Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed. Jaargang 2
(2009)– [tijdschrift] Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |||||||||||||||||
‘Westhoek verbeeldt’ | Fons DierickxGa naar eind1
| |||||||||||||||||
De nieuwe vrijwilligerVooreerst wil ik het even hebben over het beeld van de vrijwilliger. Doorheen de jaren is dit beeld sterk gewijzigd. Nog niet zo lang geleden was het doodgewoon dat iemand zich voor een lange tijd, soms een leven lang, inzette voor eenzelfde organisatie en dit in een aanvullende rol ten opzichte van de professionele krachten. Voor de traditionele vrijwilliger is zijn of haar engagement de evidentie zelf, bij wijze van kindsbeen af in gelepeld. Deze vrijwilliger is trouw aan éénzelfde organisatie en handelt vanuit een sterk plichtsbesef. De nieuwe vrijwilliger daarentegen zal zijn vrijwillige inbreng hoofdzakelijk laten bepalen door zijn persoonlijke interesse, zal zich laten leiden door de maatschappelijke agenda, zal uitgaan van het principe van een wederkerige ruilrelatie, zal opeenvolgende en dus ook kortere engagementen opnemen en zal daarenboven ook heel kritisch staan tegenover de professionelen waarmee hij moet samenwerken. De nieuwe vrijwilliger eist zijn plaats op naast de professional en niet eronder. Hij vormt een evenwaardige schakel binnen het gehele raderwerk van de organisatie, behoort tot de echte equipe van de vereniging. Hij is op zoek naar een geschikte post in het verenigings- of bewegingsleven, soms met vallen en opstaan. Daarom moet vrijwilligerswerk tegenwoordig voldoende makkelijk, toegankelijk, nuttig en leuk zijn. Uiteraard dienen hierbij bepaalde spelregels geëerbiedigd te worden en vloeien er naast rechten ook verplichtingen voort uit een dergelijk engagement. De nieuwe vrijwilliger gaat meer en meer projectmatig tewerk om zichzelf meteen ook te ontwikkelen en te groeien als persoon. De waarderingsbehoefte en zelfrealisatie speelt een grote rol bij de huidige vrijwilliger, die hoe langer hoe hoger opgeleid en dus deskundig is. Als het op motiveren en bijhouden aankomt, moeten we ons daarop focussen en niet de vanzelfsprekendheid van het vrijwilligerswerk vanuit het verleden | |||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
→ Om het einde van de Tweede Wereldoorlog te vieren ging in vele dorpen een bevrijdingsstoet uit, zo ook in Langemark.
Denis Allewaert was verkleed als ‘ezel’. Hij was ook één van de eerste beeldbankmedewerkers in Langemark. Privécollectie, ‘WESTHOEK verbeeldt’ | |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
blijven hanteren. Het is derhalve ook zeer belangrijk om de doelen van het project of de organisatie te laten aansluiten bij de wensen van de vrijwilligers. Het codewoord hierbij is flexibele taakinvulling, inspelen op interesses van vrijwilligers vanuit de organisatie. Het prikkelen van vrijwilligers is de kunst! Deze recente ontwikkeling heeft de overheid enkele jaren geleden doen besluiten vrijwilligerswerk weer aantrekkelijk te maken. Of ze hierin zijn geslaagd, is uiteraard een andere vraag. Het beleid hecht in ieder geval de laatste jaren steeds meer waarde aan het maatschappelijk belang van vrijwilligerswerk, zij het voor een deel ook uit financiële overwegingen, met name het beter beheersen van haar collectieve uitgaven. Bovendien gaat het er van uit dat vrijwilligerswerk van zeer grote betekenis is voor de burger als individu. Voor velen geeft dit soort werk immers, net als een betaalde baan, structuur en inhoud aan een dag. Daarnaast betekent vrijwilligerswerk veelal ook een verrijking van sociale contacten, ervaring en persoonlijke ontplooiing. Ook in Europees verband trouwens wordt vrijwilligerswerk steeds meer als belangrijk ervaren en geëvalueerd. ‘Actief burgerschap’ is de huidige verzamelnaam voor alle oude en nieuwe vormen van vrijwillige inzet van burgers in allerlei organisaties. Actieve burgers worden ook wel ‘nieuwe vrijwilligers’ genoemd. Er was een tijd dat voor allerlei klusjes een vrijwilliger werd ingeschakeld, al of niet uit bezuinigingsoverwegingen. Dit type vrijwilliger werd door de beroepskracht van toen altijd met argusogen bekeken. Men sprak dan ook over de vrijwilliger als ‘onderkruiper op de arbeidsmarkt’. Gelukkig is het tij gekeerd en is het beeld van de vrijwilliger onmiskenbaar positief geëvolueerd. Momenteel wordt de vrijwilliger dan ook beschouwd als ‘meerwaarde op de arbeidsmarkt’. Het nieuwe profiel van de vrijwilligers en de klemtoon op de inhoud van de verenigingswerking maakt dat de vorm van het engagement verandert. De erfgoedvrijwilligers voelen zich meer en meer beheerders van de lokale identiteit. Ze beschouwen hun engagement niet langer meer alleen als een vrijblijvende vrijetijdsbezigheid maar vooral ook als een waardevolle bijdrage aan de lokale gemeenschap. Ze verzamelen en bewaren met andere woorden niet meer voor zichzelf en voor hun vereniging maar voor de generaties na hen. De bijdrage van de vrijwilligers binnen het project ‘WESTHOEK verbeeldt’ wijst alleszins in deze richting. | |||||||||||||||||
VrijwilligersbeleidDeze maatschappelijke veranderingen hebben uiteraard hun gevolgen voor de organisatie van het vrijwilligerswerk. En hier heeft de prachtige mix van vrijwilligers en professionelen - allen werkzaam binnen hetzelfde project rond het voortbestaan van de particuliere beeldcollecties in de Westhoek - handig op ingespeeld: alles draait rond de talloze vrijwilligers die het dichtste staan bij de plaats waar het kostbare beeldmateriaal te vinden is, bij particulieren en/of in de archieven van de talrijke lokale verenigingen. Het verwerken, het technisch verder ontwikkelen en het ontsluiten van het beeldmateriaal gebeurt dan veeleer in het archief of documentatiecentrum van de gemeente, wat tevens een goede samenwerking met de lokale erfgoedprofessionals en politici veronderstelt. Dit programmamanagement, zoals het wel eens technisch wordt genoemd, veronderstelt dat de organisatie - in dit geval de regionale beeldbank - haar taken sterk afbakent en gericht op zoek gaat naar vrijwilligers die over de geschikte kwalificaties beschikken om deze deeltaken naar behoren uit te voeren. De vrijwilliger zelf is ook een stuk mondiger en kritischer geworden. Het werken met vrijwilligers vraagt dan ook steeds meer naar een deskundige en doordachte aanpak. De losse pols maakt plaats voor een professioneel management. In het vrijwilligerswerk, ook aan de basis, volstaat idealisme alleen niet meer. Er komt inzicht bij te pas, kennis van de noden en behoeften, en vooral ook vaardigheid in het gebruik van methodes en technieken. Het management van vrijwilligers stopt echter niet als we ze gevonden hebben. Vrijwilligers binden aan de organisatie is een volgende belangrijke stap die enkel gezet wordt als men zich echt gaat thuis voelen in die organisatie. Deze moet daarom onder meer oog en oor hebben voor de motivaties van iedere vrijwilliger, een motivatie die evenwel heel dikwijls grondig verschilt van individu tot individu. Ook de randvoorwaarden voor het vrijwilligerswerk dienen verder verbeterd te worden. Dit kan bijvoorbeeld door meer mogelijkheden te bieden tot deskundigheidsbevordering en ondersteuning, en door meer expliciete waardering voor vrijwilligers te organiseren. Vrijwilligers werven én houden blijkt vandaag geen sinecure te zijn. Daarom hebben diverse vormingscentra een aantal regels vooropgesteld die meer en meer dit vrijwilligersbeleid bepalen. Wij geven er een aantal.
Enkele vrijwilligers van ‘POPERINGE verbeeldt’ naarstig aan het werk in hun lokaal in het stadhuis. Iedereen kan er wekelijks op dinsdagnamiddag langskomen met beelden en/of de bijhorende verhalen. Foto: Michaël Depestele
| |||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
Een sterk vrijwilligersbeleid start met...
Kort samengevat: op maat werken van de mensen die actief zijn binnen de organisatie, is de boodschap. We moeten afstappen van de vanzelfsprekendheid van het vrijwilligerswerk en het waarderen van de vrijwilliger centraal stellen. | |||||||||||||||||
Motivaties tot vrijwilligerswerkKomen we tot mogelijke motivaties. Waarom doet een vrijwilliger aan vrijwilligerswerk? Bij onderzoek naar de motivatie, naar wat de vrijwilliger aanzet tot het opnemen van een verantwoordelijkheid binnen het raderwerk van een organisatie komen als belangrijkste drijfveren naar voor: interesse in het onderwerp, zinvolle vrijetijdsbesteding, inzet voor de (al of niet lokale) gemeenschap, de mogelijkheid tot zelfontplooiing, een zekere vorm van creativiteit, het nemen van eigen initiatieven en - ook niet onbelangrijk - als statuselement (‘Ik ontleen er aanzien aan’). Meestal speelt hierbij niet één van deze motieven, maar een combinatie van enkele die hen de nodige energie geeft om één of andere taak als vrijwilliger op zich te nemen. Precies deze kwaliteiten of kenmerken geven een meerwaarde aan de organisatie die op dit soort vrijwilligers een beroep kan en wil doen omdat deze zich al snel reflecteren naar de vereniging als dusdanig. Dit heeft trouwens een heel belangrijk effect op de uitstraling van de organisatie. Nog andere sterke punten die pleiten pro vrijwilligerswerking zijn: de gedrevenheid, de sociale aspecten van het werk, de samenwerking en interactie met professionelen en last but not least de deskundigheid, een expertise die men al doende heeft verworven of die men meebrengt uit professionele activiteiten (in en buiten de erfgoedsector). Die gedrevenheid is trouwens de dynamiek van het sociale leven. Stel je even voor dat iedereen alleen professioneel bezig is en daarbuiten niets extra's doet. Of een algemene staking van alle vrijwilligers... Wat zou er dan worden van het verenigingsleven? Wat met het huidige zo actieve middenveld? Onze maatschappij zou leeg en dor zijn, er zouden nauwelijks sociale contacten zijn. Talloze maatschappelijke activiteiten zijn immers ondenkbaar zonder vrijwilligers. De vrijwilliger is en blijft de gist die de kwaliteit van elke gemeenschap bepaalt en elke samenleving tot leven brengt. Het uitwerken van een erfgoedproject wordt ervaren als zinvol bijdragen aan de lokale gemeenschap en geeft veel voldoening. Het is opvallend dat erfgoedwerk vooral aantrekkelijk is voor (jong-)gepensioneerden. Naast de maatschappelijke relevantie spelen wellicht nog andere redenen, zoals de uitdaging om zich - nu men zich professioneel niet meer hoeft te bekwamen - in een bepaald erfgoeditem te specialiseren, of de kansen tot het bevorderen van sociale netwerking. Een erfgoedengagement is trouwens ook zo lang en zo breed als men wil. Sommigen engageren zich om meerdere keren per week bezig te zijn in een archief- of documentatiecentrum én bovendien ook nog actief te zijn in de erfgoedraad van de gemeente, of zoals hier in de Westhoek actief binnen het beeldbankproject, voor anderen volstaat het eenmalig rondleiden van bezoekers tijdens de Erfgoeddag. Heel toepasselijk heeft het project ‘WESTHOEK verbeeldt’ in dit verband zelf gepeild naar de redenen die hun vrijwilligers hebben aangezet tot dit soort werk. Deze komen duidelijk tot uiting in de reeds getoonde en nog te vertonen filmpjes en hieruit blijkt maar al te goed dat de motivatie van de deelnemers aan het project vooral te vinden is in de interesse voor de eigen streek, voor het eigen verleden, gekoppeld aan de bekommernis om het in stand houden | |||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||
De vrijwilligers van ‘WESTHOEK verbeeldt’ krijgen elk een badge waar onder meer de handtekening op staat van hun schepen van Cultuur. Hiermee kunnen ze zich identificeren als beeldbankvrijwilliger zoals hier bij één van de haltes van de ‘HUMOR verbeeldt’- wandeling in Bikschote. Foto: ‘WESTHOEK verbeeldt’
ervan en het toegankelijk maken voor iedereen, en dit in een sociaal perspectief. Alleszins, het is ook belangrijk dat beleid nooit los staat van de mensen. De overheid kan en mag niet alles overnemen. Via de inbreng van vrijwilligers blijft het erfgoedbeleid immers eigendom van de bevolking. Erfgoedbeleid vermijdt zo iets te worden dat (alleen) van bovenaf opgelegd wordt. In vele gevallen doen mensen ook vrijwilligerswerk omdat ze erop aangesproken worden, of anders gezegd: de wijze van rekruteren van vrijwilligers bepaalt mee wie vrijwilliger wordt en welk soort werk deze vrijwilliger al dan niet opneemt. Onderzoek bij organisaties geeft aan dat het werven en rekruteren van nieuwe vrijwilligers vooral via direct contact tussen bestaande en kandidaat-medewerkers verloopt. Uit studies blijkt tevens een duidelijk verband te bestaan tussen iemands vrijwillig engagement en het feit dat hij of zij opgegroeid is in een gezin waarin ook reeds aan vrijwilligerswerk werd gedaan. Dit wijst op de belangrijke invloed van familiale en culturele factoren op de kans om zich al dan niet als vrijwilliger in te zetten ten dienste van een of andere vereniging of organisatie. Het is ook bewezen dat de gemiddelde vrijwilliger een relatief hoog opgeleid persoon (op zijn minst middelbaar onderwijs) blijkt te zijn, die bovendien over een behoorlijk inkomen beschikt. | |||||||||||||||||
Vrijwilliger versus professionalEen volgende belangrijke vraag is: wat hebben vrijwilligers en professionelen elkaar te bieden? Het heeft noch zin, noch nut de beroepskrachten en de vrijwilligers in het culturele veld of in welk veld dan ook tegen elkaar uit te spelen. Wel integendeel! Ideaal is het wanneer beide groepen binnen de organisatie elkaar aanvullen en, beter nog, elkaar versterken. Goed teamwerk is de olie die de organisatiemachine draaiende houdt. Wanneer dit team uit twee verschillende belangengroepen - wij bedoelen professionelen en vrijwilligers - bestaat, is een goede en vlotte samenwerking des te belangrijker. Er wordt gepleit voor regelmatig overleg, een goede band tussen beide. De beroepskracht moet oog hebben voor groeikansen, zowel van de vrijwilligers als van de groep en geregeld een succeservaring waarborgen. Hij moet met andere woorden kunnen inschatten hoever hij kan of mag gaan. Hierbij dient hij wel rekening te houden met volgende elementen:
Hiertoe is het noodzakelijk dat de taken van zowel vrijwilligers als beroepskrachten duidelijk omschreven en vastgelegd zijn in een functieprofiel. Dit profiel, dat ook bevoegdheden en gedeelde verantwoordelijkheden vastlegt, komt het best tot stand met inspraak van beide groepen, zodat ook de vrijwilliger het besef krijgt au sérieux te worden genomen. Veelal is het zo dat de beroepskrachten alléén alle beleidsbeslissingen nemen en aldus uitmaken waar en wanneer vrijwilligers kunnen worden ingezet. Dergelijke werkwijze wekt enkel wrevel op en is bij voorbaat gedoemd om te mislukken. Anderzijds moet de vrijwilliger wel duidelijk weten welke plaats hij inneemt binnen de organisatie en waar of wanneer precies hij kan ingrijpen bij eventuele misgroei. Pas dan gaat hij zich ten volle inzetten ervoor. Vrijwilligers moeten voldoende duidelijkheid krijgen over wat van hen verwacht wordt en moeten ook kunnen rekenen op de nodige feedback zodat er eventueel bijgestuurd kan worden. Niet alleen in kleine gemeenten maar ook in steden en gemeenten die erfgoedprofessionals tewerkstellen, en a priori ook in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden als hier in de Westhoek bijvoorbeeld, kunnen deze erfgoedvrijwilligers een zeer belangrijke rol spelen. Vrijwilligers en beroepskrachten kunnen hier complementair werken en samen bouwen aan de vorming van een nieuwe cultureel-erfgoedgemeenschap rond particulier beeldmateriaal. Het is ook hier een sterkte dat er een breed netwerk aan erfgoedzorgers aanwezig is. Een goed erfgoedbeleid staat of valt met dit middenveld. Hier is trouwens een belangrijke taak weggelegd voor onze heemkundige kringen en andere lokale organisaties die met erfgoed bezig zijn. De begeleiding van vrijwilligers is zowel op individueel vlak als op groepsvlak, op organisatorisch als op beleidsvlak een noodzaak, wil het vrijwilligerswerk blijven bestaan op een kwaliteitsvolle manier. Ondersteuning bieden aan vrijwilligers mag geen kwestie van luxe zijn, maar moet als een maatschappelijke noodzaak worden beschouwd. Het is dan ook evident dat er op lokaal vlak voldoende geïnvesteerd wordt in de deskundigheidsbevordering van de erfgoedvrijwilligers en dat ze geprikkeld worden om op een hedendaagse manier hun hobby te beoefenen. Sommige vrijwilligers zijn al decennialang actief, met als gevolg dat er gewoontevorming optreedt en men niet altijd openstaat voor nieuwe informatie. De begeleiding en ondersteuning van de vrijwilliger moet dan ook de nodige aandacht krijgen en vereist uiteraard tijd en geld. Zoals alle mensen stoten ook vrijwilligers vroeg of laat op de grenzen van hun competentie. In dat geval moeten ze weten op wie ze kunnen terugvallen. De verenigingen en de vrijwilligers moeten het gevoel hebben dat het lokale erfgoedbeleid ook voor hen kansen biedt. Enkel onder deze voorwaarde is een duurzaam partnership mogelijk. | |||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||
Supportersclub ‘Hoger Op’ zet wielrenner Florent Rondelé in 1953 in de bloemetjes na een wedstrijd in Zuidschote. Archief De Boezingenaar, ‘WESTHOEK verbeeldt’
Belangrijk is evenwel hierin ook niet te overdrijven en de vrijwilliger met deze ondersteuning niet te versmachten. Het gebeurt soms dat er te veel input is van de professional, met de beste bedoelingen weliswaar om de kwaliteit van de werking op te krikken bijvoorbeeld. Hierdoor daalt echter de betrokkenheid van de vrijwilliger, wat alweer nefast is voor het project. Het komt er dus op aan het juiste venwicht te vinden tussen beide belangengroepen. Het komt ook voor dat er nog erfgoedvrijwilligers geïsoleerd functioneren. Of nog: individueel geïnteresseerden die niet direct aansluiting zoeken bij een vereniging om hun hobby te beleven, zoals verzamelaars bijvoorbeeld. Het is een opdracht voor lokale besturen, maar evenzeer voor onze lokale erfgoedvrijwilligersorganisaties, om ook deze groepen uit hun isolement te halen en aan te zetten tot een zinvolle inzet en netwerking. | |||||||||||||||||
Van vrijwilligerswerk naar ‘vrijwillige inzet’Tot slot nog iets over vrijwillige inzet. In Nederland wordt de laatste jaren de term ‘vrijwilligerswerk’ verbreed naar ‘vrijwillige inzet’, waarbij de aandacht vanuit gemeenten en steden niet alleen voor vrijwilligerswerk maar ook voor vrijwilligersorganisaties verder zal toenemen. Ook voor hun werkzaamheden en voor de betekenis van die werkzaamheden voor de lokale gemeenschap is de belangstelling groter en groter. Daarnaast is er vanuit vrijwilligersorganisaties een stijgende interesse in nieuwe projecten en initiatieven. Ook de universiteiten en de onderzoeksinstellingen hebben een groeiende belangstelling voor de waarde van vrijwillige inzet. Zij doen steeds meer een beroep op vrijwilligersorganisaties voor het opzetten van hun wetenschappelijke studies. Uit recent onderzoek in Nederland blijkt tevens dat het vrijwilligerswerk anno 2008 in hoofdzaak een zestal trends volgt. Zelfde conclusies kunnen ook bij ons in Vlaanderen worden doorgetrokken. De belangrijkste trend is de informatisering, waarbij de nieuwste ICT-toepassingen mogelijkheden bieden voor innovatie van bestaande projecten en voor het opzetten van nieuwe vormen van vrijwilligerswerk. Dus: nieuwe vrijwilligers met nieuwe competenties. Tweede trend is de humanisering. Sinds kort is er weer volop aandacht voor lokale verschillen en kleinschaligheid, voor groepsverbanden en culturele diversiteit, kortom voor de menselijke maat. Dit brengt ons rechtstreeks naar de derde trend: de regionalisering. Op lokaal niveau is een zeer grote belangstelling te zien voor activiteiten en organisaties die specifiek op het lokale en streekeigene zijn gericht. Vandaar de enorme belangstelling voor al wat met geschiedenis en uiteraard ook met beeldbanken te maken heeft. Een vierde trend waar we niet aan voorbij kunnen is de vergrijzing. Vitale senioren vormen in het lokale vrijwilligerswerk en verenigingsleven de drijvende kracht van steeds meer organisaties. Verjonging is aangewezen maar komt zeker ten gepaste tijde. En dan de risicobeheersing. Steeds meer vrijwilligers stellen zich vragen over de veiligheid en de zekerheid bij dit soort werk. Hier heeft de wetgever reeds een antwoord op geformuleerd door een aantal spelregels vast te leggen voor verenigingen die met vrijwilligers werken. Deze maatregelen worden echter door belanghebbenden met gemengde gevoelens onthaald. Ten slotte is er ook nog de polarisering. Vrijwilligerswerk ontstaat ook zeer dikwijls uit onvrede, uit reactie tegen de klassieke bestuursvormen. De hedendaagse burger kiest liever voor een flexibel en meer vrijblijvend comité of burgerinitiatief. Daarin kan de reactie van burgers ook weer creativiteit op gang brengen en mensen bij elkaar brengen. Kortom, wanneer we onze noorderburen mogen geloven, en inzake onderzoek staan ze echt veel verder dan wij hier in Vlaanderen, zal het vrijwilligerswerk in de toekomst zeker niet verdwijnen of verminderen, wel integendeel... Diezelfde evolutie is a priori waar te nemen binnen de erfgoedsector, omdat precies daar de band met het verleden als heel belangrijk wordt ervaren.
Aan het einde van deze tekst wil ik nog even terugkoppelen naar het ‘WESTHOEK verbeeldt’-project. Alle voorwaarden zijn er vervuld om in de geest van het recente Cultureel-erfgoed-decreet te evolueren naar een volwaardige cultureel-erfgoed-gemeenschap rond particulier beeldmateriaal. Het luik vrijwilligerswerk binnen het project sluit immers naadloos aan bij de evolutie van het vrijwilligerswerk in Vlaanderen en het beeld van de nieuwe vrijwilliger past compleet in het plaatje: mijns inziens een good practice voor heel Vlaanderen. |
|