moet zijn. en dat er daarbuiten geen vaste regels bestaan. - Maar dit kon niet geschieden, voordat het heerlijkste menschenwezentje, de kleine Hedwig, op het harde altaar-der-problemen geofferd is, nutteloos, dom en dwaas, roekeloos en dilettantisch. - Wie hooren kan, hoort achter dit vreeselijk offer de diepste snik van Ibsens werken.
't Zou kunnen schijnen, dat wij Ibsen hier wilden overleveren aan de moderne minachting, die glimlacht over zijn problemen en die zijn stukken stijf gewichtig acht. Wel zeer het tegendeel bedoelen we! Want laten de moderne menschen wellicht beter bewust zijn, laten zij niet meer zoozeer in twijfel zijn omtrent enkele essentieele levenswaarden in henzelf, dit is dan ook het eenige dat zij op Ibsen voor hebben: dit machteloos eclectisme. Dit eclectisme kan glimlachen om de polemiek tegen Nora, - maar wie zou durven vergeten dat de polemist tegen deze Nora terzelfdertijd die Nora schiep, en wie na hem schiep zulk een vrouwenfiguur, wie na hem houwt met deze groote eenvoudige houwen groepen als Nora, als de Wilde Eend, Rosmersholm uit de weerbarstige materie des levens? - Om zijn denken te verbeelden, riep Ibsen onophoudelijk de figuren op, die hij noodig meende te hebben, en deze figuren begonnen soms hun eigenzinnig leven te voeren en hun schepper levend te weerspreken. Zoo voelen wij Ibsen. Vader van een vreemd volk van menschen, - vele leege en bleeke gedachteschimmen zijn er bij; enkele andere groot en diep van aanleg maar slechts ten halve uitgegroeid, ten halve maar wezenlijk gemaakt, enkele andere schouderhoog gegroeid, de onvergankelijke statuen waarin het moderne leven zich dramatisch heeft gemonumentaliseerd. De gewichtige Ibsen dus afschaffen? Wel zeer het tegendeel: terug naar Ibsen, terug naar de wezenlijke stukken van Ibsen: de Borkman, de Rosmersholm,