Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXXXI. Om opgewektheid tot bidden. 1. O God! hoe zalig is 't voor 't hart Zijn nooden U te klagen! Hoe zalig, met berouw en smart, Vergeving U te vragen; Hoe zalig, U naar 't hemelhof, In geest en waarheid, onzen lof Vertrouwlijk op te zenden! 2. Maar, ach! ons hart, zoo hard als steen, Zelfs bij 't gezigt van zonden, Wil niet tot U naar boven, neen! 't Is vast aan 't stof gebonden; 't Ontbreekt ons, Heer! aan lust en moed, Wij kunnen 't logge vleesch en bloed Tot bidden naauwlijks dringen. 3. O God! dat kwaad grieft ons zoo zeer, Meer dan all' aardsche smarten; Woont dan uw goede Geest niet meer In hard' en koude harten? Is Hy dan met zijn onderrigt, Vertroosting, aandrift, kracht en licht, Bedroefd, van ons geweken? [pagina 167] [p. 167] `4. 't Is waar, wij durfden vaak zijn stem En leiding wederstreven, Zoo hebben wij, wij zelv' aan Hem Daar reden toe gegeven: Wij pleegden met het vleesch steeds raad, Dies woog de neiging tot het kwaad In ons gedurig over. 5. Zie ons dan, Vader! in den nood Tot uwen schoot gedreven; Wat aardsche vader zou, voor brood, Zijn' kindren steenen geven? En Gij, zoudt Gij niet nog veel meer Den Geest, waarom w' U smeeken, Heer! Ons op ons bidden schenken? Vorige Volgende