- Ik zal op je drinken, onschuldige jongeling, maar je lodderoogen bevallen me vandaag niet. Waarom zeg je dat je moeder is gestorven?
- Ben je bijgeloovig, Jeanot?
- Niet zoo erg als een Rus.
- Zie je die vrouw daar zitten, schuin achter je? Kijk even om.
Ze deed het, en haar gezicht drukte onverholen minachting uit. - Mijn beste, het is erger dan afschuwelijk.
- Ja. En die vrouw heeft het me verteld.
- Die vrouw? heb je,.... heb je haar gesproken? ken je haar?
Hij schudde zijn hoofd. Ze is binnen gekomen, toen wij aan het dessert begonnen. Ze is opzettelijk niet al te dicht langs je heen geloopen, - maar ze heeft me gezegd dat mijn moeder vandaag gestorven is. Hij vermaakte zich heimelijk met den kleinen schrik in haar oogen.
- Je bent niet wijs.
- Goed; drink eens uit; ik dacht dat je weg wilde.
- En jij?
- Ik blijf hier zitten, misschien hoor ik nog meer.
- Maar het kan je toch niets schelen.
Hij antwoordde niet, en weer vielen zijn zware oogleden naar omlaag. Hij hoorde nieuwe gasten binnen komen, en ook zette de muziek in, een piano, een viool. In zijn jeugd had hij van muziek gehouden, en altijd kwam er weer iets bij hem boven, een zucht tot genieten, tot oordeelen ook.
Maar het kan je toch niets schelen, had Jeanot gezegd. - Neen, och, hij was niet anders meer dan zij, - hij zag zichzelf in haar terug. Dat moest ze niet hooren, de mooie cocotte. Hij schamplachte even.
- De muziek is slecht, zei hij.
Ze trok haar donkere wenkbrauwen omhoog. - Waarom? ze is altijd hetzelfde.