Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1(1926)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 154] [p. 154] Victor E. van Vriesland Drie samenspraken over de aandoeningen der liefde (woorden en antwoorden) Eerste samenspraak Verzonken. - Verborgen. - Blijvend. - Zwijgend. - Verbonden. - Roerloos. - Eigen, zoo eigen. - Onvertaalbaar in stroomend leven. - Geweten stilstand rustend in zich. - Seinen die wij nimmer ontvangen kunnen. - Nimmer vertolken in deze woorden. - Verstoord en vervalscht en uiteengeslagen.... - Blauw verwaait vonkengespat in den nacht. - Gedicht noch gedachte noch staamling van dronken Vervoering. - Alle zijn oud en versleten. - Zij worden onecht uit het kerngebied tredend. - Iets wordt verwrongen. - Geen brug is nu meer. - Berustend onttogen aan platte verwarring. - Even verhoogd maar voorgoed geborgen. - Gered en verzekerd voorbij de menschen. - Voorbij het ik en de wanhoop gewend. - Rond kern van het zelf deze kluis geklonken. - Eer en zegening, zin en waardigheid Van dit verloren-zijn. - Vlak daarneven, Daaronder, daarachter, daarin is God. [pagina 155] [p. 155] - Duisterder, stiller, dieper geloken dan nachten. - Gesmoord en met doove kracht teruggeweken Naar binnen. - Kuisch en beschaamd, wil het zich weten Bekend in het donker en niet bekeken bij licht. - Geheim, begraven verder beneden dan mijnen. - Niet moeizaam naar boven te delven of uit te boren. - En toch soms ineens en regelrecht aanwezig. - Onverwacht. - Goedertieren. - Eenvoudig en hier. - Maar wee de gescheidenheid en het dorre wachten Op een onmogelijk teeken.... - De eindlijke fanalen, Troostend, zuiver, vernieuwend. - Wee het moedeloos lange Wijlen.... - En dan keeren, alleen en stom.... - Alleen en bitter, den eigen adem vervloekend. - Zonder ander geloof dan een onvast herdenken. - Zonder andere wil dan een grondloos vergeten. - Zonder ander hart dan een eeuwige dorst. - Zingende stem die ik nu wel niet meer zal hooren, Klaag niet! Zijn wij niet in elkander herboren? - Uit levende bron welt het aldaaglijks naar voren; Als ik daaruit drink dan zijt ge me niet meer verloren. Tweede samenspraak - Onbeschrijfelijk gebonden. - Onnavolgbaar blijgeestig. - Droefgeestig. - Groot-oog. - Zuiver-oog. - Zee. - O ongerepte Berustende ziel. - Scherp overlangs de geduchte bevliegingen [pagina 156] [p. 156] Gered en ingekapseld tot hier. - Wijs wetende en zelf-gegeve - Onttrokken aan de macht van woord en beeld. - Verblijdenis: ieder voor zich en wij alleen voor elkander. - Klaar, onvoorbereid en sprakeloos direct als muziek Uw peillooze glimlach. - Maar het vleesch is zwak. - Nieuwsgierig. - Geteisterd. - Heerschzuchtig. - Ontluisterd. - Plichtmatig. - Smaad en terugval. - Nooit is genade te vinden Op het verzekerde bergplateau: ik woon beneden De hoogvlakte; ach, daar zijn alle verten kleiner. - Maar toch: ons vanzelfsprekend weten aan elkander, Meer nog aan wat ons vereenigt, weergaloos verzengd En onvoorwaardelijk, vernietigend Overgegeven. - Weggeschonken. - Verspild... - Helaas, niettemin nog onmetelijk ver van oogelijk heelhuids Ontmoeten. - Onmogelijk hopen. - Hier hokt een dwaas Vruchteloos, traag bevangen talmen. Waarom? Waartoe? - Dien avond... - O lauwe tranen van spijt. - Herinner jij het je nog? - Manshoog tarwe ving fletsgroen nog wat zonlicht. - Glycine en waaiervormige takken tegen het muurtje. - Uit onaangeroerd en beschut en zedig gebied Zongen kinderen meerstemmig over de velden. - Eendere weerkeer van seizoen en wedervaren In het eendere menschenhart. - Herinner jij het je nog? - Hoe vredig, (nu weet ik het), begon 't overnieuw, Kon leven zijn. - Ineens zichtbaar thans te overpeinzen. - De herfst komt. - En de wind heeft het weggevaagd. - Voorbij... - (Sluit de vensters op 't westen.) - Ik blijf u gedenken [pagina 157] [p. 157] Eeuwiglijk. - Eeuwig. - Was alles eenvoudiger niet Dan wij wisten? - Te laat. - Te laat!! - Te laat voor ons. Derde samenspaak Gekreukt door 's werelds open wanbestel Dat zich herhaalt in duizend aangezichten, Zie mijn vergeten vervoeringen zwichten Naar vlakke spijt van een te laat vaarwel. - Gegroet, vennoot van lijden en van schande: Wij zullen niet meer aan elkander stranden. Verwoest zijn de verleden dagen. Laat Uw stem niet meer, boven mijn dolen, juichen. Voor mij ook vruchteloos de zoete en vuige Herinnering aan uw verbleekt gelaat. - Ik zeg adieu, leeg teeken uit een leven Waarvan me een naam nog maar is nagebleven. En toch, ik blijf aan uw vastheid gebonden, Samenvergaderd tot éénzelfde bloed, Gespitst op uw verwaarloosd en voorgoed Opgelost beeld, van stilte zat, verzwonden. - En toch, onze betrekking blijft van kracht, Raadselig seinlicht in den laatsten nacht. [pagina 158] [p. 158] Voorwaardelijk uitzicht Maar ondervangen door een denkgewoonte Anders dan uit een nog te kennen wezen U te benadren waar de vlagen licht en Vergetelheid strijken langs vlakke zeeën. Ik zou vergeten dat ik zooveel jaren Vlakbij het ver gezochte samenkomen Roekeloos overhelde tot het donker Verliezen van wat geen bezit kon borgen: Groei en verandren, en het eender wachten Naar wisseling, wanneer de dagen kortten En eenzaamheid zich als een nevel spreidde Op den verlaten tuin achter mijn raam. Vorige Volgende