Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CLXXX. Avondzang. 1. 'k Wil U, o God! mijn' dank betalen, U prijzen in mijn avondlied; Het zonlicht moge nederdalen, Maar Gij, mijn Licht! begeeft mij niet: Gij woudt mij met uw gunst omringen, Meer dan een vader zorgdet Gij, Gij, milde Bron van zegeningen! Zulk een ontfermer waart Gij mij. 2. Uw trouwe zorg wou mij bewaren, Uw hand heeft mij gevoed, geleid; Gij waart nabij in mijn bezwaren, Nabij in elke moeilijkheid: Deez' avond roept mij, na mijn zorgen, Tot rust voor ligchaam en voor geest. Heb dank! reeds van den vroegen morgen Zijt Gij mijn heil en hulp geweest. 3. Dank, Vader! dank voor die genade! Verdiend' ik zulks, ik zondaar? neen! Sloegt Gij naar 't regt mijn zonden gade, Waar bergd' ik mij, waar vlugtt' ik heen? [pagina 324] [p. 324] Maar neen! ik mag, ik wil niet, vreezen, Gij spreekt mij vrij om Jezus bloed: Dit zal 't verslagen hart genezen, Zoo smaak ik rust voor mijn gemoed. 4. Laat uwe hand mij nu ook dekken, 'k Verlaat m' op U, ook in den nacht; U word', als Gij mij weêr zult wekken, Op nieuw mijn lofzang toegebragt: En zoo ik nooit weêr mogt ontwaken, Aan U beveel ik dan mijn' geest, Om voor den troon die rust te smaken, Die hier mijn uitzigt is geweest. 5. Ik weet, aan wien ik mij vertrouwe, Al wisselen ook dag en nacht; Ik kan de rots, waar op ik bouwe, Hij feilt niet, die uw heil verwacht. Eens, aan den avond van mijn leven, Breng ik, van zorg en strijden moe', Voor elken dag, mij hier gegeven, U hooger, reiner loflied toe. Vorige Volgende