Herman van den Bergh:
Uit een studie over Slavische volksdichtkunstGa naar voetnoot+
WAARDOOR alle Slavische volkszangen versnoerd zijn, dat is de vreugde in gezang en dans. Het oude woord van den slavus saltans, den dansen den Slaaf, is niet zinledig: de Bulgaar heeft zijn ‘horo’, de Serviër zijn ‘kolo’, de Wend zijn reidans, de dansvloer geldt als wieg van het Cechische volkslied, en op honderd beproefde wijzen draait de Pool met zijn Poolsche rond.
Veel is den Slaven gemeen, veel verscheiden. Ligging en historie gaven elk der Slavische volken eigen cachet. Bij de Cechen hebben westelijke invloeden het aloud-eigene sterk teruggedrongen; bij de Polen zijn onder invloed van het avondland en van het kunstgedicht strofe en rijm het volkslied binnengekomen, en op de volkspoëzie der Slovenen is de afschaduwing merkbaar van de Duitsche buurschap in de Alpenlanden. Hoe zwakker daarentegen de civilisatie van het Westen een Slavisch volk bescheen, des te kostelijker schoot de bloesem van zijn volkslied uit, zooals bij de Russen en bij de Slovaken, maar meer nog bij de Balkan-Slaven, wier zielshou ding grif aannam veel van wat de Byzantijnsche cultuur en de Osmaansche heerschappij hadden te geven.