Een nieuw liedt-boeck, genaemt het Enchuyser bot-schuytjen
(1681)–Anoniem Nieuw liedt-boeck, genaemt het Enchuyser bot-schuytjen, Een– AuteursrechtvrijStemme: Baillet de Montrey.1.
SChoon Isabel hoop van mijn leven,
O schoon Godin!
Ghy zijt die ick mijn hert en ziel wil geven
Uyt een suyver Min:
Ach Lief wilt my voor slaef ontfangen;
kent my voor u vrint,
U Trouw aen my verbint.
Want mijn ziel haer verlangen
In u schoonheyt vint.
2.
Ionghman staeckt doch alsulcke reden;
'k Verwonder my,
Dat gy my toonen komt u trouwigheden,
| |
[pagina 66]
| |
Door dit nieuw gevry:
Ick ben een Mensje jongh van Iaren,
't Is noch veel te vroegh,
Dat ick met u vervoegh,
Laet ons den tijdt wat sparen,
'k Ben noch jongh genoegh.
3.
Waerom doch Lief mijn uytverkoren,
Daer ghy wel weet
Dat ick heb aen u mijn Trouw gesworen
Met een vasten Eedt
De Son en Maen die sijn getuygen
Van mijn trouwe min,
Ach ach mijn Engelin,
Daer ick my niet voor buyge
Als voor een Godin.
4.
Verlaet doch al dit cortiseren,
Dat my benouwt,
Want ick en kan doch niet resolveren,
Om te zijn getrouwt:
Zijt ghy met Liefde overgoten?
Soo vliedt ick van u,
En segh u vrient adju:
'k Wil met mijn speel-genoten
Noch wat spelen nu.
5.
Sullen de tranen van mijn Oogen
Die ick hier stort,
U steenen hert niet eens tot liefde poogen
'k Sal mijn doen te kort:
Ach schoon Princes wilt hem behouwen
Die mistroostigh staet:
Isabel toont genaed'!
Eer my door dit benouwen,
't Hert wort disperaet.
6.
Ick wort beweeght door al u tranen,
En u gesicht:
Die tot medogen hier mijn ziel vermanen
| |
[pagina 67]
| |
Met een bly genucht:
Ach Minnaer wilt u tranen droogen,
En verlaet den rou,
Mijn Liefde is voor jou:
'k Sal u genade pogen,
Schencken u mijn Trouw.
7.
Wat grooter vreugt ontfangt mijn ziele
O soet bestel!
'k Schijn in een zee van wellust hier te krielen,
Schoonste Isabel,
Mijn hert wil ick aen u bevelen,
Ach ick ben ontstelt!
De Liefde die my quelt,
Doet my van vreughde queelen,
Schoonste Hemels Beelt.
8.
Wel aen laet ons de liefde houwen,
Noch wat geseilt;
Binnen een maent sullen wy t'samen trouwen,
Soo 't den Hemel wilt:
Siet daer, mijn Trou wort u geschoncken
Minnaer weest gerust.
Ach Isabel wat lust,
Ick ben van Liefde droncken,
Lief noch eens gekust.
|
|