| |
| |
| |
A. Defresne /
Valsche bankbiljetten
Tooneelspel in drie bedrijven
Een tooneel uit het eerste bedrijf, waarin de minister van Financiën, Dr. Heertieg, den directeur der Rijksdrukkerij, Steving, overhaalt aan de vervalsching der bankbiljetten mede te werken.
Het spreekt vanzelf, dat de heer Steving met zekere tact behandeld moet worden. Ik vertrouw, dat de heeren dit aan mij over zullen laten.
Hoe wil je het aanleggen?
Ik weet het niet! Hij kent mij sinds mijne jeugd. Hij was goed bevriend met mijne ouders. Ik weet het niet! Ik weet het niet!
Hij wandelt heen en weer, kijkt op zijn horloge. Leon weet niets anders te doen dan de tango te fluiten. Adler kijkt vragend naar Leon, die dan de schouders met een glimlach optrekt.
Dan verschijnt STEVING in de fond-deur. Kaal hoofd, gekleede jas, handschoenen, hoog boordje, goudenbril. ca. 65 jaar.
(gaat naar hem toe, klopt hem op den schouder, geeft hem een hand en leidt hem naar binnen):
Ah, goeden dag, meneer Steving, goeden dag. Komt U binnen.
(vol naif ontzag):
Excellentie.... Excellentie....
Hoe gaat het U sinds wij elkaar op de laatste vergadering van het partij-bestuur gezien hebben.
Dank U, Excellentie, dank U....
Hier, meneer Adler, kent U.
| |
| |
En dit is meneer Darouel Penard, meneer Steving. Gaat U zitten, gaat U zitten. U ziet er goed uit voor uw leeftijd.
(alvorens aan de middentafel te gaan zitten)
Dank U, dank U. Ik heb het treurige nieuws zoo even vernomen, Excellentie, ik....
(van verlegenheid half stamelend):
Dat.... dat Uwe Excellentie afgetreden is.... Ik kan Uwe Excellentie verzekeren, dat ik het ten zeerste betreur, niet om de groote dienst, die Uwe Excellentie mij eenige maanden geleden bewees, zooals hij zich misschien herinneren zal, maar omdat het mijne vaste overtuiging is dat 's lands belang....
Ik sta ten opzichte van 's menschen onbaatzuchtigheid zeer sceptisch, meneer Steving. Toen ik U eenige maanden geleden tegen den wil der oppositie handhaafde, deed ik dat niet om U persoonlijk of omdat U van de partij is, maar omdat ik U de goede man op de goede plaats vind. Ik deed niet meer dan mijne plicht, hoewel Uw leeftijd tegen U pleitte. En als de sociaal-democraten U binnen een maand of wat ontslaan, doen ook zij niet meer dan hun plicht. Uw persoon telt niet mee. Op uw leeftijd is men volkomen afhankelijk van het politieke inzicht, dat zegeviert. Ik vind het dus onkiesch van U om mij met uwe dankbaarheid persoonlijke of partijmotieven te willen aanwrijven.
(in volle verschrikking)
Excellentie.... ik.... U.... ik....
(wandelt):
Nee, nee, het spijt mij zeer, Steving, dat gebleken is, dat jij als mede-bestuurslid der partij en nog wel in zoo'n verantwoordelijke functie als secretaris, in zekere mate als collega dus, bij de eerste woorden over mijn aftreden zoozeer de
| |
| |
persoonlijke tendenzen.... Het spijt mij meer dan ik je zeggen kan.... vooral nu, nu ik alleen menschen in verantwoordelijke betrekkingen naast mij hebben kan, wier onbaatzuchtigheid volstrekt onbesproken is, wier trouw aan onze beginselen boven iedere twijfel verheven is, wier aanhankelijkheid aan land en partij eer tot martelaarschap dan tot individueele overwegingen aanleiding is.
(verdrietig, met iets smeekends):
Uwe Excellentie beoordeelt mij onrechtvaardig.... ik.... ik ben zoo aan de beginselen gehecht als Uwe Excellantie maar wenschen kan.
(met een moedelooze zucht):
Het kan zijn, Sieving, het kan zijn. Ik ben zoo moe, zoo erg moe....
(gaat moe op een stoel tegen de muur zitten, met het hoofd in de handen)
Zoo heel erg moe....
(geschrokken):
Excellentie....!
LEON en ADLER doen een stap in zijn richting.
Als de heeren willen gaan zitten.
(alvorens te gaan zitten):
Ik zou dit nog graag willen zeggen, met Uw verlof Excellentie en op gevaar weer verkeerd begrepen te worden, ik heb mijn heele leven lang het land en de partij met mijne beste vermogens gediend, al waren mijne krachten bescheiden. En ik zal dat blijven doen. Maar voor alles Excellentie heb ik voor U persoonlijk.... en werkelijk niet om die dienst, Excellentie.... ik.... uh.... ik....
(gaat bij hen zitten)
Het is goed, directeur Steving, het is goed. De heeren weten, dat ik al mijne krachten ingespannen heb om het land de economische moeilijkheden te doen overwinnen. Als eenige middel daartoe zie ik verhooging der productie, der inkomsten en vermindering der uitgaven, der sociale wetten. Ik heb 's rijks uitgaven verminderd door weigering van loonsverhooging, werkeloosheidsuitkeering en ouder-
| |
| |
domsrente. Ik heb de tien-urige werkdag ingesteld en onze fabrieken en banken vaak met overmatig veel geld gesteund. Ik heb dit gedaan, omdat deze beide factoren onze productie verhoogen en ons in staat stellen onze plaats op de wereldmarkt te herwinnen en aldus een lageren levensstandaard te verwekken. Het gaat om een sluitend budget, om een gunstige handelsbalans. Het is duidelijk dat ik voor geleidelijke en tegen plotselinge stabiliseering ben. De faits et gestes van onze groote fabrieken en banken zijn op het oogenblik ingesteld op de wisselende koersen en eene plotselinge vastlegging van deze kan geen ander gevolg hebben, dan tallooze faillisementen, ontwrichting van onze heele industrie, omdat de markt-verhoudingen niet zoo op slag en bij wet te regelen zijn als de waarde van het geld. Het inzicht der arbeiders reikt niet verder dan de waarde van hun wekelijksch loon. Ter definitieve vaststelling daarvan zijn maximumprijzen en stabiliseering zoo vlug mogelijk het eenige middel. Aldus worden 's lands belangen voor jaren in de toekomst opgeofferd ter beantwoording der vraag: ‘Wat kan eene arbeidersvrouw aanstaande Zaterdag voor het loon van haar man koopen?’
Een volmaakt débacle voor minstens de helft van onze groote ondernemingen.
En waar de arbeiders op hun beurt toch ook weer de dupe van worden.
Hoe kan het anders. Het intellect der arbeiders wordt gekenmerkt door het feit, dat een straatplaveier het leggen van drie keien minstens even belangrijk vindt dan het maken van een groot kunstwerk of het ontdekken van de kanker-bacil.
Hoe het ook zij, het onvermijdelijk gevolg zal precies het tegenovergestelde zijn van wat ik trachtte te bereiken. Het rijksbudget met 100 %
| |
| |
verhoogd, na de twee eerste maanden, de inkomsten, door het ten voordeele der arbeiders fnuiken onzer kapitalistische ondernemingen, evenredig verlaagd, daarom roekelooze bezuiniging en daardoor slecht bestuur, hetgeen geweten wordt aan partij-zucht, daarom ontslag op groote schaal onder de anti-sociaal-democraten. Dat is geen doen, dat is een gedaan worden. Tallooze faillesementen, nog talloozere werkeloozen, een chaos, waarin niemand na twee maanden een uitweg zien zal en die onherroepelijk tot ondergang van jaren voert. Maar aan den redeloozen eisch der massa is voldaan en de stembus garandeert het salaris der bedervers.
Een misdaad, een misdaad.
Waarde Steving, die menschen doen net zoo goed als wij datgene, dat zij meenen dat het beste is. Er is alleen dit verschil, dat wij het nog beter weten. En nu kom ik aan de quintessence van ons onderhoud. Hij, die het het beste weet, heeft de plicht het ook het beste te doen, zelfs tegen den wil van diegenen, die het alleen maar goed meenen. De plotselinge stabiliseering is het kwaad, dat het land onvermijdelijk ten ondergang zal voeren. Dat kan en wil ik niet laten gebeuren.
Er heerscht eene beteekenisvolle stilte.
(heeft eerst Adler, dan Leon aangekeken):
Maar Excellentie onze partij beschikt niet over zetels genoeg om een eventueel saneeringsvoorstel af te stemmen.... Uw kabinet was een minderheids-ministerie. En daarbij zou de bespreking van iets dergelijks op eene bestuursvergadering thuis hooren en niet in tegenwoordigheid van vreemden.... Hoe meent Uwe Excellentie....
(staat op)
Ik wil de geld-waarde deprecieeren en de stabiliseering te niet doen.... door
| |
| |
Naar een teekening van W. Heskes.
A. DEFRESNE.
| |
| |
drie dagen na de saneering.... 120 millioen op de markt te brengen....
Ja maar, Excellentie.... voor de uitgifte daarvan is een kamerbesluit noodig en zij zullen nooit..
Ik wil dat doen.... zonder kamerbesluit.
(schuift zijn stoel achteruit):
Dat.... dat is onmogelijk, Excellentie.... dat is tegen de wet.
(kijkt hem vast aan, de anderen zitten roerloos).
(staat op, in groote verschrikking):
Het zouden.... valsche bankbiljetten zijn,.... Excellentie.
Geen kwestie van.... Ze worden op de rijksdrukkerij gedrukt met de echte cliché's.
(in heftige angst en verdriet, achterwaarts naar de deur):
Dat kan het land niet van me eischen, Excellentie. Dat kan niemand van me eischen. Ik ben een oud man. Ik heb altijd mijne plicht gedaan.
Dat weet ik. Daarom heb ik U destijds gehandhaafd. Daarom zal ik U, als ik na twee maanden in de regeering terugkom, weer handhaven. Ik heb U aangezocht, omdat ik meende, dat U ook uwe plicht zoudt doen als van martelaarschap meer te verwachten is dan promotie.
(bijna huilend):
Zijne Excellentie vergist zich door voortdurend op mijn ontslag te zinspelen. Ik ben geen slecht mensch, Excellentie. Als.... als... U nu nog met goud dekken kon....
U mag dan geen slecht mensch zijn, in alle geval is U dom. Die dekking is wettelijk 8 % der nominale waarde. Die dekking baseert op de fictieve waarde van het goud. Als morgen het bericht komen zou, dat men tien nieuwe goudvelden ontdekt heeft, is die dekking van U volkomen waardeloos. Waarmee dekt U dan? Heel het volk....
| |
| |
Nee, nee, ik doe het niet. U mag niet aandringen. Ik ben een eerlijk man. U mag me dat niet aandoen, Excellentie. Ik hou zooveel van Uwe Excellentie. Ik heb U nog gekend als kleine jongen. Ik ben zoo blij geweest, dat U zoo'n mooie carrière maakte. En daarom mag u me zoo iets niet vragen. Ik ben zoo verschrikkelijk bang voor dergelijke dingen. Ik heb me nog nooit iets van een ander toegeigend. Een keer een sigaar, meer niet, Excellentie, laat me gaan. Ontsla me dan maar, maar laat me gaan.
Het gaat hier om den ondergang van alles. De partij eischt niet....
Ook het volk kan zoo iets niet van me willen.
Het volk eischt ook niet.
(blijft roerloos staan, het is of alleen zijn oogen nog leven, die vol tranen komen)
.... O.... Excellentie....
(gebroken oud):
Ik ben een oud man.... Ik heb niemand op de wereld.... ik heb U.... Het is goed, Excellentie.
(na een kort satanisch lachje, brengt plotseling de hand aan zijn hoofd, tast naar een stoel en zakt in deze).
LEON en ADLER doen verschrikt een stap in zijne richting. Steving snelt op hem toe.
Wat is er, Excellentie, om Gods wil, is U ziek?
(mild):
Ik geloof, Steving, dat jij een van die zeldzame menschen bent, die.... men goed noemen kan.
|
|