Anton Coolen:
Het donkere licht
Afscheid
En toen 'nen dag moest ook Simon Wijnands gaan, den landweerman. Hij kreeg zijn stuk thuisgebracht van den gemeentebooi. Hij zat erop te kijken, op dien bevelenden en gewichtigen roep, die plechtig en plotseling in zijn leven klonk. Hij zat er overdonderd van den oorlogsangst, stom en gesloten, op zijnen stoel in den herd, de knieen open, de handen tusschen zijn beenen, zoo zat hij en keek naar de roode en blauwe plavuizen van den vloer. Zijn vrouw ging stil door den herd, ge hoorde haar snuiven mee d'r neus, dat was van de droefheid, da haren mensch opgeroepen was. Dit zijn de hoogere machten. Wij zien ze niet. Wij kennen ze niet. Maar op eenen goejen dag weten ze ons te bereiken mee hun bevel, waaraan we gehoorzamen moeten. Zij aten dien avond hun brood anders en bitter, het veranderde brood in den angst van hun handen. Wat was het harde leven goed geweest, in zijn breede rust, zonder gevaren, waarin alles vaststond en de dagen geordend kwamen en gingen. Ze hadden het arm gehad en den trubbel gekend, nu ze op het oogenblik ernaar terugkeken, nu was alles erin goed. Simon Wijnands in den herd, bij zijn vrouw en zijn kind, in hem was nu al de stuwende beweging gekomen, die hem voort zou jagen, de vaart, die de rust bande van den vloer. In zijn oogen en in zijn handen had hij al de onderscheiding van den man die gaat, tegenover hen, die achterblijven alleen in den voortgang van den tijd. Simon Wijnands, diejen man, hij was dapper, hij gaf troost en moed en stelde gerust mee onbeholpen woorden. Hij had gehoord, dat het niet voor lang zou zijn en hij zee dat tegen zijn vrouw, dat hij gauw weer v'rum zou komme. Hij zee: ik hoef niet den oorlog in. Hij zee: we worre alleen maar opgeroepen tegen dat er oorlog zou kunnen komme. Maar er kwam ommers geenen oorlog. Zijn vrouw snoot haar neus in haren scholk. Zij pakte zijn onderdinge in. Ze pakte er een pak tabak voor hem bij in. Ze zee: - Ik doe er tabak bij.
Ze stond daar en hield den pak tabak vast mee d'r vrouwenhanden. Simon zee:
- Da's goe.
Een vrouw denkt om zoo'n dingen. Ze denkt om andere dingen ook. Simon Wijnands weet, dat er eenen lieven Heer is, maar hij is niet zoo scheiterig, dat ie lijk als de kwezels doet. Simon Wijnands zijn vrouw geeft haren mensch een scapulier en zij geeft hem een medaille van onze lieve vrouw van het heilig hart. Daar staat op: Maria, die zonder zonden ontvangen zijt, bidt voor ons, die onze toevlucht tot u nemen. Simon Wijnands zijn vrouw zegt:
- Die moete ge altijd bij oe dragen.
D'ren mensch, nee, hij kent geen weekheid en zijn ruwe handen vouwen zich niet gemakkelijk en niet sierlijk. Hij pakt den scapulier en de medaille en hij bromt een woord. Zijn vrouw zegt, dat hij ook zijn plichten zal waarnemen, gindswijd. Gindswijd, zegt ze. Simon bromt opnieuw