Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 2(1927)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 178] [p. 178] Nine V.D. Schaaf / Eenzaamheid Ik was daar eenzaam waar ik liep naar zee, Die 'k hoorde ruischen daaglijks, elke dag Maakte'ik een afspraak met de blonde kust Van komen en vervuld zijn, elke dag Liep ik langs blanke muur waarachter velden gloeiden En sliep in duistere zang en leefde zonder heul Dan van het verre en duistere dat tot sprook vervloeide. Toen was ik eenzaam en ik zag in al mijn Eilanddagen 'n schip dat vroolijker, sneller liep dan ik, Dat bracht het goed van 't vastland daagsch, keerde gezwind Ik hoorde vaak een vroolijk snel gesnap Van vrouwen die op nieuws belust haar drift vermeldden Als ik als eenling kwam van aldaagsch' stille kust. Ik wist de luim van 't scheepje' in storm en luwen Wijl ik de ruchtbaarheid van mijn verlangens schuwde En droomde' een heuchlijk lot en liep in droom geboeide Langs bloemenwei en zee en had geen lijf dat bloeide. Het veldpad en het duinpad viel mij licht En niet bezwaarde mij d'eindlooze herhaling, Menschen beklemden en ontrustten mij, ik wist De weg niet in de sfeer van mijn gezellen En van hun dagen schuwd' ik d'eindlooze herhaling, Nochtans begeerd' ik soms te leven in hun zijn, Het leek eenvoudig en het was mysterie, Al wat gezegd, gedaan werd, al 't begeeren, Ik liep in weemoed soms nabij als 'n vriendlijk licht Uit hart en hemel 't eendere pad bestraalde En sprak en hoorde en dacht: het is eenvoudig, Tot van de zieledeur iets openviel en 'k schouwde Een donkere zee waar ver de bakens vonkten. [pagina 179] [p. 179] LODEWIJK BOSCH / BOËGE (Ets) Vorige Volgende