Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. Jaargang 2
(2009)– [tijdschrift] Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |||||||||||||||
internationaal | Paul Catteeuw
| |||||||||||||||
Indonesië: Zeer divers, uniform en kwetsbaarDe republiek Indonesië is een relatief jong land. Op 17 augustus 1945 (hari merdeka of Dag van de Onafhankelijkheid) ontdeed Indonesië zich van het kolonialistische juk. Ondanks pogingen van Nederland om de kolonie te behouden, werd Sukarno de eerste president van de onafhankelijke democratische republiek. De president verviel vrij snel in een autoritair regime. Zijn opvolger Suharto zette na een coup dit autoritaire regime verder. Het is slechts na het aftreden van Suharto in 1998 dat de democratisering zich onder druk van de straat echt doorzette. De huidige president Susilo Bambang Yudhoyono (in Indonesië algemeen SBY genoemd) is op een democratische manier rechtstreeks door het volk verkozen. Na woelige periodes in ‘opstandige’ provincies kent het land nu een relatieve rust, ook al is die soms op een eigenaardige manier tot stand gekomen. Zo kent de provincie Aceh een eeuwenlange geschiedenis van verzet, maar zorgde de verschrikkelijke tsunami van 2004 voor een plotse vrede. Indonesië telt meer dan tweehonderd miljoen moslims en is daarmee veruit het grootste moslimland ter wereld. Maar het land is tegelijk een democratische rechtsstaat waar de shariaGa naar eind1 niet van toepassing is. Circa 88% van de naar schatting 230 miljoen Indonesiërs is moslim. Op economisch gebied kent het land een vrij onstabiele geschiedenis met heel veel crisissen, maar ook met soms verregaande corruptie. Ondanks dit alles wordt Indonesië vaak bij de ‘Aziatische Tijgers’ gerekend, alhoewel het land soms eerder op een hongerige tijger lijkt. Toch vinden ook vele analisten dat het land tot de BRIC-landenGa naar eind2 zou moeten behoren, omdat Indonesië het op een aantal vlakken zelfs merkelijk beter doet dan die landen. Indonesië bestaat uit meer dan 17.000 eilanden van vulkanische oorsprong en is enorm uitgestrekt (drie uurgordels, meer dan 6.000 km). Het tropische land is erg gevoelig voor allerlei natuurrampen (vulkaanuitbarstingen, aardverschuivingen, aardbevingen, tsunami's), maar omwille van zijn vulkanische oorsprong en zijn geografische ligging rond de evenaar is het ook erg vruchtbaar. Op taalgebied is Indonesië een zeer divers en tegelijkertijd zeer uniform land. Alhoewel er meer dan zevenhonderd talen worden gesproken, beheerst toch zo goed als iedereen ook de enige officiële taal, het Bahasa Indonesia (BI). Deze taal is in de eerste helft van de vorige eeuw ontstaan als een soort conglomeraat van verschillende talen. De Maleise basis werd aangevuld met Javaanse woorden. En zelfs Nederlandse woorden zijn nu nog in het IndonesischGa naar eind3 terug te vinden. In 1945 werd het BI dan de enige officiële taal. Het is een enorme verdienste van Sukarno en zijn ploeg dat zij erin geslaagd zijn om alle Indonesiërs - ondanks die grote diversiteit - dezelfde taal te laten spreken. Deze prestatie heeft natuurlijk ook het eenheidsgevoel (e pluribus una lingua) en patriottisme aangezwengeld en wordt weerspiegeld in de wapenspreuk Bhinneka Tunggal Ika (eenheid in verscheidenheid).
Borobudur - De boeddhistische stoepa was eeuwenlang verborgen onder de begroeiing en de assen na uitbarstingen van de nabijgelegen vulkaan Merapi. De restauratie gebeurde o.a. met geld van de UNESCO en sinds 1991 staat de tempel op de lijst van het werelderfgoed. Op deze foto zien we enkele kleinere stoepa's die deel uitmaken van het grote geheel.
© Paul Catteeuw, 2004 | |||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||
→ Batubulan, Bali - Het spectaculaire slot van het dansdrama is de vuurdans. De pemangku (priester) of een andere dienaar bereidt deze dans voor en steekt het vuur aan.
© Bruno Catteeuw, 2009 | |||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||
Indonesië en UNESCO-werelderfgoedIndonesië trad op 27 mei 1950 tot de UNESCO toe. Sinds de jaren 1970, met name sinds de werelderfgoedconventie van 1972, heeft UNESCO onroerend en natuurlijk erfgoed (monumenten en landschappen) wereldwijd op de agenda gezet. Op de lijst van het World Heritage scoortGa naar eind4 Indonesië zeven erkenningen. Bij het opgenomen onroerend (in UNESCO-jargon, overigens net tegenovergesteld ten opzichte van Vlaanderen, cultureel) erfgoed vinden we drie vertegenwoordigers. Twee monumenten liggen in de buurt van Yogyakarta op Centraal-Java. Deze stad wordt als een soort van culturele hoofdstad van Java - en bij uitbreiding van heel Indonesië - beschouwd.
Prambanan - Kleine Legomannetjes restaureren de hindoetempel in 2004. De restauratie werd grondig verstoord door de krachtige aardbeving van 2006. Bezichtiging is nu een stuk moeilijker en het terrein met de vele tempels is niet meer helemaal toegankelijk wegens de gevaarlijke situatie. Een nieuwe restauratie wordt in het vooruitzicht gesteld, maar kan zeer veel tijd in beslag nemen. © Paul Catteeuw, 2004
De lijst met natuurlijk erfgoed is geografisch veel verspreider:
Op de tentative list staan er zelfs 22 mogelijke nieuwe elementen, voornamelijk nationale parken. Dit mag uiteraard geen verwondering wekken. Indonesië is enorm uitgestrekt en kent zeer grote geologische verschillen omwille van de vulkanische oorsprong en een uiterst diverse, vaak zeer endemische fauna en flora. Maar het gaat ook om het samengaan van natuur en cultuur. De rijstvelden en -cultuur rond Jatiluwih zijn daarvan een uitstekend voorbeeld.Ga naar eind5 | |||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||
Het nationaal park van Komodo herbergt de unieke komodo-varaan. De volwassen Komodo dragon is een gevaarlijke vleeseter en heeft geen natuurlijke vijanden. Deze kannibaal haalt topsnelheden van 20 km per uur. Het dier is wel bedreigd omwille van de zeer beperkte verspreiding. Komodo staat sinds 1991 op de lijst van het werelderfgoed. © Marc Luyckx, 2009
De rijstvelden rond Jatiluwih staan op de tentative list van de UNESCO. Het ingenieuze irrigatiesysteem zorgt voor de prachtige terrasbouw en spectaculaire uitzichten over het Balinese landschap. Mens en natuur zijn hier in perfecte harmonie.
© Bieke Bekkers, 2009 | |||||||||||||||
De UNESCO-conventie van 2003: ook Indonesië doet meeIn de 21e eeuw is er binnen en via UNESCO een doorbraak gerealiseerd die een andere vorm van erfgoed op de agenda heeft gezet: het immaterieel cultureel erfgoed (volkscultuur dus). Nog voor de oprichting van UNESCO en nog voor de toetreding van Indonesië in 1950, was er een basis gelegd voor een nationale aanpak van de uitdaging. De Indonesische grondwet van 1945 zegt in artikel 32Ga naar eind6:
Alhoewel dit in de grondwet de enige verwijzing naar cultuur is, toch maakt Dewi IndrawatiGa naar eind7 van het Indonesische departement voor Cultuur en Toerisme zich vandaag sterk dat dit artikel garandeert dat de Indonesische republiek zijn onroerend materieel erfgoed moet beschermen en behoeden. De initiatieven van UNESCO in het huidige decennium brachten de bewustwording in een stroomversnelling. Na de officiële nationale erkenning op 5 juli 2007Ga naar eind8, deponeerde Indonesië de officiële aanvaarding van de UNESCO-conventie voor de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed (17/10/2003) te Parijs op 15 oktober 2007. Net als België is Indonesië dus een van de niet minder dan 114 State Parties to the Convention. Net als de Vlaamse Gemeenschap staat Indonesië het volgende decennium voor de enorme uitdaging om de implementatie van de UNESCO-conventie van 2003 in de praktijk waar te maken en daar een innoverend beleid rond te ontwikkelen. | |||||||||||||||
Meegenomen: twee meesterwerkenIndonesië heeft in de schemerzone voor het in werking treden van de UNESCO-conventie ook meegedaan aan de internationale competitie voor het laten opnemen van fenomenen op de lijst van ‘meesterwerken van immaterieel en oraal erfgoed van de mensheid.’ Sinds de vergadering van het Intergouvernementeel Comité van de Conventie te Istanbul in 2008 zijn de twee erkende voorbeelden opgenomen in de representatieve lijst van immaterieel cultureel erfgoed (artikel 16 van de UNESCO-conventie van 2003). In 2003 werd het wayang-kulit-poppenspel erkend. Letterlijk vertaald uit het Bahasa Indonesia betekent wayang kulit leren pop. Dit soort theater is een eeuwenoude vorm van verhalen vertellen aan de hand van poppen. Het ontstaan ervan ligt op Java, maar ook op Bali is dit poppenspel populair. En zelfs op de eilanden Lombok, Madura, Kalimantan en Sumatra vind je lokale varianten van wayang kulit. Eigenlijk zijn er twee soorten poppen: de wayang kulit zijn platte, vlakke poppen en de wayang golek zijn driedimensio- | |||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||
De kris: materieel of immaterieel?
nale houten poppen. De tweede soort wordt bespeeld zoals in het poppenspel in Vlaanderen. De wayang kulit daarentegen wordt gebruikt in een soort schimmenspel. De schaduw van de poppen wordt geprojecteerd op een verlicht doek of scherm. Begeleid door een uitgebreid gamelanorkest vertelt de dalang (de hoofdpoppenspeler) aan de hand van de poppen (mythische) verhalen uit het verleden en beeldt hij het leven van voorouders tegen een religieuze achtergrond uit. Maar de wayang kulit heeft ook een sociale functie die je zou kunnen vergelijken met de Antwerpse Poesjenellenkelder. De voorstellingen zijn vaak een soort uitlaatklap voor de gemeenschap. Sociale kritiek wordt via dit kanaal geventileerd. Het succes hiervan zou wel eens kunnen bijgedragen hebben tot het overleven van deze traditie. Concurrentie van de moderne media noopt de dalangs ertoe om steeds meer moderne elementen in hun verhalen in te bouwen. Toeristen kunnen op veel plaatsen (bijvoorbeeld in Yogyakarta) naar voorstellingen gaan kijken. Toch houdt de doorsneetoerist het vaak niet lang vol, omdat de verhaallijnen moeilijk te volgen zijn en omdat meestal alles in het plaatselijke dialect verloopt. Bij dergelijke vertoningen maakt de dalang zich vaak vrolijk over de toeristen (hun uiterlijk, hun kledij...) zonder dat de slachtoffers dit doorhebben. Ook hier zijn de parallellen met de Antwerpse ‘Poesje’ heel duidelijk. In 2005 werd de kris (in het BI keris) door UNESCO aan de lijst van oraal en immaterieel erfgoed van de mensheid toegevoegd. Het nogal materiële karakter van een dolk voor een lijst van immaterieel cultureel erfgoed maakt dat over deze kandidatuur en opname enige discussie mogelijk is. De dubbelzijdige en golvende dolk is niet enkel een wapen maar ook een spiritueel voorwerp waaraan heel wat krachten worden toegeschreven. Vanuit Java verspreidde dit wapen zich over heel Zuidoost-Azië. De kris heeft vandaag vooral nog een ceremoniële waarde. Zo wordt hij gedragen bij officiële gelegenheden. Maar je vindt hem eveneens bij de suppoosten en gidsen van het kraton in Yogyakarta. Zij dragen de kris als een soort statussymbool. | |||||||||||||||
Is alledaags of immaterieel te gewoon?Het gebruik dat van het UNESCO-instrumentarium gemaakt wordt, bewijst alleszins dat het ministerie van cultuur en toerisme van Indonesië gevoelig is voor de internationale ontwikkelingen en erkenning. Belangrijke uitdagingen zijn momenteel de identificatie en het documenteren van het culturele materiaal/erfgoed in Indonesië enerzijds en het uittekenen van een politiek om met deze inventaris van materieel en immaterieel erfgoed om te gaan. Hoe kan een werkwoord en gerundium als ‘safeguarding’ waargemaakt worden? Hoe kan een begrip als ‘immaterieel cultureel erfgoed’ operationeel worden gemaakt op het terrein? Heel veel traditionele elementen van cultuur zijn in Indonesië nog springlevend en worden vaak niet ervaren als cultureel erfgoed wegens... te gewoon. We denken hierbij bijvoorbeeld aan het vervaardigen van maskers, aan het weven, aan batik, aan het smeden van goud en zilver. Ook de beoefenaars zelf beschouwen hun bezigheid als een ambacht, als werk en nauwelijks als een vorm van cultuur of kunst. Maar we denken hier evenzeer aan de vele rituelen rond de rites de passage die op alle eilanden te vinden zijn en die een enorme verscheidenheid tonen. Vele van die tradities zijn zelfs uniek. De dodenfeesten bij de Toraja op Zuid-Sulawesi zijn daarvan het perfecte bewijs, maar tegelijkertijd ook het slachtoffer omdat ze onder zware druk van het toerisme staan. Andere voorbeelden zijn de sociale patronen bij de Batak op Sumatra of de cultuur van de longhouses bij de Dayaks op Kalimantan. Ook op het gebied van het orale valt er nog heel wat werk te verrichten. Hoe verhoudt het Bahasa Indonesia (een kunstmatige taal) zich tot de meer dan zevenhonderd traditionele talen die in Indonesië worden gesproken? Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de onmetelijke vertelschat? Bovendien heeft | |||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||
Indonesië op dit ogenblik nog andere katten te geselen. Onderwijs is bijvoorbeeld een issue dat de volle aandacht opeist en waarvoor ook veel geld ter beschikking wordt gesteld. Er is natuurlijk nog het heikele punt Java. Economisch, politiek en demografisch is het eiland veruit het belangrijkste, of op zijn minst het leidinggevende. Cultureel ligt dat anders, maar toch lijken vele andere Indonesiërs de Javanen van cultuurimperialisme te verdenken. En de lijst van de hierboven opgesomde beschermde plaatsen en zaken lijkt dit ook te bevestigen. Toch is voorzichtigheid geboden om geen voorbarige conclusies te trekken. De oververtegenwoordiging van Java kan ook op betere administratieve structuren - en dus beter onderbouwde aanvragen - stoelen. Zoals in dit tijdschrift in vroegere bijdragen al werd benadrukt (met betrekking tot Vietnam, Japan of andere landen), is het zeker de moeite om te volgen hoe men in Indonesië zal omgaan met allerlei dossiers. In het vervolg van dit artikel ga ik dieper in op een voorbeeld uit de praktijk, dat bijzondere conceptuele, methodologische en beleidsuitdagingen stelt. | |||||||||||||||
BaliBali lijkt paradijselijk. Of je er nu geweest bent of niet, dit epitheton is nu eenmaal onlosmakelijk met het eiland verbonden. En wie er is geweest, zal dit beeld alleen maar versterken. Op dit mooie eiland leven de tradities bovendien op alle mogelijke manieren verder: vaak onttrokken aan het oog van de toeristen, maar even vaak in een soort symbiose met het toeristische geweld en al zijn effecten. Het eiland herbergt heel veel artistiek talent dat vaak haast dorp per dorp wordt geëtaleerd. Op de weg van Denpasar in de noordelijke richting naar Ubud en/of Klungkung rijgen de kunstdorpen zich aaneen: Batubulan (steenhouwers - vulkanische tufsteen), Celuk (goud- en zilversmeden), Batuan (schilders), Puaya (wayang-kulitpoppen), Negara (houten maskers), Kemenuh en Mas (houtsnijwerk), Blahbatuh (gongen en gamelaninstrumenten), Bona (mandenvlechten), Belega (bamboemeubelen) en de omgeving van Gianyar (zijdeweverijen). Net omwille van al deze geconcentreerde activiteiten wordt deze streek vaak ook weleens de souvenirroute genoemd. Je vindt er uiteraard heel wat kitschtoestanden voor instant toeristen, maar je komt er ook wel aan je trekken wanneer je echt op zoek bent naar waardevolle kunst die op de Balinese tradities is geënt. Tegelijkertijd vind je in deze omgeving tal van andere culturele uitingen en feesten. Batubulan is bijvoorbeeld gekend voor zijn barongdansen, terwijl in Negara elk jaar traditionele buffelraces worden gehouden.
Hierdoor vullen tangible en intangible heritage elkaar perfect aan. In die dorpen wordt het materiaal gemaakt: gamelaninstrumenten voor de begeleiding van de dansen, zijden kledij en maskers voor dansers en danseressen, rekwisieten voor de podia. Het succes van de dansen houdt dus de productie van het roerend erfgoed in stand. Dit is trouwens geen constructie die enkel door het toerisme en de daarmee gepaard gaande uitvoeringen wordt veroorzaakt. De Balinezen hebben ontelbare rituelen en ceremonie- en die precies dezelfde outillage vereisen en dus een voortdurende productie van kunst- en gebruiksvoorwerpen uitlokken. Op Bali zijn het dagelijkse leven en de beleving van religie met elkaar en ook heel sterk met de natuur verweven. Dat is bijvoorbeeld duidelijk te merken bij de rijstbouw. De natuurlijke pracht van de rijstterrassen wordt mede in stand gehouden door de cultivatie die op haar beurt zorgt voor religieuze handelingen met het oog op een goede oogst, zoals het offeren bij de waterbronnen ter ere van het water dat de velden bevloeit. Het belang van rijst op Bali - en a fortiori in Indonesië en bij uitbreiding in heel Azië - kan natuurlijk niet genoeg worden onderstreept. Heel wat rituele ceremonieën verwijzen dan ook naar het groeiproces van de rijst. Zelfs tijdens een kort bezoek aan Bali zul je haast zeker zien hoe Balinezen rijst aan de goden offeren. Misschien nog meer in het oog springend is het ontelbaar aantal tempels dat je op Bali aantreft. De hindoetempels zijn de haast natuurlijke ontmoetingsplaatsen tussen mens en god(en). Dat vereist heel wat rituelen die erop zijn gericht om de harmonie te bewaren en te bevestigen. Eigenlijk zou men Bali kunnen beschouwen als een piepkleine oase in het grote Indonesië. Het eiland is ongeveer anderhalve Belgische provincie groot. Naar Indonesische maatstaven is het dus een mini-eilandje met slechts 0,3% van de totale oppervlakte. Het eiland is wel dichtbevolkt. Met meer dan drie miljoen inwonersGa naar eind9 komt dat overeen met een bevolkingsdichtheid van 560 inwoners per km2. Ter vergelijking: voor België is dat 341, voor Vlaanderen 456. Op religieus gebied is Bali een echte enclave, een microkosmos. Bijna 95% van de bevolking belijdt het hindoeïsme: een uitzonderlijke situatie in het grootste moslimland ter wereld.Ga naar eind10 | |||||||||||||||
Dans, muziek en theaterWie in Bali muziek zegt, zegt ook theater en/of dans. Net omdat al deze kunstvormen ingebed zijn in de vele rituelen en ceremonieën, zijn ze ook overal en dagelijks aanwezig. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat er ontelbaar veel soorten dansvormen bestaan. Naast de minder gekende vormen, zoals arja, baris, calonarang, cupak, gambuh, janger, jauk, kebyar, mendet, odalan, oleg tambulilingan, pendet, sendratari, taruna jaya, topeng en wayang wong, kennen Europeanen vooral de legong, de barong en de rejang. De reden voor deze beperkte kennis is niet zeer duidelijk. Een verklaring zou kunnen zijn dat | |||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||
al deze dansen eigenlijk rituele dansen zijn en daarom niet erg toegankelijk voor buitenstaanders. Het is niet evident voor niet-ingewijden om de soms erg lange dansen uit te zitten, wanneer de verhaallijn ontoegankelijk blijft. Vaak komen gezelschappen daaraan tegemoet door een soort korte inhoud aan de kijkers te geven. De Balinese danstraditie is enorm sterk en past zich ook voortdurend aan. Nieuwe en buitenlandse stijlen worden geïntroduceerd en uitgeprobeerd. De toeristische interesse ondersteunt het belang van de dansen, waardoor dit erfgoed niet enkel wordt bewaard, maar zelfs verstevigd, ook al zijn de dansen in eerste instantie niet voor het toerisme bestemd. Zo kun je zelfs het volgende lezen op een websiteGa naar eind11 over Balinese dansen:
‘For whatever reason, please don't claim our arts and cultures. Art and culture is not only for entertainment or tourism industry, but more as identity.’ Omdat alle mogelijke vormen van kunst zeer sterk geïntegreerd zijn in het Indonesische medialandschap, speelt volgens Martin RobertsGa naar eind12 bijvoorbeeld de alomtegenwoordige gamelanmuziek een belangrijke rol in het dagelijkse leven en heeft ze een grote invloed op het aantrekken van buitenlandse toeristen naar het eiland. Hier blijkt duidelijk de onderlinge afhankelijkheid tussen cultuur en toerisme, of zoals Henry JohnsonGa naar eind13 het stelt: ‘That is, in many instances tourism in Bali is often dependent on the performing arts, and many performing arts have become dependent on the tourism industry.’ Ook Michel PicardGa naar eind14 stelt vast dat de Balinezen begaan zijn met een dichotomie tussen welke kunsten op Bali voor de toeristen bestemd zijn en welke voor de Balinezen zelf. Het blijft echter dansen op een slappe koord en de discussies tussen de realo's en de fundi's zullen altijd blijven bestaan. | |||||||||||||||
KecakIn de eerdere opsomming is de kecakdansGa naar eind15 of apendans niet opgenomen. In tegenstelling tot wat de toeschouwers - en zelfs heel wat IndonesiërsGa naar eind16 - denken, is de kecak eigenlijk geen traditionele dans, maar een soort danstheater dat in de jaren 1930 is ontstaan ten behoeve van het steeds toenemende toerisme. De kecak zal inmiddels zowat tot de grootste toeristische trekpleisters van het avondlijke Bali behoren. Je kunt op heel wat plaatsen terecht: Denpasar, Kesiman, Ubud, Peliatan, Bona, Batubulan, Uluwatu... Ook de dorpen Bedulu en Bona zijn historisch verbonden met de kecakdans. Na het vallen van de avond (in dit land aan de evenaar is dat rond 18.00 uur) kun je op al die plaatsen het hele jaar door een voorstelling bijwonen, soms in een theater, soms gewoon in openlucht. Het openluchttheater van Uluwatu is in ieder geval een idyllische plaats: tegen het decor van de tempel Pura Luhur Uluwatu op het uiterste zuidpuntje van Bali met de branding van de Indische oceaan op de achtergrond en in de rode gloed van de ondergaande zon. Het spektakel van Batubulan wordt dan weer geroemd omwille van de zuiverheid. Maar wat betekent dat woord tegen de achtergrond van invented tradition? Of culturele hybriditeit?Ga naar eind17 De Balinezen spreken overigens over cak en niet kecak. En eigenlijk is het ook niet juist om over een apendans te spreken, want traditioneel verwijst cak naar een koor en niet naar apen. Hoe vreemd het ook moge klinken, de kecakdans is op Bali geintroduceerd door een Duitse kunstenaar. De schilder Walter Spies (geboren in 1885) vestigde zich vanaf 1927 op Bali. Zijn huis werd al snel een soort cultureel ontmoetingspunt voor kunstenaars van diverse pluimage uit de hele wereld. Zelfs Charlie Chaplin zou nog op bezoek zijn geweest. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Spies omwille van zijn Duitse nationaliteit door de Nederlandse autoriteiten gevangengenomen. Hij stierf in 1942 toen het transportschip voor gevangenen door de Japanners werd getorpedeerd. De invloed van Spies op de Balinese kunstwereld is vrij groot geweest. Samen met de etnologe Katharane Mershon bracht hij (met het oog op een Duitse film) verschillende bestaande elementen uit de dans- en verhaaltradities in één dansverhaal samen. De kecakdans was uitgevonden. Uit de sanghyang dedari en jaran werden stukken dans gehaald en de Ramayana leverde de verhaallijn. Dit alles werd gecondenseerd in een spektakel van ongeveer één uur. Net lang genoeg om een verhaal te vertellen en kort genoeg om een publiek, dat niet met de Ramayana bekend is, niet te vervelen. Als steun en leidraad krijgt de bezoeker een A4-tje met de korte inhoud van het verhaal. Deze informatie is in verschillende talen beschikbaar, maar staat krom van de taalfouten en werkt daardoor soms zelfs op de lachspieren. In tegenstelling tot de kecakdans zelf zit in deze begeleidende publicatie geen enkele evolutie. Ik bezit een aantal exemplaren van verschillende opvoeringen op verschillende plaatsen uit een tijdsspanne van meer dan tien jaar en het blijkt telkens weer overal dezelfde doordruk van hetzelfde origineel uit de vorige eeuw te gaan. Het dansdrama wordt ondersteund en begeleid door een groep mannen, soms meer dan honderd. Zij vormen het zogenaamde apenkoor, de soldaat-apen in het mythische Ramayanaleger. Maar zij zijn tegelijk het koor dat voor de muzikale omlijsting van de kecakdansen zorgt. Zij zijn de enige muzikale ondersteuning, want er komt geen enkel instrument aan te pas, vandaar de toepasselijke naam gamelan suara of stemmengamelan. De koorleden zijn enkel gekleed in een zwarte | |||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||
Uluwatu, Bali - Het apenkoor van de kecakvertoning betreedt het toneel en heft zijn incantorisch cak-cak-gezang aan.
© Paul Catteeuw, 2009 lendendoek (kain), een zwart-wit geblokte roodomzoomde omslagdoek (saput) en een rode lendensjaal (umpal). Vaak hebben ze een (lotus)bloem in het haar. Met ontbloot bovenlijf en blootsvoets vormen ze zo een uniform koor en leger. Dit koor is bovendien geen statisch gegeven. Ze nemen, als groep, actief deel aan het verhaal dat zich tijdens de voorstelling ontwikkelt. Het basiselement van hun gezangen is het foneem cak dat eindeloos wordt herhaald in alle mogelijke ritmische patronenGa naar eind18 die door de leider van het koor worden aangegeven. Het onomatopoëtisch, semipolyfonisch en incantorisch herhalen van die klank begeleidt de volledige zang- en dansvoorstelling ter bezwering van het kwaad. | |||||||||||||||
Trance uit contextAlhoewel de kecakdans duidelijk een invented tradition is, behoort de trancedans even duidelijk tot het Balinese erfgoed. De sanghyang-rituelen maken deel uit van de wali of gewijde opvoeringen die in de dorpstempels plaatsvonden (en nog plaatsvinden). Kecak maakt deel uit van de sanghyang dedari (goddelijke engelen of nimfen). In deze trancedans bewegen jonge maagden op de klanken van het koorgezang tot ze in trance zijn. Op de schouders van de mannelijke koorleden worden ze naar de dansplaats gebracht waar ze volledig in trance dansen tot ze uitgeput neervallen. Ze worden daarna door de pemangku (de priester) uit hun trance gewekt. In deze dans daalt de goddelijke geest van de voorvaderen neer over het dorp, ze treden het lichaam van de meisjes, een soort goddelijke nimfen of engelen, binnen en voeren zo de trancedans uit. De dans heeft een duidelijke religieuze functie. Hij zuivert het dorp van boze krachten en bewaart de gezondheid van de dorpelingen. De jonge meisjes die worden uitgekozen voor deze
Uluwatu, Bali - Te midden van het talrijke publiek bereidt het koor al zingend het dansdrama voor. De semipolyfonische gezangen moeten het kwaad bezweren.
© Paul Catteeuw, 2009 dans staan zeer in aanzien en worden vrijgesteld van heel wat taken. De meisjes worden niet opgeleid en kunnen de dans in wakkere toestand niet herhalen. In een andere trancedans of vuurdans, de sanghyang jaran (heilig paard), galoppeert een jongen of priester in trance op een stokpaardje. Hij steigert rond en in een vuur van brandende kokosnootschelpen en trapt de brandende hoop in het rond volgens het ritmische gezang van het begeleidende koor. Wanneer de trance is uitgewerkt, blijkt dat de danser geen brandwonden heeft. Het moge duidelijk zijn dat deze trancedansen voor westerse toeristen een bijzondere aantrekkingskracht hebben en dat het daarom ook een magistrale zet van Spies en Mershon was om net dat deel van het dramatische effect voor westerse toeristen toegankelijk te maken. Zij moesten het daartoe decontextualiseren. Dat kon door het koorgedeelte te profaniseren, te ontdoen van elke religieuze context, en het koor te ontdubbelen door alleen de mannen over te houden, omdat die nodig zijn voor twee mannenlegers. De volgende stap was het recontextualiseren, de koorlijnen aanpassen aan de profane verhaallijn van de Indonesische versie van het Ramayana-epos en het koor laten optreden als begeleiding, maar tegelijkertijd als het apenleger dat helpt bij de bevrijding van Sita. De vuurdans wordt tot slot gewoon als spectaculair hoogtepunt aan het verhaal toegevoegd. Hierbij is er ook duidelijk sprake van een translocatie: het hele dansdrama wordt verplaatst van de tempel naar de scène. Het is meteen ook evident dat de rituelen een complete transformatie ondergaan. De link met de oorspronkelijke betekenis is verloren gegaan, maar tegelijkertijd is het formele ritueel in een soort kernachtige transformatie toch aanwezig en heeft het geleid tot een nieuwe traditie. | |||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||
Uluwatu, Bali - De apen-dansers-zangers bereiden zich voor op de toekomstige strijd. Het koor wordt regelmatig ontdubbeld om de twee apenlegers voor te stellen. © Paul Catteeuw, 2009
Zoals gezegd, dient de koorzang gedeeltelijk als achtergrond voor een verhaal uit de Indonesische Ramayana. In de meeste kecakopvoeringen wordt het tafereel van de ontvoering van Sita gespeeld. | |||||||||||||||
Ramayana-EposTijdens de jacht zien prins Rama, zijn echtgenote Sita en zijn broer Laksmana een gouden hert. Sita vraagt haar man om het hert te vangen. Rama gaat op haar vraag in en vraagt aan zijn broer om Sita te beschermen. Bij een plotse gil denkt Sita dat haar man wordt aangevallen en ze wil Laksmana achter hem aan sturen. Hij weigert, maar Sita verdenkt hem ervan de dood van Rama te hebben gepland om dan met haar te kunnen huwen. Verdrietig en gekrenkt laat Laksmana zijn schoonzus achter in een soort magische cirkel. Dit hele verhaal is echter het plan van Rawana, een demonische koning die er alles wil aan doen om Sita te ontvoeren. De ontvoerde Sita wordt getroost door de zus van Rawana en ze krijgt een ring van Hanuman, de witte aap die het apenleger van Rama aanvoert. Uiteindelijk ontstaat er een gevecht tussen het leger van Rama en het leger van Rawana, waarbij het koor zich in twee helften splitst. Rawana wordt verslagen en Rama en Sita worden herenigd, zodat het goede ook hier het kwade overwint. Zo lijkt het toch, want in het grotere verhaal verbant Rama zijn vrouw Sita omdat hij er haar van verdenkt door Rawana te zijn verleid. De toeristen krijgen echter een mooi afgerond en gepolijst Disneyverhaal, waarin het goede het kwade overwint.Ga naar eind19
Uluwatu, Bali - De hoofdrolspelers van het dansdrama verschijnen ten tonele. Het ontvoeringdrama kan zich ontplooien. Rama en Laksmana slagen er niet in om Sita te beschermen en zij wordt ontvoerd door Rawana. © Paul Catteeuw, 2009
Uit het verhaal blijkt duidelijk dat de scène met de twee legers ideaal is om het mannelijke deel van het koor uit de sanghyang dedari te ontdubbelen en het niet alleen een stem te geven, maar ook een dynamische functie, zodat ze niet enkel toeschouwers maar ook deelnemers zijn. Walter Spies heeft hierbij waarschijnlijk de mosterd bij de Griekse tragedies gehaald. Referenties aan het koor en aan de finale catharsis zijn hierbij niet vreemd.
Uit al het voorgaande moge blijken dat we hier duidelijk aantoonbaar met een invented tradition te maken hebben. Meer zelfs, de kecakdans wordt hier en daar zelfs als het stereotype voorbeeld van die uitgevonden traditie voorgesteld. De kecakdans is overigens geen statisch gegeven gebleken. Opvoeringen hebben weer jongere mensen geïnspireerd om nieuwe elementen aan te brengen. De danser en choreograaf I Wayan DibiaGa naar eind20 verlegde grenzen en haalde bijvoorbeeld de kecak terug uit het theater en zorgde letterlijk voor een spetterende vertoning op het strand van Kuta. Dibia zorgde voor een choreografie die aangepast was aan de omgeving en zelfs rekening hield met de branding van de zee. Voor zover kecak al een traditie is, zouden we daarom hier al kunnen spreken van een reinvented tradition. Of is dit net een stap te ver? I Wayan Dibia daarentegen wil zelfs nog verder gaan en rond een nieuw verhaal ook vrouwelijke kecakzangers introduceren, wat waarschijnlijk een nog grotere toeristische impuls zal veroorzaken. Hij toert bijvoorbeeld ook met een groep in West-Europa. Het is duidelijk dat I Wayan Dibian grenzen overschrijdt en tornt aan de intussen bijna canonieke vorm van de kecakdans. Op die manier doorbreekt hij moeiteloos de uitge- | |||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||
Uluwatu, Bali - De prinses Siwa wordt ontvoerd door de demonische koning Rawana. © Paul Catteeuw, 2009
vonden tradities en voegt er nieuwe en rijkere elementen aan toe. Zo verhindert hij dat de kecak een versteende opvoering wordt die zou afglijden naar een puur toeristisch gebeuren dat zich steeds verder van de Balinese tradities zou verwijderen. Het is in ieder geval zonneklaar dat kecak en toerisme hand in hand zijn gegaan. Puristen zullen wel niet gelukkig zijn met de huidige kecak en verwijzen naar het gebrek aan ‘authenticiteit’. Maar men kan zich evenzeer de vraag stellen in hoeverre de zogenaamde ‘authentieke tradities’ hadden kunnen overleven zonder deze vorm van toerismegerichte opvoeringen, die ervoor zorgen dat heel wat Balinezen worden ingeleid in de praktische kant van deze dansactiviteit. Het aantal kecakoptredens is namelijk zo hoog dat er heel wat dansers vereist zijn. Deze dansers geven hun technische kennis dan ook makkelijker door aan volgende generaties. En het verhaal gaat verder. Een leuk reclamespotje met Cristiano RonaldoGa naar eind21 bewijst dat de kecakdans ook in een moderne context wordt gebruikt. | |||||||||||||||
BesluitEen heel grote uitdaging voor het Indonesische ministerie van cultuur en voor andere organisaties en netwerken in dat land is het identificeren van het immaterieel cultureel erfgoed en er dan vervolgens (of beter nog: tegelijkertijd) op een intelligente manier mee omgaan. Omdat men haast ab ovo start, biedt dit geweldige kansen om te leren van andere landen zonder in de val van etnocentrisme te lopen. Hetzelfde geldt meer dan ooit in België en de Vlaamse Gemeenschap. Indonesië heeft ontegensprekelijk troeven om aan te tonen
Batubulan, Bali - De witte aap Hanuman verschijnt ten tonele. Het koor splits zich op in twee rivaliserende apenlegers. Hanuman voert het apenleger van prins Rama aan en kan Sita bevrijden uit de klauwen van koning Rawana. © Bruno Catteeuw, 2009
dat bijvoorbeeld intangible heritage en toerisme (van welke aard dan ook) naast elkaar kunnen leven en elkaar op een positieve manier kunnen beïnvloeden zonder daarom aan verstarring te lijden. Het kecakdansen op het eiland Bali is niet zomaar een vrijblijvend of geïsoleerd studieonderwerp. De verhouding tussen de geschiedenis van de dans, de huidige opvoeringen en het spanningsveld met het groeiende toerisme vormen een reële en dringende uitdaging, waarbij het erop aankomt om schijnbaar tegenstrijdige polen met elkaar te verzoenen. Omgaan met je eigen verleden, ook al is het dan onder de vorm van uitgevonden tradities, en dat verleden aan de consumentenmarkt verbinden zonder je eigen culturele ziel te verliezen: het lijkt me een complex doch acuut onderwerp voor studie, ook bijvoorbeeld in de Vlaamse context. Facetten uit het culturele verleden worden geïsoleerd en totaal losgekoppeld van hun sociale en culturele context, zodat sommige evenementen puur omwille van het mercantiele-toeristische aspect in stand worden gehouden zonder dat de autochtone bevolking zich hierin nog herkent. Het kan tenslotte niet de bedoeling zijn dat de toeristische sector zijn eigen volkscultuur kannibaliseert, waardoor uiteindelijk de aantrekkingskracht, waarde en voedingsbodem van het immateriële erfgoed dat men met anderen wil delen, verdwijnt. De toeristische sector zou daarvan uiteindelijk het voornaamste slachtoffer blijken te zijn. Zouden we in Bali kunnen leren hoe het anders kan? Het lijkt ons verstandig om vanuit Vlaanderen op verschillende plaatsen op de planeet de antennes uit te steken en poolshoogte te nemen. Lehren und lernen, lernen und lehren, met als ultieme doel de bevordering van het immateriële erfgoed. | |||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||
Batubulan, Bali - De vuurdanser bereidt zich voor op de einddans. Hij krijgt de zegen van de pemangku (priester). Het koor zit ontdubbeld aan beide kanten van het spektakel. © Bruno Catteeuw, 2009
Batubulan, Bali - De opvoering wordt besloten met de vuurdans. De danser galoppeert op zijn stokpaardje rond en door het vuur. Opgezweept door de begeleidende gezangen geraakt hij helemaal in trance. Na de dans blijkt hij helemaal geen brandwonden te hebben.
© Bruno Catteeuw, 2009 |
|