede programma werd hier 5 Nov. vertoond. Ook hier liepen de meeningen uiteen: ‘Rien que les Heures’ en ‘Miracles du Cinéma’ schijnen de meeste stemmen te hebben behaald. Het Bestuur der afdeeling heeft als experiment, in onderscheid met Amsterdam, ‘Entr'acte’ met jazzplaten doen illustreeren: blijkens de ervaring een geslaagde proef.
Filmliga Den Haag
Hier ter stede heeft thans een comité, bestaande uit de Heeren C. van Eesteren, Vilmoz Huszár, Luc. Willink en Mr. Leo Bakker, Secr.-Penningm., Hooistraat 2, de oprichting van een Haagsche Liga met kracht aangepakt. In het gebouw der Haagsche Kunstkring organiseerde het comité op Zaterdagmiddag 12 Nov. een eerste matinée, waarop het Cavalcanti-programma werd vertoond. ‘Le Train sans Yeux’ werd hier met veel succes door een pauken-begeleiding geïllustreerd.
De nieuwe afdeeling behoeft echter nog actieve propaganda en talrijke leden. Een Bestuur zal dezer dagen gevormd worden.
Filmliga Utrecht
Utrecht draaide onder nog grooter belangstelling dan den eersten keer 3 Nov. Het experimenteele karakter van het programma deed de opinie's verdeeld zijn. De plaatselijke pers is echter, hoewel lofwaardig critisch, zeer gunstig.
Het Bestuur is thans als volgt samengesteld: ir. S. van Ravesteyn, voorzitter; G. Rietveld, secretaris; jhr. dr. M.R. Rademacher Schorer, penningmeester, L.M. Kuitenbrouwer, A.J. Vos, ir. H.F. Mertens, Guus Seyler.
Filmliga Haarlem
De afdeeling Haarlem gaf zijn eerste voorstelling op 29 Oct. j.l. voor een vrij groot aantal belangstellenden. Het programma was met een documentaire film aangevuld en werd niet ongunstig ontvangen.
De afdeeling richt zich in een uitvoerig manifest, tevens aankondiging van het tweede programma, tot de burgerij. Het Bestuur is thans als volgt samengesteld: J. Pfersich, Voorzitter, F. Althoff, Secretaris, Ged. Oude Gracht 148r, F.J. v.d. Mersch, Penningmeester, Dr. G. Nolst Trenité, J.C. Mol, Chr. Pointl, Jan D. Voskuil.
Oprichtingsplannen
In de Leidsche pers, alsook in het Leidsch Stud. Weekblad ‘Virtus’ lezen wij een oproep tot stichting van een Filmliga Leiden. Onze hartelijke wenschen voor het welslagen dezer plannen. Uit Eindhoven geen nieuws.
Conferentie volksuniversiteiten en v.o.o.f.
De tweede conferentie, 4 Nov. j.l. gehouden in het Gebouw der Ned. Gemeenten te Den Haag tusschen de Nederlandsche Filmliga en bovengenoemde vereenigingen, heeft een zeer provisoire basis gelegd voor samenwerking over de z.g. secundaire reeks Liga-programma's (reprises van goede oude speelfilms). In de praktijk zal blijken in hoeverre aan deze samenwerking daadwerkelijk behoefte bestaat.
Uit Weenen
F(ritz) R(osenfeld), de Weensche filmcriticus, van wien wij in het volgend nummer een artikel brengen, schrijft in de Weensche ‘Arbeiter-Zeitung’ onder den titel: ‘Für den guten Film’:
‘In Holland wurde eine Filmliga gegründet, die sich das Ziel gesetzt hat, durch die Vorführung guter Filme, denen sich die Kinos verschlieszen, den Geschmack des Publikums zu bilden und die Kinokultur zu heben. Diese Niederländische Filmliga hat ihren Sitz in Amsterdam und Zweigstellen in Rotterdam, Utrecht, Groningen, Haarlem, Delft und im Haag. Die beiden ersten Matineen waren dem jungen französischen Film gewidmet und brachten Cavalcantis “Nichts als Stunden” und Filme von Renée Clair; die dritte wird mit dem künstlerischen deutschen Filme bekanntmachen und zum erstenmal in Holland Ruttmanns “absolute Filme” zeigen. Eine fachkundig geleitete, schön ausgestattete und illustrierte Zeitschrift “Filmliga” vertritt journalistisch die Bestrebungen, für die die Liga praktisch
[14]
kämpft: das Publikum zu einer kritischen Einstellung gegen den Film zu führen und klarzustellen, dasz die Erzeugnisse, die wir im Kino vorgesetzt bekommen, mit Film-kunst meist herzlich wenig zu tun haben und die Filmkunst sich abseits vom Kinogeschäft entwickeln musz.’
En iets verder:
Und was geschieht in Wien? Eine unter Ausschlusz der Oeffentlichkeit arbeitende ‘Kinogemeinde’ gibt ‘gesellige Abende’ und leistet gemeinsam mit dem Filmwochenblättchen, mit dem sie Hand in Hand geht, dem gegenwärtigen verkitschten Kinogeschäft Zutreiberdienste. Das ist alles.
Das Kinogeschäft bietet nur schalen, tausendsten Aufgusz, ewiggleiche Schablone, die niemanden interessiert. Der Film von morgen, die Zukunft der Filmkunst, liegt nicht bei den Kitschfabrikanten in Hollywood, Berlin und Wien, sondern bei den jungen französischen Regisseuren, die in kleinen Pariser Ateliers mit geringen Mitteln ihre Versuche anstellen. Manche dieser Versuche glückten und brachten grosze Erfolge. Aber nicht in Wien; da den Wiener Kinobesitzern der Unterschied zwischen einem Filmwerk wie ‘Nichts als Stunden’ und einem Harry-Liedtke-Film noch nicht aufgegangen ist, darf das Publikum die künstlerischen Filme nicht sehen. Es kommt also gar nicht in die Lage, zwischen dem guten Film und dem Harry-Liedtke-Kitsch Vergleiche anzustellen; aus diesem Mangel an Vergleichsmöglichkeitenleiten die Kinobesitzer wiederum ab, dasz das Wiener Publikum nur Schundfilme sehen will. So beiszt sich die Katze in den Schwanz.’
In comoedia
schreef Alberto Cavalcanti naar aanleiding van zijn bezoek aan Amsterdam een artikel, waar wij het volgende aan ontleenen:
Tegenwoordig zijn het niet altijd de ‘zakenfilms’ meer, die, zelfs als ze in ieder opzicht geslaagd zijn, de aandacht van belanghebbenden en kritiek vestigen op de Fransche cinematographie.
Sedert de oprichting der Filmliga Amsterdam zijn er in verscheidene plaatsen van Nederland eveneens Liga's gesticht, die tot doel hebben de intellectueelen samen te brengen en hen op de hoogte te houden van de meest karakterestieke producten der nieuwe cinematographie.
Dit is een feit, dat het vermelden waard is.
De geste der Filmliga is de eerste van een reeks, die een werkelijke revolutie verwekken zal in de filmwereld. Wij, regisseurs, wachten er op en de landen, die geen eigen filmproductie hebben, kunnen zeer zeker op deze wijze invloed krijgen op filmcritiek.
De vertooning van ‘En Rade’ in Amsterdam is voor mij een der diepste vreugden uit mijn loopbaan als regisseur geworden. Hier wekte de film ontroering en succes, dat later door de kritieken bevestigd werd. Toen herinnerde ik mij gelijktijdig de ontvangst van ‘En Rade’ te Parijs door ‘vakmenschen’, waarbij zelfs als heilige overtuiging leefde: ‘'t is een sof’.
Om die beoordeelaars tot nadenken te brengen, wier opinie zoo overtuigd was als hierboven vermeld, wilde ik herinneren aan het succes te Amsterdam. En zegt het niet veel dat pas te Berlijn, met niet te vergelijken middelen, een analogie werd gemaakt van ‘Rien que les heures?’Ga naar voetnoot1) Gaarne zou ik voor hen de Duitsche kritieken er van vertalen.
Zij, die strijden tegen de sleur in filmproductie zijn sterk, zij hebben geen aanmoediging noodig. Reeds steunt het buitenland hen en de toekomst zal hen in het gelijk stellen.