Joh. de Meester Jr.:
Over volkstooneel
DE kracht van het nieuwe tooneel, dat zich in Vlaanderen bezig is te ontwikkelen, ligt voornamelijk in de maatschappelijke rol die het te vervullen heeft, in zijn partijdige subjectiviteit, in zijn populair karakter en zijn afkeer van individualisme, intellectualisme en artisticiteit, en in zijn practische organisatie, die het in bijzonder contact brengt met publiek, met die wondere gemeenschap: het Vlaamsche volk.
Ik geloof niet in toekomst-tooneel.
Vanaf het oogenblik, dat een schrijver of regisseur de hedendaagsche realiteit loslaat en gaat werken voor een gedroomde toekomst, wordt zijn kunst even waardeloos, als die van den passeïst, die nog steeds in het verleden leeft. Tooneel moet actueel zijn: ‘the brief chronicles of the time’.
Hoe komt het, dat Schnitzler, Shaw en Pirandello ons niet meer boeien, zelfs niet daar, waar zij boven hun individualisme zijn uitgegroeid tot: ‘chronicles of the time?’ Omdat een oude courant slechts mettertijd weer belangwekkend kan worden; het ochtendblad van eergisteren interesseert niemand.
Waarom is het werk van puristen en neo-plasticisten on-tooneelmatig? Omdat zij reeds een harmonie (meenen te) hebben gevonden, op een oogenblik dat de wereld in volle disharmonie verkeert. De beeldende kunstenaar kan in zichzelf het universum vinden en in de harmonische rust van zijn atelier zoeken naar een bovenmenschelijke schoonheid. De tooneelkunstenaar, die nooit individueel maar steeds collectief werkt, weet dat het aardsch paradijs verder af is dan ooit en dat kunst ontstaat uit het dualisme van God en duivel.
Wij vragen een tooneel-kunst, die voluit staat in het leven van vandaag. Het is mogelijk dat we eens zullen komen tot een tooneel van alle tijden. Waarschijnlijk zal elke spontane, zuivere kunst zich op den duur verdiepen en eenige blijvende waarde krijgen. Maar 't is nu nog niet het oogenblik, een klassiek theater te bouwen. Het tooneel is nog in een periode van woningnood. Het gebouw dat wij vragen zij desnoods een voorloopige improvisatie, als het ons voor vandaag maar dienstig kan zijn.
Een dergelijk gebouw kan nooit de verwezenlijking zijn der droomen van een enkelen, zelfs niet van een universeel zienden kunstenaar. Het wordt gebouwd met het goedkoopste, het dichtst bij de hand liggend materiaal, door ombouw van een markthal of cirkus. Het groeit uit het bestaande en zijn vorm wordt grootendeels bepaald door de omstandigheden.
Ook in dit nieuwe theater zal de meest begaafde persoonlijkheid weer de leidende positie innemen, maar slechts indien hij zijn vereenzaming wil opgeven, indien hij zich onderdeel wil voelen, niet van een abstract universum, maar van een reëele maatschappij. Hamlet blijft de meest actueele tooneel-figuur, maar wij zien in hem niet meer den eenzamen geestes-aristocraat, maar den man, die onmiddellijk en intens reageert op het onzuivere in zijn omgeving. Die de oude wereld veroordeelt, zelf nog te zwak is om als nieuwe leider op te treden, maar den weg bereidt voor Fortinbras. Het nieuwe tooneel staat onder de vlag van Fortinbras, de harmonische vereeniging van idealisme en werkelijkheidszin. Het is onze werkelijkheidszin, die ons op dit oogenblik doet voelen, dat geen tooneelkunst waarde kan hebben, die niet leeft, voor en door de groote massa. Hoe komen wij tot een universeel volkstooneel?
Allereerst moeten wij trachten de juiste verhouding te bepalen tusschen tooneel en realiteit. De kunst zal altijd blijven een hoogere vorm, een synthetische weergave van het leven. Maar de onderlinge verhouding van kunst en leven wordt door onzen mechanischen tijd gedemocratiseerd; er is meer contact tusschen beiden en daardoor meer wisselwerking. De werkelijkheid wordt, onbewust, kunstvoller; de kunst zoekt, bewust, nieuw leven te putten uit de realiteit.
De constructeur wordt, door de wetten der mechanica en de eischen van zijn clientèle, gebracht tot steeds zuiverder, doelmatiger vormen, die soms al het rhythmische evenwicht hebben van een kunstwerk. De architect bouwt, uit artistieke overweging, zuiver constructief en bant alle decoratieve fantazie.
De fotografen beginnen interessante resultaten te verkrijgen nu zij hun artisticiteit opgeven en naar nieuwe technische mogelijkheden zoeken; jonge componisten schrijven voor Pleyola (niet om pianistische moeilijkheden uit den weg te gaan, maar) hopende tot een absolute, sentiment-looze muziek te komen, onafhankelijk van persoonlijke interpretatie.
En welke andere gevolgtrekking kan men maken uit de schijnbaar nuchtere, maar in waarheid zwaar-levende, dynamische gedichten van Cendrars, dan dat ook voor hem de exacte